Hoe een „Baar" naar
Holland schreef (slot)
Maar ik heb nog meer plichten dan riet wegen:
le het boek bijhouden van door de tuinemplo-
yé's aangevraagde mest (kalk en blottong) met
het gewicht in picols, namen der tuinen, aan
vragers, en hoeveelheid in krandjangs, dit gaat
alles door mijn handen, daar ik het ook wegen
moet. 2e karren blabat (drooge rietbladeren)
wegen en hiervan een staat bijhouden, dus
allemaal administratief werk, maar ik heb er
plezier in, omdat alles zoo goed in elkaar zit,
en 3e moet ik zorgen, dat iedere kerel 10
stokken poetjoean (riettoppen met blad er aan)
uit de tuinen meebrengt; dit is echter een spe
ciale last van Mevrouw R. 't Is bestemd als
voedsel voor hare koeien, 's Morgens moet ik
dan tegen mijn jongens zeggen: „kibbe ka
bonkoh radjo" (breng naar het groote huis).
De werktijden zijn als volgt: om 6 uur 's mor
gens appèl („rol" zeggen ze hier), dan wordt
er een grote klok geluid. De koelies worden
dan gerold, de baas geeft zijn orders aan de
employé s en daarna gaat ieder aan zijn werk.
Om 8 uur gaan we ontbijten tot half 9, dan
weer werken tot 12 uur en hebben we vrij tot
1 uur om te rijsttafelen. Om 6 uur moeten we
allen op het rapport komen, om 7 uur, voor
we klaar zijn. 's Nachts heb ik op mijn beurt
wacht in de fabriek, die dag en nacht gere
geld doorwerkt. Mijn wacht is nu van 1 tot
half 3 (eerst van half 3 tot 4). Dezen tijd
maak ik mij ten nutte, om een beetje op de
hoogte te komen van de fabricatie. Ik loop
dan maar heen en weer en jakker intusschen
aanhoudend de koelies op, om te zorgen, dat
de molen steeds voldoende gevoed wordt. Op
die wacht valt het me nog dikwijls moeilijk
goed wakker te blijven.
Na den maaltijd wordt het heel anders: le
geen wacht, alles gaat op sloffen, we houden
dan weer Zondag, 2e mogen 's avonds weer
van de fabriek zonder permissie te vragen en
gaan we een paar avonden in de week naar de
Sociëteit in de stad. Ik kom in de fabriek om
de machines te Ieeren, deze moeten uit elkaar
genomen en schoongemaakt worden.
Ik hoop, beste Vader en Moeder, dat U zich
een begrip zult kunnen vormen van mijn werk
kring, heel wat prettiger en degelijker dan op
de Prinsengracht bij de Spiegelstraat.
Ik sta goed bij den baas in de pas, waaraan ik
dat te danken heb, weet ik niet. Hij heeft tegen
mij gezegd: „Het gaat met de employé's naar
vraag en aanbod, bevallen ze niet, dan stuur
ik ze weg, maar met jou, J. zal ik meer consi
deratie hebben; ik heb je laten overkomen en
ik weet dat je hier geheel alleen staat. Als je
je best wilt doen, zal ik je voorthelpen, maar
beloof me altijd oprecht te wezen. Heb je wat
op het hart of raad noodig, kom dan altijd
gerust bij mij".
't Is een door en door goede kerel, maar jam
mer dat hij zeer humeurig en bijzonder driftig
is. Zoo zal hij je bijv. het eene oogenblik af
donderen, met om het andere woord G.V.D.,
zeggen, dat je kunt opdonderen en je zoodanig
uitmaken, dat er niets meer van je overblijft.
Dan begint hij hoe langer hoe harder te
schreeuwen tot hij van woede en heeschheid
niet meer spreken kan en dat soms om onbe-
teekenende dingen. Verontschuldigen kun je
je niet, hij luistert dan niet naar rede. Kom je
een half uur later bij hem en vraagt om voor
schot op tractement, dan zegt hij: „Welzeker,
hoeveel wil je hebben?" en schrijft een bon
netje uit voor den kassier. Gelukkig hebben zij
mij hiervoor vooruit gewaarschuwd, en gezegd,
dat je hem maar moet laten uitrazen en je er
niets van aantrekken. Enfin, ik hoop, dat ik
het niet behoef te ondervinden, maar dat
staaltje van hierboven heb ik bijgewoond; het
was tegen een der tuinopzieners.
Ik heb vanmorgen juist een bediende geënga
geerd, een keurige jongen met een knap uiter
lijk. 't Is een Javaan van Passoeroean, deze
zijn over het algemeen knapper dan de Madoe-
reezen. Zoo'n leelijke, Madoereesche tronie
wil ik niet achter mijn stoel zien. Hij is vroe
ger in dienst bij v. G. den hoofdmachinist,
geweest maar daar wegens ziekte vandaan ge
gaan. v. G. heeft hem mij gerecommandeerd.
Ik ben nogal goedkoop met hem uit; ik betaal
hem maar 7.per maand; zoo n jongen is
hier iets onmisbaars.
Mijn kamer is nu zoowat ingericht en ziet er
gezellig uit met al die dingen die ik heb
meegenomen. Het is een mooi huis, waar ik
woon: voor- binnen- en achtergalerij en drie
kamers, benevens de bijgebouwen, waarin
koetshuis, stal, goedang, keuken, bedienden
kamers, badkamer en daarnaast de W.C. H.
heeft op het oogenblik maar 1 paard met een
bendy (in Holland zou je zeggen „tilbury"),
en een tentwagentje, maar hij wil er een bij-
koopen en na den maaltijd koop ik er ook een.
Ja vader, U zult wel zeggen: hij geeft weer te
veel geld uit, maar dit ben ik aan mijn trac
tement verplicht, en 't is ook noodig om naar
de stad te lijden. Alle employé's houden er
minstens een paard en bendy op na, ook die
van 75.'s maands, één daarvan heeft er
zelfs twee. Ze kosten 6.in de maand aan
onderhoud en ze hoeven bij aankoop op een
vendutie eerst na 3 maanden betaald te wor
den. Voor 60.heb je al een zeer goede
Bimanees. Javaansche biekjes wil niemand
hebben; ze kosten maar 25.a 30.
maar zijn veel kleiner en zitten vol tinka's. Ze
worden alleen door Inlanders gebruikt. Bima-
neezen hebben de grootte van een niet te
groote Hollandsche hit en zijn uitstekende
bendypaarden.
Maar om even terug te komen op onze' woning
etc. Dit alles kan men genieten voor 200.
s maands. dit is het tractement van H. 't Is
hier in het binnenland goedkoop leven. V. G.
de hoofdmachinist, die 250.heeft, rijdt
heel chique met zijn vrouw in een victoria
(hier zeggen ze „milord"), bespannen met
twee paarden. H. en ik kunnen het best
samen vinden en we gaan zeer vriendschappe
lijk met elkaar om. De kinderen (hij heeft er
twee, nog klein) noemen mij oom, dat heb ik
ze gewend. Zoals ik zei betaal ik hem 50.
voor kost, wasch, petroleum enz. Daarbij kan
ik alles krijgen wat ik redelijkerwijs hebben
wil. Van mijn reisgeld heb ik 30.over
gehouden na aankoop van de noodige meubels,
als een tafel, een kast, 2. luierstoelen, een
gewone stoel en een ledikant met toebehooren.
V. N. is administrateur geworden van de sui
kerfabriek W„ niet ver hier vandaan. Voor hij
met verlof naar Holland ging, was hem dit
beloofd, hij was al die 9 jaren, dat hij in
Indië was op die fabriek werkzaam geweest.
Toen hij nu weg was, hebben ze een ander
benoemd, een zekere K., doch is deze weer af
moeten treden, daar hij aan een ongeneeslijke
ziekte leed. De man is een week geleden ge
storven. 't Was dus de eerste dagen, dat hij bij
(Lees verder pag. 29)
De weegbrug, waarvan in het vorige nummer sprake was, is het kleine gebouwtje rechts op de foto.