Marihuana en nog iets Waar gebeurd Uit de dagbladen blijkt schier dagelijks, dat het gebruik van verdovende middelen in ons land de laatste tijd angstwekkende afmetingen begint aan te nemen. En niet alleen worden ouderen, doch ook jongeren vaak in het bezit gevonden van allerlei middelen, welke tijdelijk een soort roes moeten veroorzaken. Het eigen aardige is, dat het gebruik van verdovende middelen in de meeste gevallen tot verslaving leidt, hoewel zij, die eens indicenteel dik wijls uit nieuwsgierigheid eraan meedoen, zich van het gevaar der verslaving onvoldoende rekenschap plegen te geven. Niet ten onrechte werd nog onlangs van ge zaghebbende zijde gewezen op de latente ge varen, welke o.a. aan het roken van met marihuana „gesausde" sigaretten zijn verbon den, om van opium, cocaïne en heroine nog maar te zwijgen. Nu is het schuiven van opium in ons land waarschijnlijk geen ingeburgerde gewoonte, althans niet onder Europeanen, hoewel wij onze hand niet in het vuur zouden durven steken door te bezweren, dat alle Chinezen, die vooral onze havensteden bewonen, hun opiumpijp aan de wilgen hebben gehangen. Immers, in China behoort sinds eeuwen het opiumschuiven tot de geijkte gewoonten, waar aan geen enkele Chinees aanstoot neemt. In het voormalige Ned. Oost Indië werd daar om met deze ingeburgerde gewoonte terdege rekening gehouden en was het opiumschuiven door de autoriteiten niet verboden. Er waren evenwel maatregelen getroffen, om het gebruik van opium te beperken en mettertijd geheel uit te roeien. Te dien einde was er een opium- en zoutregie ingevoerd, waaruit voortvloeiende, dat alle opiumschuivers een soerat idzin (ver gunning) moesten aanvragen, welke strikt persoonlijk was. Op vertoon van deze vergun ning konden de opiumschuivers bij de officiële opiumkit onder gouvernementscontrole, de hun toegestane hoeveelheid af toen (opium) krijgen, welke hoeveelheid verschillend was, al naar gelang van de fysieke en financiële draagkracht van de verbruiker. Want door opvoering van de verkoopprijs van het pro- dukt werd eveneens getracht het kwaad zoveel mogelijk de kop in te drukken. Wij hebben, op Sumatra vertoevend, beroeps halve wel eens opiumkitten bezocht, kale vertrekken met langs de wanden balê-balé's (rustbanken), geflankeerd door een tafeltje, waarop een pelita (olielampje) stond. Had de opiumschuiver aan het loket van de kit van de ambtenaar der opiumregie de hem toegestane ,,matd' of thailvan het heulsap, meestal in een tinnen tubetje verpakt, gekregen, dan strekte hij zich uit op de balé-balé, opende het tubetje, nam er met een ijzerdraadje een bolletje opium uit, wriemelde dat in het kleine kopje van een houten pijp, welke onge veer de vorm van een blokfluit had, ontstak die aan het oliepitje, nam 3 a 4 diepe inhale- ringen, legde de pijp weer naast zich neer en ging dromen... Wat droomde hij? Daar zijn we nooit achter gekomen. Wel is ons gebleken, dat een Chinese opiumschuiver ook met open ogen kan dromen. Zekere morgen kwamen wij op het hoofdbu reau van politie in Medan, Sumatra's Oost kust, om als verslaggever naar nieuws te infor meren. Vóór de tafel van de wachtcomman dant zat een goedaardig uitziend Chineesje op de grond. HIJ DOODDE EEN DRAAK! „Is er nog nieuws?" vroegen wij de wacht commandant, de heer Hass. „Jawel", antwoordde hij. „Ziet U die vrien delijke Chinees daar voor m'n tafel zitten? Wel, die heeft een draak gedood". „Een draak?" vroegen wij verbaasd. „Bestaan er dus werkelijk draken?" „Volgens hèm wel", aldus de politieman. „Anders had hij hem niet dood kunnen steken' Men begrijpt reeds, dat onze nieuwsgierigheid ten top steeg. En wat bleek? De goedaardige Chinees was kleermaker van beroep en had de vorige dag, rustig aan zijn werk bezig zijnde, na tevoren even aan z'n opiumpijp gelurkt te hebben, plotseling een bekende Chinese draak voor zich gezien. Zonder zich nader te beden ken, stak hij een grote kleermakersschaar met volle kracht in de borst van de „draak", die bij nader inzien... zijn Chinese baas bleek te zijn! De man was op slag dood. Nauwelijks konden wij dit relaas geloven. Maar de politieman liet de arrestant zélf nog eens het verhaal doen, waarbij overduidelijk tot uiting kwam, dat de moordenaar nog steeds in de waan verkeerde zijn volk een dienst te hebben bewezen door het uitroeien van een eeuwenoude draak, over wie hij sinds zijn jeugd zo vaak had horen vertellen... Enige tijd later moest de moordenaar natuur lijk terechtstaan voor de Landraad (Inheemse rechtbank), die, wanneer er Chinezen berecht moesten worden, was aangevuld met een Chinese adviseur en tolk. De beklaagde bleef bij zijn voor de politie afgelegde verklaring een goede daad te hebben verricht, doch werd uiteraard tot een langdurige gevangenisstraf veroordeeld, in welke straf hij glimlachend en hoofdschuddend berustte. Van een dergelijke rechtspraak scheen hij geen zier te begrijpen. FINANCIER VAN SLUIKHANDEL Het behoeft geen betoog, dat de sluikhandel in opium welig tierde, omdat het heulsap in de Chinese havenplaatsen zeer goedkoop was, terwijl de officieel via de opiumregie verkrijg bare opium nogal prijzig was. En telkens weer hadden, vooral aan boord van schepen, die Chinese havens aandeden, bij aankomst in Indië z.g. „aanhalingen" plaats, welke vaak belangrijke bijdragen vertegenwoordigden en waarvoor de leden van de opiumrecherche bijgestaan door Chinese t jent engs (recher cheurs) -aardige premies kregen toegewezen van het gouvernement. Uit ervaring wist de opiumrecherche, dat de smokkelwaar vrijwel steeds te vinden was in de Chinese verblijven en in de... kabelgaten! Van wie het spul was kwam bijkans nooit uit. Alle Chinese schepe lingen waren, wat dit soort zaken betreft, solidair en zwegen als het graf. De vraag was sedert lang: wie financiert die vrij welig tierende sluikhandel? En op deze vraag kwam eens een onverwacht antwoord. In Medan was in die jaren, waarover wij het hier hebben, een nieuwe bestuursambtenaar geplaatst een Controleur B.B. die zich tot taak had gesteld de man te vinden, die van Medan uit de grote bedragen beschikbaar stelde om afioen Sumatra's Oostkust binnen te smokkelen. Hij vond die financier en toog met gezwollen borst naar de toenmalige Gouver neur van Sumatra's Oostkust, met de medede ling: „Gouverneur, ik ben erin geslaagd de man te arresteren, die de opiumsmokkel hier finan ciert". „Wel, dat is prachtig!" riep de Gouverneur uit. „En wie is dat?" ..Dat is de Chinese consul, Lim A Kie, die ik zo juist op het politiebureau heb laten in sluiten", antwoordde de Controleur. „Wat zegt U?" riep de Gouverneur opsprin gend uit. „Dat meent U toch niet? Dat weten we allang! Laat Lim A Kie in godsnaam vrij. En maak uw excuses. Anders krijgen we nog een hoop gedonder met de Chinese rege ring...!" Zo geschiedde, tot grote teleurstelling van de jonge bestuursambtenaar, die meende een goede beurt te hebben gemaakt en weldra naar een ander ressort werd overgeplaatst, om hem tegen een eventuele wraakoefening te vrij waren. Dit historische feit is inmiddels al jaren geleden gebeurd, zodat wij nu de vrijheid nemen het aan de vergetelheid te ontrukken. „LA CUCARACHA' Al wordt ook in ons land, en dan voornamelijk in de grote havensteden, wel eens opium achterhaald, het meest in trek blijkt marihuana te zijn. Marihuana of mariguana is een Mexi caans woord, dat eigenlijk pluisje betekent. Maar dan een „pluisje" verdovend gewas, dat meestal met tabak in een sigaret wordt gerold. In de Latijns-Amerikaanse landen behoort de marihuana min of meer tot de dagelijkse ver snaperingen, waaraan vrijwel geen mens aan stoot neemt. Ja, ongetwijfeld kennen de lezers het woord ook uit de tekst van een leuk Mexicaans liedje, dat nog vrij geregeld via de radio te beluisteren valt. Wij bedoelen „La Cucaracha". Een cucaracha is een doodgewone kakkerlak. En nu kennen of kenden? de Mexicanen een aardig tijdverdrijf, bestaande uit het in een soort roes brengen met behulp van marihuana van een paar kakkerlakken, bij welk spelletje weddenschappen konden worden afgesloten door de toeschouwers. Degene, wiens kakkerlak, waarop hij gewed had, het eerst het loodje legde, was dan de verliezer. Het liedje, „La Cucaracha", dateert vermoede lijk uit de periode, dat er in Mexico burger oorlog woedde ten tijde van president Carran- za. Zijn concurrent was een zekere Pancho Villa en 't ligt daarom voor de hand, dat beider namen in bedoeld liedje worden genoemd, waarvan het refrein echter luidt: La cucaracha, la cucaracha ya no puede caminar. Porque no tiene, porque le falta marihuana que fumar. (De kakkerlak, de kakkerlak kan al niet meer lopen. Want hij heeft niet, hem ontbreekt marihuana om te roken). Wie onzer zou ooit hebben gedacht, dat een verdovend of tijdelijk opwekkend middel, stammend uit de binnenlanden van Mexico doch ook elders gecultiveerd -- nog eens een gevaar zou worden, waarmee onze samenleving thans schier dagelijks wordt geconfronteerd. Eerlijkheidshalve willen wij erkennen jaren geleden eens een marihuana-sigaret te hebben geprobeerd. Zonder gevolgen, evenwel. Want wat bleek naderhand Dat de Surinamer,, die ons voor 2.50 zo' sigaret had verkocht, geen marihuana, maar een doorzweet sprietje zee gras uit zijn hoofdkussen erin had verwerkt... Na deze ervaring hebben wij het maar bij een eerlijke pot bier gehouden. JACQ VRËKE 'n Ou kleurlingvrou of bedienste soos sij haar- self genoem het, het een sondagoggend van haar oubaas die oggend vrij gevra, sodat sij kerk toe kon gaan. Toen sij terugkom, se sij: „Oubaas, ons het tog 'n pragtige diens gehad". „In watter kerk was jij waar so'n pragtige diens was?" vra de Oubaas. „Dara in die Rooisteenkerk, Oubaas". „Maar daardie kerk is 'n Engelse kerk. Kon jij dan iets verstaan van die Engelse preek?" „Oubaas, ek het nou nie sodanig verstaan nie, maar ons het so mooi gesing". „Nou, wat het jullie dan gesing wat so mooi was?" „Oubaas, ons het gesing Kris Jan Sauers, maak jou eerste wors". (Onward, Christian Soldiers, marching up to war). 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 11