Dieren in en om een Indisch huis PESSERS Herenkleding /ó/etAe- Het Comité Reünie H.B.S.-Soera- baja maakt hierbij bekend, dat op 2 november 1963 (aanvang 16.00 uur) in het Kurhaus te Scheve- ningen wederom een reünie zal plaatsvinden. Belangstellenden gelieve zich in verbinding te stellen met me vrouw A. Küpfer-Tanzer, Sport- laan 988, Den Haag, telefoon 63 67 29, waarna hun een convo catie zal worden toegezonden. De huisjongen heeft de lamp aangestoken. Vol verwachting zien we de dingen tegemoet die op deze regenachtige avond zeker komen zullen. Daar komen reeds de eerste bezoekers: de larons, die in niet te tellen zwermen op het licht afkomen en dit moeten bekopen met verbrande ledematen en op de tafel of op de grond neervallen, om daar het slachtoffer te worden van tjitjaks en padden. De huispad is reeds op zijn plaatsje, hij huist onder een dikke steen naast de trap. Onvermoeid klapt zijn tong naar voren en zo verdwijnen de larons in zijn dikke welgedane buik. Ook de tjitjaks zorgen dat ze hun aandeel in de buit krijgen. Soms ontstaat er een verwoed tweegevecht, omdat zij het beiden voorzien hebben op de zelfde vette laron. De meeste larons hebben hun vleugels reeds verloren. Alle vier de gazige vleugels knappen af langs een naadje aan de basis, dat daartoe voorbestemd is, en alleen een paar uiterst korte driehoekige stompjes op de rugzij van het borststuk blijven ervan over. En onder de vleugelloze diertjes, die over de tafel of grond kruipen, zien we zich paartjes vormen, die echter niet naast elkaar, maar achter elkaar wandelen. Het is een mannetje en wijfje, die er samen op uit trekken om ergens een holletje in de grond te maken, om daar de grondslagen van een nieuw gezin, in casu van een witte mieren kolonie te leggen, waarin zij de rol van koningin en koning zullen spelen. Hun nako melingen bestaan echter aanvankelijk alleen uit ongeslachtelijke witte mieren of rajaps. Larons zijn dus gevleugelde geslachtelijke witte mieren, die voor de voortplanting moeten zorgdragen. Hun vlucht is de bruidsvlucht, een trieste bruidsvlucht, want van de duizen den en nog eens duizenden, bereikt slechts een heel klein deel hun doel en de rest valt ten offer aan vogels, padden, kikvorsen, hagedis sen en wat dies meer zij. De larons zijn echter geen echte mieren, al worden ze alge meen in de verschillende talen zo genoemd. Dit blijkt o.a. uit de bouw en de ontwikkeling der vleugels, waarop de onderscheiding van de verschillende orden der insecten in hoofd zaak berust. Men kan ze eerder rekenen tot de bijen en wespen, waarmede zij ook in de bouw en nervatuur overeenstemmen. Men rekent dus de witte mieren tot de orde der vliesvleugeligen, gelijk met de bijen en wes pen. De vleugels der larons zijn alle vier even groot en stemmen hierin en hun verdere bouw nog het meest overeen met de libellen of glazenmakers en de haften, waartoe zij dan ook gewoonlijk gerekend worden. Bij de witte mieren zijn de larven vleugelloos en op zekere dag veranderen zij in poppen de bekende miereëieren, die dus geen eieren zijn 1 en kom«n daaruit als volkomen ge vleugelde insecten te voorschijn. Anders is dat bij de termieten. Ook hier zijn de jonge larfjes der toekomstige larons vleu gelloos, maar tijdens de op ekaar volgende vervellingen treden al spoedig twee korte stompjes op het borststuk op, die langzamer hand groter worden. Hier is dus een geleide lijke ontwikkeling der vleugels, zonder pop stadium en gedaantewisseling. Datzelfde vinden we bij libellen en haften. Waar nu mieren en witte mieren tot twee geheel verschillende orden van insecten blij ken te behoren, daar is het zeker te merk waardiger, dat beide, en blijkbaar onafhanke lijk van elkaar, eigenaardigheden hebben ont wikkeld, waarin zo'n grote overeenstemming valt op te merken. Daarmede moet in de eerste plaats genoemd worden het samenleven in grote koloniën, waarbij het opvoeden van het nageslacht eigenlijk het alles overheersende doel is. Nog sterker is echter die overeen stemming wat betreft het optreden van een differentiatie der individuen in verschillende richtingen, gelijk ook in de menselijke maat schappij een ieder zich in een bepaalde richting specialiseert. In de mieren- en witte-mieren maatschappij vinden we nu een differentiatie in individuen, die voor de voortplanting zor gen en verder geen zorgen kennen, en in indi viduen, die voor de voeding en verpleging van het nageslacht zorgen met alles wat daarbij behoort, waartoe ook bijv. het onderhoud en de verdediging van het nest te rekenen zijn. Bij de mieren treffen we die differentiatie alleen aan onder de wijfjes. We zouden die twee categoriën van wijfjes het best kunnen aanduiden als: moeders en kinderjuffrouwen. De buispad wachtend op lekkere hapjes om er z'n buik mee te vullen. De moeders hebben na haar gevleugelde huwe lijksreis, die door haar echtgenoot niet lang overleefd wordt, niets anders meer te doen dan eieren te leggen. Tot iets anders zijn zij niet meer in staat, zelfs niet om zich te voe den, laat staan haar nakomelingen te verzor gen. Daarvoor zijn de kinderjuffrouwen (werk sters) goed, die de hele dag niets anders doen dan zwoegen en sloven. De natuur heeft haar tot dienstbaarheid geschapen, eieren leggen kunnen zij niet en de vleugels voor een huwelijksreis ontbreken haar. Hebben nu twee larons gezamelijk een holletje in de grond gemaakt, dan begint het eieren leggen. Aanvankelijk bestaan de nakomelingen alleen uit vleugelloze en geslachtloze indivi duen, die het de beide ouders zo makkelijk mogelijk maken, dat ze al spoedig niets anders meer kunnen dan eieren produceren. Mama, de koningin, eens een slanke laron, verandert in een zwaarlijvige matrone. Haar achterlijf zwelt enorm op en verandert in een grote eierzak. Bewegen kan zij zich niet meer in het kleine kamertje, waarin zij met haar echtge noot opgesloten zit. De arbeiders die voort durend in en uit draven, zorgen voor alles: zij brengen haar het fijnste voedsel in de mond, ze reinigen en poetsen haar voortdurend en houden het kamertje keurig in orde. Bij een Afrikaanse soort heeft men kunnen waarne men, dat elke seconde uit het achterlijf een ei te voorschijn kwam, bij een andere soort elke twee seconden. In het eerste geval komt men tot 30 miljoen eieren per jaar en dat kan vermoedelijk verscheidene jaren zo doorgaan. Dus een bijna ongelooflijke vruchtbaarheid! De eieren worden dadelijk door de arbeiders in ontvangst genomen en naar de kinderkamers gebracht, waarna de larfjes spoedig uitkomen. Uit een darmonderzoek van larons en witte mieren heeft men kunnen vinden dat al vrij ver ontwikkelde arbeiders door een verande ring in het menue nog tot larons worden opgekweekt. Hebben wij tot nu toe larons en witte mieren leren kennen als twee afzonderlijke vormen van een diersoort, onder de witte mieren laten zich zelfs noch meerdere soorten onderkennen. In hoofdzaak zijn het twee groepen, de arbei ders en de soldaten, elk weer in verschillende soorten. De soldaten hebben grote stevige kaken, waarmede zij de vijanden van het nest kunnen weren. Bij sommige soorten slaan zij alarm, door met die kaken op de grond te kloppen. Voor werken zijn ze ongeschikt en evenals bi) de menselijke maatschappij, worden ze op staatskosten onderhouden. Soms is er nog een kleinere soort soldaten, die meer optreden als politieagenten en de buitenlandse vijand aan hun grotere collega's overlaten. Verder zijn er nog soldaten, die wanneer zij een vijand bijten, deze tegelijk met een kleverig en bijtend vocht bespuiten, dat uit een opening voor op de kop komt. Nog een merkwaardigheid is het kweken van schimmels op het vermolmde fijn gekauwde hout, waarmede de larven worden gevoed, en groot gebracht. Slechts weinig houtsoorten, worden niet door hen aangetast, n.l.: het djati of teakhout (Tectona), het Borneose ijzerhout (Euside- roxylon), en het Palembangse ijzerhout, Mer- bau (Afzelia) en verder sterk riekende hout soorten zoals het kamferhout. Levend hout wordt niet aangetast, doch een soort de Heveatermier (Copotermes gestroi) is berucht om zijn schade aan de rubberaanplantingen. Nog een merkwaardigheid is, dat de schim mels, alleen bruikbaar zijn bij zorgvuldig onderhoud. Laat men deze schimmels aan hun zelf over, dan worden het gewone padde stoelen (Volvaria). Slechts door het zorgvuldig onderhoud schijnt deze zwamsoort gedwongen te worden tot het vormen der witte vrucht knopjes, die aan de larven als lekkernij worden opgedist. Zo langzamerhand hebben èn tjitjaks èn pad zich rond en dik gegeten. Nu komen slechts nog enkele exemplaren binnenvliegen. We eindigen dus en tot een volgende keer. C. H. HET BESTE en VOORDELIGSTE ADRES voor U is: Beeklaan 240a, tel. 325454, Den Haag Te bereiken met tramlijnen 2, 5 en 12, Halte hoek Weimarstraat. „BAJARAN GAMPANG" Maison BOUMAN Fred. Hendrikplein 38, Den Haag Telefoon 54 03 31 23

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 23