Sü Indonesische 3^unst NONNIE WMhBI Sliflflll. OOK IN INDONESIË Van de heer de Jager kregen wij bovenstaande foto cadeau die een mooi beeld geeft van Atjeh kunst tijdens een tentoonstelling die gehouden werd te Koeta-Rad/a van 2-1 met 1911 Veel van de kommen en schalen werden tijdens die tentoonstelling gemaakt Deze tentoonstelling was een groot succes. De eerste twee dagen werden reeds 48000 bezoekers geteld. Hiermee besluiten wij de artikelenreeks over Atjehse kunst. Hierna beginnen we iets te vertellen over steek- en slagwapenen. (Vervolg van pag. 14) Het eind van de maand wordt de balans op gemaakt. Hoeveel en welke schepen binnenge komen en uitgevaren zijn en met welke waren aan boord. Van en naar welke plaatsen. Uit de lange lijst laten we er voorlopig één volgen: 30 do. 5 inlandse vaertuygen van Bantam met 17 man, 800 oude calappus, 1800 potten en tresellen, 35000 oude pinang, 5000 pethé, 1000 stinkers( 1500 potten kalk, en 50 hoenders. Tot slot een nauwkeurige telling van huwlijk, doop en dood. Dorre cijfers? Toch niet. Als men het onder- volgende staatje bekijkt en bedenkt dat dit een aardig maandelijks gemiddelde weergeeft, schrikt men van het hoge sterftecijfer van des Compagnies DienaersZo'n 50 per maand op een kleine gemeenschap! Als U verder hierover doordenkt ziet U ook de tragische kant van de romantiek uit die vervlogen eeuwen. Uit het staatje blijkt tevens hoe bitter weinig Europese vrouwen er toen nog maar waren. De naervolgende bennen alhier te deser stede in de respective Duytse ende Maleytse kercken in den houwelycken staat bevestigt, te weten: Compagnies dienaers9 burgers1 Mardyckers2 slaven1 Insgelycks hebben alhier mede in de respective kercken den Heyligen doop ontfangen, te weten: Nederlandse kinderen11 Inlandse dito32 bejaarde personen- Mitsgaders bennen dese maend alhier deser werelt overleden, te weten: Compagnies dienaers54 burgers1 Duytse vrouwen3 swarte mans3 dito vrouwens5 swarte kinders6 Duytse ditoos7 slaven en slavinnen9 IKS Noot: Als men b.v. gout en goud in één zin verschillend geschreven ziet, ligt dit niet aan de zetter, maar aan de speelse wijze van spellen in die dagen. heeft „]e-lah-je-rot" een doorslaand succes gehad. Wï] citeren een reactie bij de ontvangst van een exemplaar bij een familie in Indonesië, welke voor zich zelf spreekt: Je-lah-je-rot is er, ze is op 27 juli op een zaterdag gearriveerd. Wild waren we. Onze zoon om het plaatje voorop en ik om de inhoud. Ik eerst! Ik eerst! Het was één uur en etenstijd, maar ik moest en zou het even inkijken, even maar, maar het is net als met katjang eten als je ermee begint dan kan je er niet meer mee ophouden. De hele verdere middag heb ik het bij mij gedra gen en hardop gelachen en mijn man geen kans om het zelf te lezen. Maar op de gekste tijden en plaatsen werd er weer iets voorge lezen De familie op Kapoesan, de oudste broer en schoonzus met hun 5 kinderen hebben het al gehad. Nu is het bij onze jongste zuster. En dan komt Ilse, die nu eerstdaags haar baby verwacht, dan kan zij zich in haar kraambed „rotlachen" en dan komen de anderen op de wachtlijst aan de beurt. Oom, duizendmaal dank. U ziet hoe het heeft ingeslagen en dus poekoel teroes. J C. W. DÉROGÉE Jan Fuselier was op Midden-Java beland. Als tegenwicht voor de strenge soldatendiscipline was daar de zachte Sarina geweest. Toen haar gazellenogen zijn staalblauwe blik kruisten, was 't gebeurd. De Fransen zeggen: ,,11 n'y a pas d'amour heureux" (Er bestaat geen gelukkige liefde), want inderdaad wor den juist de grote liefdes het meest beproefd. En de grootheid der liefde vindt men vaak het duidelijkst gemanifesteerd bij de z.g. „klei ne man". Bij de geboorte van de kleine Non- nie, begon Sarina te sukkelen, en verwisselde het tijdelijke met het eeuwige. Daar stond Jan nu, met het kleine, schreiende bundeltje in zijn armen. Een geluk, dat hij in Magelang woonde, waar het beroemde weeshuis „Pa van der Steur" zich liefderijk over het hum meltje ontfermde. „Liefderijk" was wel de leus, maar wat komt daarvan terecht met circa 200 weesjes? Nonnie groeide op tot een schuw, stil meiske, dat sterk aan 'n schichtig hertje deed denken. Het onderwijzersvrouwtje kwam met naar man op een regenmiddag langs het weeshuis gewan deld. Ze was juist hersteld van een operatie, en had de zekerheid, nooit kinderen te kunnen krijgen. De grijze, natte nevel deed haar leven opeens uitzichtloos schijnen. Opeens greep ze haar man bij zijn arm: „Mannie, laten we hier een kindje uitzoeken, en het opvoeden als het onze!" Hij keek haar getroffen aan. En met het snelle reactievermogen van idealisten liepen ze met een „Pa van der Steur" binnen. Was het een toeval, dat hun keuze juist viel op het dochtertje van Jan en Sarina? En was het een wonder, dat het schuwe kind haar be vangenheid van zich af liet glijden, de donkere kijkers vol vertrouwen op die twee vriendelij ke, blanke gezichten gericht? Was het de regen geweest, die het echtpaar tot deze daad had gedreven? In een grote, Europese stad hadden verstrooiingen hen andere wegen geopend. En de zon had spor tieve perspectieven mogelijk gemaakt. Maar dit kleine, groene bergstadje in de regentijd... En zo kwam dit ten zegen aan de kleine Non nie. Zij hield, als alle Indische kinderen, veel van de regen. Het feest begon 's-morgens vroeg al. Dan mocht ze naar school gaan met 'n „deleman" (een karretje, met koetsier en paard), dat gehuurd was voor de regentijd. De zwarte dekzeiltjes werden neergelaten, en die roken zo lekker naar mat imitatieleer. En bij 'n rustig weggedeelte mocht Nonnie naast de koetser zitten en de leidsels vasthouden. De oren van het paard bewogen in de gaten van het leren hoofdzeiltje, en zijn huid dampte, als hij eindelijk stilstond voor het schoolge bouw. Dan mocht ze even 'n bosje sappig gras plukken, en het op opengespreide hand palm aan het lieve dier te eten geven. Op zaterdag kreeg ze een banaan voor hem mee. In school was het soms door de regen zo donker, dat de juffrouw niets anders kon doen dan vertellen. 's Middags, bij ondergaande zon, kwam ze wel eens langs de rivier, waar Tji Pong, de koetsier, tezamen met zijn paard ging baden, na zijn gebed aan Allah, in de richting van de zon, neergeknield op de oever. Na de regentijd, in de kentering, gebeurde het ook wel eens, dat om 12 uur 'n bui losbarstte. De kinderen in de klas begonnen dan al met pretoogjes elkaar aan te kijken. Dan was de „deleman" er niet en Nonnie mocht met haar vriendinnetjes in lange rijen, op blote voeten door de stromende gootjes, aan weerskanten van de weg, naar huis wandelen. Daar stond de tuin dan ook 'n 20 cm. onder water. Met moeite was Nonnie te bewegen in huis te komen, want ze kreeg er niet genoeg van, door het bruine meertje te waden, waar de bomen en struiken zo grappig uit oprezen. De poppen werden in bootjes gepropt, en deden fantastische reizen, met de stenen huistrap als uitgangspunt. En wat was het niet knus, in de regen met Pappa en Mamma in 'n „deleman" naar huis te gaan, na 'n avondfeestje of visite. Dan legde Nonnie haar hoofdje in de schoot van Mamma, en zacht gewiegeld in de cadans (hees verder pag. 17) 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 15