Portret van de suppletie-betaler In de werkelijk overstelpende berg commentaren op onze abonnementsprijsver hoging in brieven en op briefkaarten; op giroslips en postwissels; in alle talen en dialecten; in ernst, toewijding en scherts troffen ons enkele in het bijzonder, wie wij als volgt samengevat hebben: 1. Tong-Tong MOET blijven bestaan. Dan is een suppletie wel het minste wat we daarvoor over kunnen hebben. 2. Als jullie zegt dat het nodig is, nemen we het direct aan. Oude Vrienden In meer of mindere mate getuigen alle com mentaren hiervan en dat heeft ons niet alleen massa's goed gedaan, maar ons des te meer gesterkt in de overtuiging dat wij goed koer sen en dat Tong-Tong inderdaad de trots en ambitie representeert van de hele Indische groep op zijn best. Want ten eerste geloven wij dat geen enkel ander blad op een tariefsverhoging zoveel ongevraagde en enthousiaste aanmoediging krijgt, en ten tweede blijkt hieruit de spirit die Tong-Tong vijf jaren lang heeft helpen vooruit komen en die nog steeds onvermin derd actief gebleken is: Vertrouwen en Door zetten In een brief aan een „kandjeng besar ergens in de tropengordel (in Indië geboren Totok) schreef ik zonet nog o.m. het volgende: Wat gek dat die spirit niet sterft. En dat de Tijd blijkbaar niet uitsluitend afbreekt, maar ook continueert en hoger opbouwt en dat in zijn mooiste zin Tijd Traditie is. Nederland heeft twee tradities: de Europese en de Tropi sche. De Tropische wordt door verreweg het kleinste percentage van het Nederlandse volk gedragen, maar is in omgekeerde evenredig heid sterk en onverwoestbaar. U werkt daar in de verte op uw wijze aan het voortzetten van Nederland's Tropische Traditie en wij hier op onze wijze. En wat dus ook alweer zo won derlijk is: hoewel wij elkaar niet zoeken en tot voor kort van elkaar niets afwisten, krui sen onze paden elkaar toch en .herkennen" wij elkaar..." De heer Meyer Ranneft, met wie ik onlangs in de vestibule van ons gebouw „tussen gaan en komen" een paar woorden wisselde, zei me: „Veel mensen zien niet in wat historisch ge makkelijk te bewijzen is: dat de ideeën en daden van de minoriteiten de wereld vooruit brengen, en niet van de majoriteiten.of woorden in die geest. Wij uit de Tropen weten dat beter dan welke „kachelzitter" ook: het waren om maar één voorbeeld te noemen het handjevol stout moedige „avonturiers, en zeerovers" die de internationale wereld van vandaag openlegden. Het waren de pioniers en koppige doorzetters in Jan Oost, die de grondleggers werden van de Nederlandse wereldpositie (denk maar aan b.v. Denemarken of Polen en U ziet het ver schil!). Terwijl de majoriteit van Nederland nog zeurt over „voorbij" en „assimilatie" en „afrekenen met Soekarno" springen „Daring Dutch Enterprises" als KLM, Philips, VMF naar voren met stoutmoedige planningen. De heer Meyer Ranneft tussen twee haakjes noem ik in mijn citaten in Tong-Tong altijd voluit en met groot respect. Hij is betoel- betoel een Bapakvan ons. En van een veel groter part van het Nederlandse en Indonesi sche volk dan beide beseffen. Hij denkt langs een voor velen vreemde, maar rechte weg, en een Nederlandse weg, die startte bij Grotius en Althusius*) en gaat over die „zonderlinge koloniale dichter" Kipling rechtoe rechtaan naar een tijd, waarin inderdaad Oost en West elkander eindelijk zullen vinden. De wijze van denken van deze .Bapak"** maakt dat in Tong-Tong in één adem met de zijne en nochtans met eerlijke verbondenheid een volslagen onbekende naam genoemd kan worden van een „rare eeuwig vechtlustige Krembangan-Indo" als b.v. Wilfried Hakken berg, wiens giro'tjes en vele andere bewijzen van sympathie even regelmatig bij ons binnen komen. Ook deze „Kleine Boeng" heeft de grote en verre visie, die in duizenden gedaan ten leeft in de gevarieerde lezerskring van Tong-Tong, de visie van een minoriteit, die winnen zal! Na deze afdwaling wordt mijn keuze van bovengenoemde uitspraken over de suppletie duidelijker: de suppleties zijn druppels die deze kleine stroom die Tong-Tong heet, ster ker en machtiger maken. Dus zijn zij welkom, dus moeten zij er zijn, omdat de stroom er moet zijn. Vandaag kwam ook het briefje van de admini- Tong-Tong" is gast geweest op beide recepties: die voor de Nationale Dag van Indonesië en op de ,,Thamrin"Dat is voor ons toch wel een verrassing geweest, want ach, er waren zó veel belangrijke genodigden en „Tong-Tong" is im mers maar kleinBeide recepties hebben ons echter anders geleerd: zij waren een spontane en verheugde bevestiging van OUDE vriend schappen méér dan van reconciliatie op nieuwe richtlijnen„Het lijkt de Harmonie wel" kon ik op een gegeven ogenblik niet nalaten te con stateren en dat is wel een zeer koloniale constatering voor een uiterst koloniaal" begrip. Maar ziedaar: het wonderwas er en men voelde zich bij Chargé d'Affaires Moh. Sjarif net zo ongedwogen thuis als voorheen in Indië. Deze eerlijke en openlijke positiebepaling van Indonesië (Zij waren onze vrienden en zij zijn nóg onze vrienden") strekt het Indonesische volk tot eer en mag ons allen toch wel extra be raden op de waarde die de Indischgast nog steeds heeft voor zijn „Tweede Vaderlandalle stratie boven: „Tjalie, we staan op 10.001 (We hebben namelijk altijd alleen maar tegen de 10.000 aan gezeten met de gratis gon- tjengers overigens makkelijk20.000,hoor!). Nu spotten velen: „Adoeh, ééntje boven de tien duizend en dan al blijMaar wij zijn met 1 sadja begonnen en gekomen bij de 10.000. En van de 10.001 gaan wij even hard teroes poekoelend (de suppletie-commentaren zijn het bewijs!) nóg verder. We zijn uit de gene ratie van hen die dachten (en déden!): nog één zeemijl verder, nog één rintis verder... eentje maar... en continenten werden ontdekt en opengelegd! Poekoel teroes, Kinderen uit het Morgenland, wij zeilen de Avond voorbij naar een Nieuwe Morgen als wij blijven wat wij zijn: Trouw, Branie en Ondernemend! T. R. Grotius (Hugo Groot): „De iure belli ac pacis libri tres" (1625), Johannes Althusius: „Politica methodice digesta et exemplis sacris et profanis illustrata!' (1610). Is het eigenlijk niet tekenend dat men in Euro pa Machiavelli („II Principe"veel beter kent en citeert? En is het niet zonde dat men in Nederland de naam Machiavelli vaker noemt dan van Grotius en Althusius? Over deze be peinzing zouden studiën te schrijven zijn, maar helaas is het nog steeds de pappotzitter die schrijft en de uitzeiler die doet. Zie het artikeltje „Bapak" elders in dit nummer. foto: G. W. van Duinen „koloniale smetten" en„schone leien" ten spijt. En dit is dus een bevestiging van wat Tong- Tong zich van de eerste dag van zijn bestaan ten doel gesteld heeft: niet vergeten, niet „weg- assimileren" maar handhaven en verder ontwik kelen. Men zou misschien denken dat de invi tatie alleen voor Tjalie Robinson bestemd was, maar zoals de foto laat zien: ook zijn zoon (dus de volgende generatie) was welkom. En onze N.V. was welkom in de personen van Jhr. F. EI. de Koek en Mevr. X. E. de Kock-Birsak, Commissarissen onzer maatschappij. Dus t.a.v. het gehele Tong-Tong-streven en onze hele lezerskring. Duidelijk was dat deze positie bestond t.a.v. alle gasten, waardoor op de receptie zelfs het kleinste spoortje van stijve vormelijkheid ontbrak. Een goed voorteken voor ons en alle vormen van positieve samen werking, die in de toekomst zouden kunnen groeien tussen Indonesië en Nederland. Wegens plaats- en tijdsgebrek kunnen wij eerst in het volgende nummer wat meer van beide recepties vertellen. 3

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 3