AMERIKA EN WIJ EN DE WERELD VAN MORGEN Geachte redactie, Ik zou mijn ideeën willen uiten over wat Tjalie in van Hier en Gunder van 15 februari schreef over Amerika, dat, zonder de zegenin gen van het Amerikanisme uit het oog te ver liezen, Tjalie de Amerikanen waarschijnlijk teveel van uit de Hollandse hoek bekijkt, wan neer hij anderen veroordeelt die bevooroordeeld tegenover de Amerikanen staan. Ik heb 7 jaar Zuid-Amerikaanse praktijk en trek partij voor hen die het Amerikaans barbarisme" veroordelen en wel op grond van: als Eisenhower in 1958 smalend de Zweden een volk van zelfmoordenaars en alcoholisten noemt (vergetend dat de U.S.A. land no. 1 is op het gebied van zelfmoorden)alleen omdat Zweden een bloeiende socialistische staat is en elk soort bloeiend socialisme voor de Ameri kanen een doorn in het oog is omdat ze nou eenmaal in het kapitalisme geloven, temeer nog daar in Zweden geen Amerikaanse dollars in spel zijn, zoals elders. Als men dan nog de Zuid-Amerikaanse staten kent en hun (toentertijdse) dictatoren, welke wereldwijds bekende moordenaars en bandieten zijn (waren) en die te allen tijde door de Amerikanen gefêteerd werden en zelfs gehono reerd met de Medal of Merit and Honor", uit het pure belang dat de Amerikaanse dollar in deze Zuid-Amerikaanse landen veilig ge steld moet worden, en de Amerikaan zijn Pers en Radio om deze reden absoluut verbiedt een negatief woord te uiten over genoemde dicta toren en dan aan de andere kant zulke hoogge leerde mannen als Mac Millan, de Gattle, Mendes France, etc. om elke stap die de Amerikaan niet ligt, uitfluit en blameert (jour nalistiek gezien), dan is het „barbarisme" En als dan Amerikanen aanvoeren dat men de Zuid-Amerikaanse dictatoren fêteert omdat ze een politieke stabiliteit wat bloed kost van onschuldigen) verzekeren in hun land, dan is dat „barbarisme"Want als Peron in zijn tijd de Amerikaanse dollar-hulp verachtelijk van de hand wijst en wel Engelse, Franse en Duitse aanneemtdan slaken de Amerikanen geen zucht van verlichting en zeggen eindelijk iemand, die we niet hoeven te helpen, nee hoor, dan staan de Amerikaanse kranten vol van Peron, de bandiet, „gedegenereerde wel lusteling"Argentinië zou verpauperen zonder Amerikanen, enz. enz. „barbarisme" Welk verschil bestond tussen Peron en Perez feméser of Batista? Waarom was Batista toen geen bandiet en Peron wel? „Barbarisme" Tjalie vergelijkt verder de Amerikanen met de boeng-boeaja die van huis wegloopt, omdat ze thuis hem niet kunnen lijden en dan terug komt met zakken vol geld en goud en ontdekt dat ondanks zijn rijkdom hij thuis nog geen plaats vindt en dan maar zegt jaloers op mijn rijkdom". Maar het feit is eerder dat deze boeng ondanks zijn geld zich niet die finesse heeft eigen kunnen maken die men thuis heeft en dus paria blijft. En wat de naaimachine en elektriciteit aangaat, zonder Europa bestond het vliegtuig niet, de stoommachine, voorloper van de benzinemotor niet, de helicopter niet. enz. „The most nauseating sound is complaining that somebody is jealous of your wealth!" G. Walsari, Campo Limpo, Brasil We geven abonnee Walsarie graag het volle pond, omdat we zodoende kennis maken met de kritische (en vaak vijandelijke) houding in Latin America (Z. Amerika) tegen de U.S. Ik heb er door persoonlijke omgang met Zuid- Amerikanen in Californië inzicht en begrip (en in veel opzichen ook sympathie) voor gekregen. Maar Walsarie mist helaas de point. Angus Wilson betreurt de eenzijdige kijk op Amerika, zoals andere landen betreuren de eenzijdige kijk van Amerika op andere landen, en onder ling weer van b.v. Nederland op Indonesië (en omgekeerd), Venezuela op Brazilië en omgekeerd, enz. enz. enz. Wat ik in mijn artikel probeerde duidelijk te maken en wat ik in Tong-Tong al jaren doe t.a.v. Indonesië) is: laat ons niet uitsluitend kijken naar de verkeerde eigenschappen van een volk, maar ook de goede overwegen. En proberen de verkeerde te begrijpen, want veel wat verkeerd lijkt, is in het land zelf helemaal niet verkeerd en zelfs gezonde goede traditie. Ik praat dus per sé de fouten van de U.S. niet goed. En onderschrijf daarbij de woorden van Angus Wilson dat alleen maar gekanker de „most nausating sound in the world is", en dat geldt voor elk volk t.a.v. elk ander volk Ik kan me zo goed de uitval van President Soekarno van Indonesië indenken, toen kritiek werd uitgeoefend op het nationalisme in Indonesië (dat eigenlijk veel „redelijker" hoor de te zijn)„Wat oordeelt men in Europa toch over óns nationalisme: heel Europa, de hele wereld denkt en handelt nationalistisch!" En daarmee bedoelde hij (en op persoonlijke reizen en in internationale diplomatieke con tacten heeft hij heus veel geleerd!) dat elk nationalisme zijn akelige kanten heeft en dat men bij zichzelf te rade hoort te gaan voor men een ander attaqueert. M.a.w.: we denken wel graag in internationale termen, maar we handelen nog steeds naar (verouderde) natio nale begrippen. Waardoor is de bestaansstrijd van Tong-Tong zo moeilijk geweest? Omdat de buitenwacht voortdurend op de Indischgasten en hun ver leden en Indonesië hakte, vaak met een triom fantelijk vermaak met handig uitgezochte „bewijzen" zwaaiend. Daarnaast halsstarrig blind wilde blijven voor al het goede dat Indië en Indonesië hadden en hebben, en last but not least, alle kritiek op eigen fouten (de splinter en de balk) signaleerden als „verraad", afscheiding, onvaderlandsliefde, enz. enz. Wat een hatelijke vernederende bejegening heeft de Indo in eeuwen moeten ondergaan en welke verachting heeft ook de goede Totok moeten slikken in confrontaties tussen Blank en Bruin! Mijn hele leven is ervan doortrokken en is er vaak door bedorven geweest en daarom kan ik zo goed begrijpen wat er in interna tionale betrekkingen omgaat tussen volken met zelfingenomen vaderlandsliefde. En zie ik dit als storend voor de internationale vrede en voor de vooruitgang van een werkelijk gezonde toekomst tussen mensen van alle rassen. Wat naties net zo goed nodig hebben als indi- viduën in privé omgang is: begrip voor een ander (dus kennis van hem) en inzicht in eigen fouten en gebreken. Dit laatste is erg moeilijk en vooral volken dulden geen kritiek op zichzelf, zelfs van het eigen volk niet. Zo'n boek als „The Ugly American" van Eugene Burdick (die ik persoonlijk ken) vind ik werkelijk een opvallende moedige daad; ook van Amerika om het boek niet te ver bieden. Want Amerika wordt er lelijk in z'n hemd gezet met helaas als enig inter nationaal gevolg dat alle volken smadelijk lachen: „Zie je wel! Aap-nja hij kom d'r uit!" Maar welke Nederlander durft te schrijven: „The Ugly Dutchman" en welke Braziliaan „The Ugly Brasilian?" En zouden deze twee landen het verschijnen van zo'n boek toelaten? Let op: ik acht het twijfelachtig om deze reden of Eugene Burdick met zijn boek de interna tionale betrekkingen geholpen heeft. Ik sprak een Amerikaan, die vloekte: „G...! overal in het buitenland smijten ze me honend dit boek voor de voeten!" Ik heb zelf gemerkt bij Tong-Tong dat het rustig vaststellen van tekortkomingen bij onze groep door massa's outsiders met een triomfanteijk hoongelach werd geapprecieerd. Alle constatering van fouten blijft fout. Alle constatering van goede eigenschappen door zichzelf (eigen roem stinkt) is fout, maar er blijft dus over een groot tekort aan begrip voor goede eigenschappen van DE ANDER. En waarom werken we daar niet harder aan? Ik beken weer eerlijk, dat ik naar Amerika ging met tegenzin, met vooroordeel en met de verwachting dat ik daar een keihard, egoistisch, gemakzuchtig volk zou vinden. Het bleek NIET waar te zijn. Als ik nu zou luisteren naar de beelden die in Europa en de V.S. worden opgehangen over Zuid-Amerika, zou ik daar ook niet heen willen gaan. Maar ik weet nu beter. Ik zou graag een lange tijd on der deze volken van Een Nieuwe Mestizo Cultuur willen leven om ze beter te leren kennen. Want ik heb helaas ook geleerd dat de kennis van andere volken bij de blanke rassen erbarmelijk slecht is en dat daardoor altijd misverstanden zullen blijven bestaan, ook bij de goeden. Ik voorzie ook dat de toekomst van de nieuwe wereld aan de Aziatische volken MOET zijn, omdat zij doodeenvoudig meer kennen dan wij. Jaarlijks studeren tienduizenden en tien duizenden begaafde Aziatische studenten aan blanke universiteiten, leren westerse talen en zeden en gebruiken en cultuur en techniek kennen, PLUS hun eigen. Het aantal in Azië studerende en levende Europeanen (en Ame rikanen) is bedroevend klein. Wij weten NIETS af van de Aziatische literatuur, psy chologie, adat, historie, enz. enz. En de enke ling die het wel leert en naar Europa (Ame rika) terugkeert, is een vervelende vent die als minoriteit tóch wordt uitgeschakeld. Men wan delt immers niet ongestraft onder de palmen? In Azië groeit op een nieuwe generatie met dubbele kennis. Denk aan Japan dat het eerst wakker werd. Ik geloof verder onvoorwaardelijk aan een ge weldige toekomst van Zuid-Amerika (als de eerste kinderziekten revoluties zijn over wonnen. We hoeven maar te denken aan zulke architecten als Luca en Niemeyer, aan compo nisten als Lobos, aan schilders als Siqueiros, aan schrijvers als Gilberto Freire... Zuid- Amerika is nog jong: vier-en-een-halve eeuw maar! Waar stond Europa in het jaar 450? En had het toen ook niet alles wat het aan bescha ving had te danken aan de Romeins-Helleense cultuur? U denkt: we hebben de tijd nog.... maar zij die geloven, haasten niet, en tradities leven tot voorbij vele mensenlevens. Het is slechts aan weinigen gegund om te zien tot voorbij hun dood. En zij maken de wereld van morgen. Dat zal een wereld zijn waarin de naties en nationalismen van vandaag niet meer bestaan, net zo min als in- Europa nog de „naties" bestaan van 450 A.D.: Bourgondië, Lombar- dije, Savoye, en Katzenellenbogen, die elkaar toen beoorloogden dat de stukken eraf vlogen. Alleen enkelingen zoals een Grotius, een Althusius, konden toen eeuwen vooruit zien. Wat wij in deze tijd zoeken zijn mensen, die niet voortdurend elkander in de haren zitten, maar over de twisten heen kijken naar nieuwe stromingen van menselijke toenadering. Voor hen heeft Tong-Tong altijd spreekruimte. Wij zullen elkander in dit blad zeker vinden. T. R. 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 11