COMPLIMENT VOOR EEN LEZER WRAAK MET WOEKER Ik weet niet hoe het -U gaat, maar Tong-Tong is voor mij één van de liefste en beste tijd schriften. Elk nummer lees ik letterlijk van A tot Z uit (dus óók de tingtings en de adver tenties) en vaak neem ik een duik in oudere nummers om bepaalde artikelen voor een twee de of derde maal te lezen. Vele inzendingen hebben zo hun eigen stijl, charme, filosofie en zelfs meesterschap. Zo'n meesterstukje nou vind ik „Oom vertelt: 2 Kakaps 2 x f 300", geschreven met rustige zelfbeheersing, zonder enige overdrij ving of chargering welke kant ook uit, met die typische afwisseling tussen perfect Neder lands" en „natuurlijk petjo" (ONS Pidgin!). Verder met een grondige kennis van tientallen aspecten van het Indische leven, reëel en geestelijk, en met een grote mildheid voor alle doeningen van de Mens. In een boemlezing van „rasechte Indische literatuur" (en TANG- GOENG zal ik zo'n bloemlezing nog eens maken), krijgt dit verhaal (in het nummer van 15 augustus 1963) een ereplaats. Laat me op de eerste plaats zeggen dat ik een vooroordeel zou kunnen hebben, omdat ik zelf van vissen (en jagen) houd en dat mensen die vissen kunnen, mij zeer na staan. Ik blijf er bij dat vissen meer dan een kunst is, namelijk een levenskunst. In mijn jonge jaren maakte ik voor mezelf het rijmpje: „Hij wint het Recht Geluk gewisser, Die Rust en Lust kent van de visser" Ook meende ik de diepere waarden van de jagersnatuur te moeten vastleggen in het rijmpje: „De Meester over Hart en Land Is vast van oog en Vast van Hand" Ik verzoek de critici beleefd mij hierop liever niet aan te vallen onder aanhaling van stapels voorbeelden van moordenaars onder vissers en jagers. Mijns inziens bewijzen zij slechts dat in (Vervolg van pag. 6 gaande een definitieve concessie overeen komst. Wij stonden voor de moeilijke keuze, wachten en niets doen tot het onweer voorbij zou zijn of rustig doorgaan. Onze fabriek was praktisch klaar en moest over vijf weken gaan draaien. Gelukkig sloeg de stemming weer om en werd van bijzonder anti, andermaal net zo pro-Bruynzeel als zij tijdens het eerste bezoek aan Suriname was. Voordat de fabriek in be drijf ging, waren de concessie-voorwaarden getekend. De fabriek ging draaien, er kwam triplex uit. Maar toen kwam het tweede on weer. Niet van de kant van de bevolking, maar van de kant van de bossen zelf. Door plotse linge grote kap in de bossen werd het even wicht verstoord. De kevertjes, die leven op omgevallen bomen, kregen zo volop te eten, dat zij zich in enorme getale vermenigvuldig den. In dit tijd hebben wij vermoedelijk een paar duizend kubieke meter hout naar zee moeten laten drijven, omdat het waardeloos was voor triplex. Onze verliezen waren enorm. De afzet in Europa ging echter goed. Op het moment, dat wij bijna de maandcijfers sluitend hadden, devalueerden het pond en de gulden zodanig, dat onze kostprijs overnacht met vijftig procent steeg. Het kapitaal werd met 50% verhoogd en de Regering was weer be reid, mede te doen. In de volgende vijf jaar verdubbelden wij de capaciteit van de triplexfabriek en werd over gegaan tot de bouw van een spaanplatenfabriek. Wij waren namelijk niet klaar met het aan ons zelf gestelde doel tot exploitatie van de Suri naamse bossen, wanneer wij ons bedrijf zouden baseren op slechts één houtsoort. Met een spaanplatenfabriek beoogden wij niet alleen het afval zo veel mogelijk te verwerken van de triplexfabriek, maar vooral om te trachten. zijn oorspronkelijke en pure kern het jagen goed móet zijn. Men kan om dezelfde reden de essentiële en pure waarde van de liefde ook niet verwerpen omdat de meeste mensen er maar „een potje van maken" en er immorali teit, verderf en ongeluk mee zaaien. Nog steeds is het de „nobility" die vist en jaagt. En is het een realiteitsfilosoof van hoge distinctie als Ortega y Gasset geweest die in zijn studie „Het Geluk van het Jagen" de universele filosofie van het jagen doorgrond en geformuleerd heeft. Deze universele geest nu herken ik direct in het artikel van M., ook al vertelt hij van „la ge" Indo's en spreekt hij petjo. Saluut! De echte visser en jager zijn kenners en lief hebbers van de natuur; zij zien karakter in dieren („zelfs" in vissen!) en zij hebben een grote en benevolente mensenkennis. Het stuk van M. is voor de insider letterlijk „geladen" met kennis van natuur en levende wezens en nochtans ziet hij kans er luchtig en zonder enige ophef van te vertellen (hoe akelig zijn daarnaast zoveel „knappe" verhalen!). Zo even tussen neus en lippen door („take it or leave it") bouwt hij zijn verhaal verder ge woon op de veelomstreden Droomsymboliek (nog steeds een onbegrensd en boeiend werk terrein van de moderne para-psychologie) en zegt eigenlijk in het kort: „Als je van vissen droomt, dan betekent dat Geluk" als het een droom is in de na-nacht. Hij laat de droomvoorspelling zich geheel af spelen in een visserswereld, zodat elke lezer mag denken: „Die kerel kan niet anders dan dromen van wat hij het graagst doet en de rest is bloot toeval". Hij is dus een schrijver „pur sang", want een wérkelijk schrijver dwingt niet, forceert noch zichzelf noch zijn lezer en geeft hem verder een zee van eigen gedachten. M. heeft geloof ik houtsoorten, die wij voor geen andere doel einden konden gebruiken, tot spaanplaten te verwerken. Ook werd begonnen met een kleine vloerenfabriek en schaverij, teneinde weer andere houtsoorten te verwerken niet slechts voor lokale afzet maar ook als voorbereiding voor de export. Het zal voor U niet nieuw zijn, dat ik enthousiast ben om Suriname te propageren tegenover andere werkgevers. Het bleek dat, toen de triplexfabriek groeide en groeide, wij een tekort aan grondstof in Suri name kregen. Twee kleine bedrijven voor bos exploitatie werden opgericht in Frans- en Brits Guyana en ook werd grondstof aange voerd uit Brazilië. Het is helemaal niet on mogelijk, dat daaruit een bedrijf zal ontstaan in Brazilië, dat aan de ene kant grondstof zal leveren naar Suriname, aan de aandere kant daar voor de plaatselijke markt zal produceren. Wij hebben aan de lijve ondervonden, dat de stap van Nederland naar Suriname niet zo groot is, omdat men daar onze taal spreekt, onze mentaliteit kent en gedeeltelijk heeft. De verdere stap van Suriname naar de nabuur landen blijkt in de praktijk een veel kleinere dan direct van Nederland uit naar een van de Zuid Amerikaanse landen. Tot besluit wil ik niet nalaten even aandacht te schenken aan de politieke ontwikkeling, die Suriname heeft doorgemaakt. De twee voor gaande regeringen hebben beiden hun periode van 4 jaar uitgediend, hetgeen toch moet wijzen op politieke stabiliteit. Ik zou wel duidelijk willen stellen dat wij nooit moeilijk heden hebben gehad met de twee regeringen, maar niet anders dan medewerking en begrip hebben ondervonden. Wij hebben het volste vertrouwen, dat dit ook onder de huidige regering het geval zou zijn. G. nooit een literatuurprijs gehad en barst zelf in lachen uit als men hem schrijver noemt. Maar ik doe het en steek voor hém tachtig procent van de Nederlandse literatuur in mijn zak. Hier spreek ik dus NIET met „erkende letter kundigen", maar met U: de echte levende mensen uit Indië; de mensen die ik ontmoette op de receptie van de Indonesische Chargé d'Affaires: doktoren, leraren, planters, mensen uit het handels- en bedrijfsleven die buiten hun technische verdiensten „somewhere" Mens waren en nog steeds zijn. U begrijpt mij en U weet dat ik met dit artikel niets te veel zeg. Ik weet werkelijk niet wat mij méér getroffen heeft: het midden in de roos raken van de vis-natuur en vis-techniek: de gedragingen van de kakap, het vissen bij het keren van het getij, het kiezen van het aas, of de tekening en naamgeving (dus karakterisering) van Semoet-Api en Gendoet. Je ziet ze voor je en op slag herken je je medeburger in Indië en het leven van toen springt ineens als een schaterlach haar voren. In het kort: „Hawel- dih Niet alleen menige Indo „Boeleh" of „Gading" vindt zichzelf in Semoet-Api terug, maar ook menige rare Totok: de Rooie, de Vuurtoren, „hartstikke eigenwijs", als een kogel zijn gang gaand, openhartig, branie, vol wonderlijke ge woonten en plannetjes en initiatieven. Het tekent de Indonesiër dat hij dit soort bijzonder graag mocht. En dan die sublieme korte beschrijving van Gendoet met dat verbijsterend finale, hard- rake en toch uiterst sympathieke: „Gendoet is ambtenaar". Punt. Zie je ze allebei voor je? Don Quichote en Sancho Pancha in De Oost! Totok en Indo op zijn best. Twee onvergetelijke mensensoorten. Zij móeten wel een aparte literatuur hebben Wel, hier heb je zo'n stukje! T. R. Er waren in Indië geen groter en gewetenlozer woekeraars dan de zonen van Hadramout (Ara bieren). Zij konden dat zijn omdat zij bijge staan werden door advocaten (van kwade zaken), die toch ook in Indië kwamen om straks rijk naar Holland terug te keren. Eenmaal was zo'n bloedzuiger er toch ingelo pen tot vreugde van iedereen. Hij leende een jongeman veertig gulden, maar deze moest een schuldbewijs afgeven groot honderd gul den, op de eerste van de volgende maand terug te betalen. De jongeman overigens een eerlijke Indi sche jongen, maar belust op wraak -schreef op het schuldbewijs 100e (één honderdste gulden). De Arab had er geen erg in, die las voor zo ver hij lezen kon alleen maar honderd. Toen de Arab om z'n geld kwam, werd hij afgescheept met één hele cent. Natuurlijk gaf de woekeraar het schuldbewijs niet af en voelde hij zich daarmede sterk genoeg om een aanklacht in te dienen bij de Landraad. Voor de President, die het ook niet direct zag, verwees de gedaagde naar dat „één honderd ste gulden" en hij werd vrijgesproken. De Arab ging te keer en schreeuwde moord en brand, doch het hielp hem niets. Het publiek hoonde hem zelfs. De vrijgesprokene werd door de President teruggeroepen. Deze zeide: „Ik haat zulk een woeker en ik ben blij, dat die schobbejak er in is gelopen. Maar haal voortaan zulke grap pen niet meer uit". VICTOR 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 7