Hoe een „Baar" naar Holland schreef Maandag, 16 Juni, 7 uur 's morgens. Gelukkig heb ik nu eindelijk gelegenheid mijn brief te vervolgen, 't Is wel niet 13 Juni, zooals ik van plan was, maar 3 dagen later. De molen heeft gisteren n.l. den geheelen dag gestopt, omdat er aan gerepareerd moest worden. Het gevolg daarvan is, dat het riet, dat eergisteren is aangevoerd, moest blijven Oude suikerfabriek van omstreeks 1885 beien. De slager uit B. (ons stadje), wien ik daar naar vroeg, vertelde mij, dat hij al 1200 gewonnen had. Om 8 uur was er een diner in de fabriek voor het Europeesch personeel der onderneming en de Inlandsche Ambtenaren uit de omgeving, met wie we dikwijls te maken hebben. Om 7 uur zaten we allemaal met den baas, v.N. (die zooals ik U schreef dadelijk na zijn terugkomst in Indië bij zijn vriend R. is gaan logeeren), en den administrateur van een naburige fabriek, die onder dezelfde directie werkt als wij, en bovenbedoelde Inl. Hoofden om de groote kletstafel te paiten (bitteren). Ik heb met alle Wedono's, Assistent-wedono's Djaksa's en Mantries „Slamat Toean Baroe" (welkom voor den nieuwen meneer) gedron ken, zoodat ik niet bepaald meer geheel nuch ter was. Deze Hoofden worden beschouwd als met ons geëmployeerden op één lijn te staan, en kon ik merken, dat de omgang van enkelen onzer met sommige Inl. Ambtenaren bepaald vriendschappelijk was, wat op zoo'n fabriek van veel nut kan zijn. Er zijn zeer hof felijke en beschaafde lui bij, ja, de meeste zijn dat. Ik heb toen met den Wedono van ons district zoo goed en zoo kwaad als het ging, een Maleische boom opgezet, tot groote pret van den baas. Met het Maleisch kan ik best opschieten, die taal valt me erg gemakkelijk, en kan ik mij reeds verstaanbaar in uitdruk ken, waarover de baas zich verwondert, en mij maar vraagt, waar ik dat toch vandaan gehaald heb. Madoereesch daarentegen is een moeilijke en eigenwijze taal; ik ken er „al" zoowat 6 woorden van, maar het is toch noodig, dat ik die leer spreken. Enfin, om 8 uur gingen we aan tafel, en zat ik gelukkig naast den Mantrie die goed Hol- landsch spreekt. Hij vertelde mij, dat hij 6 jaar op de Hollandsche school was geweest. Zijn broer, de Djaksa (Inl. Officier van Justitie) is in Holland geweest, en wel op de H.B.S. in Amsterdam, onder den naam van Jacob. Het diner liep ten einde, nadat door een onzer bruine broeders gespeecht was in het Maleisch, welke speech door P. den oudsten employé in dezelfde taal werd beantwoord. Ook de avond was onder fuiven gauw om en had ik heel wat nieuwe indrukken opgedaan. (Wordt vervolgd) Brief van een 19-jarig jongmensch, dat kort tevoren (in Mei 1890) in lndië voet aan wal ■zette, en op zijn bestemming een suiker fabriek op Java is aangekomen, aan zijn ouders in Holland. Suikerfabriek ST12 Juni 1890 Lieve Vader en Moeder, In mijn vorige brief schreef ik U uitvoerig over mijn aankomst te Batavia en mijn reis overland naar hier, waar ik 23 Mei aankwam. In dezen brief nu zal ik U een en ander vertel len van mijn wederwaardigheden in de eerste weken op de plaats van mijn bestemming. Dat ik dit niet eerder deed, ligt hieraan, dat het maalfeest, onmiddellijk gevolgd door het in bedrijf stellen der fabriek, mij zoodanig in beslag nam, dat er voor schrijven weinig tijd overbleef. Vooral als nieuweling moet men zich dan terdege inspannen. 't Wordt nu hoe langer hoe drukker; woog ik in het begin 2 tot 3000 picol suikerriet per dag af, nu is dit cijfer al gestegen tot 5000 picol per dag (d.i. ongeveer 200 karreladin- gen). Ik begin dezen brief nü ik kom juist van het werk, en 't is 7 uur maar ik weet niet, wanneer ik hem beëindigen kan. Uw brief, Moeder en dien van Han, ontving ik 27 Mei, toen ik nog bij den baas logeerde. Ik vond het heerlijk reeds zoo spoedig een brief van thuis te krijgen, de eerste op de plaats van bestem ming. Ik heb nu een heel stuk van Java gezien door die heerlijke binnenlandsche reis, en ik ben achteraf blij, dat we het reisplan, zooals dat, althans voor mij, in Holland is opgemaakt, n.l. overzee naar Soerabaia, hebben gewijzigd en we per spoor van Semarang via Jocja, Solo, Madioen en Modjokerto naar Soerabaia heb ben gereisd. 't Is hier prachtig, en alles is me zoo best bevallen. Ik ben nu sedert 5 Juni aan 't werk, en raak nu al aardig op de hoogte. Een paar dagen heb ik den goedang-employé bij mij gehad om mij een beetje op de hoogte te hel pen. Deze is n.l. twee jaar aan de weegbrug geweest. Het is zeer gezellig op de fabriek; 't is net een klein wereldje op zich zelf, en S.T. is bekend voor de goede verstandhouding, die er onder het personeel heerscht. Ik ben dan ook uistekend door iedereen ontvangen, en voel me al eenigszins thuis. U weet, dat ik bij H. den boekhouder in huis zou komen te wonen. Nu, ik heb daar ook reeds mijn intrek genomen. Mijn baas, de heer R. is met hem overeengekomen, dat ik hem 50.in de maand zou betalen voor de kost. Ik mag zeggen, dat ik het bijzonder getroffen heb; wij kunnen uitstekend met elkaar over weg. Hij is een lollige kerel en dan ook bij een ieder gezien, 't Is nu niet zoo precies afge past, dat betaal je en dét krijg je, maar we leven heelemaal gelijk op, en, dit had Me vrouw R. mij al verteld, 't is hier een goede boel. Den 31en Mei is hier het maalfeest begonnen, het feest ter gelegenheid van de opening van de molen. Dit heeft drie dagen geduurd en ik heb mij ontzettend geamuseerd, 't Is wel de moeite waard, U hier eens wat van te ver tellen, maar dat zal ik morgen zien te doen, want 't is nu 8 uur, en wij gaan eten, en dade lijk daarna „rotten", zooals ze hier zeggen, daar ik vannacht weer op wacht kom. Ik denk intusschen, dat ik wel eens meer zal moeten afbreken. Tot morgen dus! liggen. Nu moet dat riet eerst opgemalen zijn, voor dat er nieuw gesneden mag worden, want het mag nooit langer dan 3 dagen liggen, anders verzuurt het. Ik heb dus vandaag niets te doen, dan eenige karren blabat (gedroogd rietblad voor brandstof) te wegen, en zit ik nu op de weegbrug te schrijven. Maar nu over het maalfeest. 31 Mei, om 12 uur 's middags begon het. De fabriek was geheel versierd met groen: pisang- en klapperbladeren, vlaggedoek, gekleurd pa pier en andere fraaiigheden. Het geheel maakte een prachtig effect. Voor de ingang was een eerepoort opgesteld. De gamelan liet zijn eentoonige muziek hooren, en de wajang (In landsche comedie) stond klaar om 's avonds vertoond te worden. Op het ampas-plein (d.i. het terrein, waar in den maaltijd het uitge perste riet gedroogd wordt voor brandstof), dat de fabriek van den weg scheidt, stonden allerlei kramen met spelletjes, tombola met Russisch biljart, messengooi-tentjes, warongs (Inlandsche restauraties), en last not least: speelbanken, door Inlanders of Chinezen ge houden. 't Had veel van een Hollandse kermis, maar nog voller en drukker, want er was haast geen plaats meer om te loopen, alles stond op en in elkaar. Nu, de middag werd op de kermis zoek gebracht. In de tombola was ik zeer ge lukkig, en heb ik nog veel gewonnen voor 5 cent per worp, als: 2 reusachtige waaiers, 6 Japansche doozen en doosjes in verschillende afmetingen en vormen, 2 verlakte bitterblaad- jes, een verlakte sigarenkoker, 4 zijden zak doekjes, en een zijden slendang. Een slendang dragen alle Inandsche vrouwen, wanneer ze uitgaan in hun „pakean deftig", over den schouder; ze zien er dan werkelijk keurig uit; een zijden met goud gestikte sarong, een blauw, rood of groen zijden badjoe, en dan een slen dang, waarvan de franje dikwijls van goud- of zilverdraad gemaakt is, verder nog een grooten zilveren speld in het zwarte haar, en zilveren hangers in de ooren. Zoo waren ze dien dag bijna allen uitgerust, en wandelden zij bij groepjes op en neer, terwijl hunne respectieve mannen om de roulet gehurkt zaten, en zonder een spier van hun gezicht te vertrekken, maar met vurige oogen hartstochtelijk zaten te dob- 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 10