R. A. KARTINI (21 april 1879 - 17 september 1904) Overal in Indonesië wordt ieder jaar op 21 april de geboortedag van Raden Adjeng Kartini met grote eerbied herdacht. De nagedachtenis van R. A. Kartini wordt geëerd, niet alleen omdat zij een voorgangster was in de strijd voor de emancipatie van de vrouw, maar ook en vooral om haar streven voor de opheffing van haar volk. Hierdoor werd zij een nationale figuur, die met recht genoemd wordt: Ibu Indonesia, de Moeder van Indonesië. R. A. Kartini is na haar overlijden vooral bekend geworden, doordat de brieven, die zij gedurende de jaren 1899-1904 aan een tiental Nederlandse vrienden schreef in 1911 uitgegeven werden in de vorm van een boek met de titel: Door Duisternis tot Licht. Ook werden in het boek gedachten uit ongepubliceerde brieven en beschouwingen van haar hand opgenomen. Jammer genoeg wordt het boek bijna niet meer gelezen. Het is al lang uitverkocht en zal waarschijnlijk niet gauw of in het geheel niet meer herdrukt worden. Uit R. A. Kartini's brieven leert men haar levensgeschiedenis kennen, haar zielestrijd, haar streven, haar gedachten, ja, haar gehele bijzon dere persoonlijkheid. Haar levensgeschiedenis geeft een beeld van de strijd van een vooruit strevende geest, levende in een tijd, waarin eeuwenoude tradities oppermachtig heersten. Die tradities, de zeden en gewoonten van die tijd, wezen aan de vrouw een zeer onderge schikte plaats aan in het gezin en in de maat schappij. Of het erger was dan vroeger in het westen, of de strijd van de voorvechters voor de emancipatie van de vrouw in het oosten zwaarder was dan die van haar westerse zus ters, wie zal het zeggen In ieder geval hadden de vrouwen in het westen niet te strijden tegen de polygamie, die in Mohammedaanse landen ook nu nog wettig is. Fel keert Kartini zich tegen deze instelling, die de vrouwen van haar volk door de eeuwen heen nameloos leed heeft veroorzaakt. Bij alle strijd, bij alle teleurstellingen, bij de onmacht en wanhoop, die ze vaak voelt, wordt Kartini echter nooit hard en bitter. Zij is de verpersoonlijking van liefde en grootheid van hart; de innerlijke beschaving, haar ras eigen, spreekt uit geheel haar wezen. Hetgeen nu volgt is slechts een schets van Kartini's kort, maar zo belangrijke leven. Raden Adjeng Kartini werd op 21 april 1879 geboren. Zij was een dochter van de Regent van Djapara. Kartini's vader en zijn echtge note stamden beide uit zeer voorname adellijke geslachten. In de hoge adellijke kringen, waar uit zij voortkwamen, hield men zich streng aan de eeuwenoude, heersende tradities. De Regent was echter voor zijn tijd heel vooruitstrevend, evenals zijn vader dat geweest was. Kartini's grootvader had al zijn zoons laten schoolgaan op scholen voor Nederlandse kinderen, iets, wat toen volstrekt geen regel was. Kartini zegt van hem: „Mijn grootvader was de eerste regent in Midden-Java, die zijn huis ontsloot voor de gast van ver over zee: de Westerse beschaving". Kartini's vader ging nog verder. Hij liet niet alleen al zijn zoons, maar ook al zijn dochters schoolgaan. De jongens liet hij studeren, tot ze op zijn minst het einddiploma H.B.S. behaalden, terwijl de meisjes lagere scholen voor Nederlandse kinderen bezochten. Daar dit gemengde scholen waren was het gevolg, dat het schoolbezoek van de Regents dochters in de Javaanse adellijke kringen streng afgekeurd werd. Het was al een afwij ken van de „adat", dat meisjes uit die kringen buitenshuis onderwijs kregen, maar dat dit tezamen met jongens plaats had, ging voor die tijd wel wat te ver! Haar schooljaren waren voor Kartini een periode van geluk en vrijheid, een tijd waar van het vrolijke, levenslustige en buitenge woon leergierige kind ten volle genoten heeft. Reeds op twaalfjarige leeftijd werd ze van school genomen. De traditie schreef voor, dat I R. A. Kartini Foto archief Kon. Inst. v. d. Tropen. meisjes bij de overgang van kind tot vrouw zich niet meer in het openbaar mochten ver tonen. Ze moesten binnen de beslotenheid van huis en erf blijven, totdat ze in het huwelijk traden. Alleen als gehuwde vrouw, aan de zijde van een echtgenoot mochten ze, zoals Kartini het uitdrukt, weer „naar buiten". Hoe verschrikkelijk deze jaren van opsluiting en het ontberen van onderwijs voor Kartini geweest zijn, beschrijft ze in haar brieven. Hoe wanhopig was zij dikwijls, omdat zij niet verder mocht leren, zij, die zo intens verlangde naar meerdere kennis en ontwikkeling. Eenzaam was het meisje ook. Zij vond geen begrijpen bij haar moeder en haar oudere zuster, die haar verlangen naar kennis en haar opstandigheid tegen de eenmaal vastgestelde zeden en gewoonten afkeurden. De jongere zusjes, die nog naar school gingen, werden van haar weg gehouden uit angst, dat ze door Kartini's vreemde verlangens en opstandige geest zouden worden aangestoken. Alleen haar vader en een van de oudere broers gaven haar hun sympathie, maar haar vader kon terwille van zijn hoge positie niet toegeven aan haar wens om verder te leren. Zij zou voor verdere studie van huis moeten gaan, ergens in de kost moeten komen en daar kon voor adellijke jonge dames in die tijd eenvoudig niet aan gedacht worden. Voor het aanzien van zijn ambt en zijn geslacht kon de Regent niet toegeven aan Kartini's verlangen. Wel voorzag hij haar ruimschoots van boeken en tijdschriften; zelfs kreeg zij nog wel lessen en bezoeken van Europese dames, meestal de echtgenoten van bestuursambtenaren. Toch, toen Kartini vier jaren lang, zoals zij het zelf noemde „gevangen" geweest was, be sloot de Regent met de traditie te breken. Hij gaf Kartini en twee jongere zusjes, die de „gevangenschap" met haar deelden (de oudere zuster was inmiddels getrouwd) toestemming om voor een bepaalde gelegenheid buiten de muren van de regentswoning te komen. Zes maanden later gebeurde dit weer en daarna nog enkele malen. Bij de feesten voor de inhuldi ging van Koningin Wilhelmina in 1898 kre gen Kartini en haar zusjes voorgoed de vrij heid. Ze mochten zelfs met haar ouders mee naar Semarang om de feesten aldaar bij te wonen. Het was een ongehoorde gebeurtenis, dat jonge, ongehuwde meisjes uit de adellijke stand zich in het openbaar vertoonden. Men was er in het agemeen verbaasd over en velen spraken er schande van. Gelukkig en tevreden was Kartini echter nog lang niet. Zij hunkerde nog steeds naar ont wikkeling. Ze wilde graag in Nederland stu deren voor onderwijzeres om daarna al haar krachten te wijden aan de meisjes en vrouwen van haar volk. Enige jaren blijft Kartini hopen, vurig hopen op de vervulling van haar wens en dan geeft ze het ideaal om in Nederland te gaan stude ren op. Ze doet dit niet uit wanhoop of moede loosheid, maar uit eigen vrije wil en overtui ging; ze doet het, omdat ze tot het besef gekomen is, dat ze door een verblijf van enige jaren in Nederland zal vervreemden van haar volk, van degenen, voor wie zij werken wil. Niet van haar zal die vervreemding komen, maar van de zijde van haar volk. Haar land genoten zullen in haar een vervreemde zuster zien, iemand, een vrouw nog wel, die door haar verblijf en studie in Holland zeker anders geworden is; iemand die daardoor aan de andere zijde van de kloof staat; iemand, die niet meer alles begrijpen kan, zoals een zuster uit het eigen volk hun eigenaardigheden en moeilijkheden begrijpen kan. Ze staat aan de andere zijde van de kloof en zal dus ook wel allerlei vreemde gewoonten willen opdringen. Men is dat gewend van die anderen, die vreem den, die al gedurende enkele eeuwen komen en gaan, soms ook wel blijven, maar die toch meestal blijven leven in hun eigen wereld van gedachten en gevoelens, zonder de gedachten en gevoelens van de miljoenen landsbewoners, temidden waarvan zij leven te leren kennen. En die miljoenen leven voort, zonder zich verder veel aan te trekken van de vreemden. Het is nu eenmaal vreemd, eigenaardig, wat die doen en wat ze willen, maar laat ze maar begaan en zij zelf blijven rustig voortleven, zoals hun ouders, grootouders en overgroot ouders het deden. Kartini had de illusie van een verblijf in Nederland opgegeven, maar ze bleef volharden in haar pogingen om voor onderwijzeres te studeren. Ze wilde dit doen in (het toenmalige) Batavia, in haar eigen land. Haar ouders gaven tenslotte toestemming voor deze weg van studie. Er moest echter om financiële steun gevraagd worden, want haar vader, die voor de studie van zijn zoons moest zorgen, kon de kosten voor Kartini's studie niet op zich nemen. Regenten hadden wel een hoge positie, maar leefden gewoonlijk onder omstandig heden, waardoor ze het financieel verre van gemakkelijk hadden. Een request om steun voor de studie van Kartini en haar jongere zuster Roekmini werd ingediend bij het Gouvernement. Maar het kon wel heel lang duren, voordat er antwoord kwam op het request. En zou het dan een gunstige beschikking zijn? Het verlangen om maar vast aan het werk te gaan was zo groot, dat Kartini niet langer kon wachten. Met Roekmini begon ze in de ruime (Lees verder pag. 5) 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 4