DE OUTSIDERS BLAD TER WERELD HET ENIGE INDISCHE No. 6 - 30 SEPTEMBER 1963 - 75 CT Tunfj Zoals onze lezers zo zoetjes aan ook wel weten, blijft het aantal abonnees van Tong-Tong beperkt. Het overgrote deel van de ex-Indische burgerij wil niets van het blad weten, sluit zich af in koppige afzondering, of volhardt in afbrekende kritiek. Het merkwaardige doet zich hierbij voor dat soms zelfs zeer intieme familieleden of vrienden van Tong-Tong-lezers fel anti zijn of phlegmatisch „neen" blijven zeggen. Hierdoor is vaak geprikkeldheid ontstaan bij ons en in omgekeerde richting een scherpe verzetshouding, die soms ook hatelijk wordt: zulke mensen worden „ontrouw" genoemd, bange weglopers, onprincipieel, naapers (van andere gebrui ken) enz. enz. Ik ben echter in de afgelopen jaren in de gelegenheid geweest met veel van deze mensen nader kennis te maken. Er is zelfs onverant woordelijk veel briefwisseling en persoonlijk contact geweest met dit soort mensen, waarvoor ik persoonlijke vrienden ,,heb laten liggen Dat is niet zo best, maar het heeft mij veel geleerd. Bij een beschouwing van al die neen-zeggers moeten wij al dadelijk verschil maken tussen de mensen die nooit leren waarom het gaat, en die dus ook onder alle andere volken en volksgroepen leven. Zij hebben nu eenmaal geen interesse voor welk streven en welke ontwikkeling ook. Ze proberen zo plezierig mogelijk te leven en zich niet te binden aan te veel verplichtingen, beginnen ook zelden of nooit discussies over principiële zaken, lezen geen gevarieerde lectuur. Hun leven is een zo aangenaam mogelijke verdeling tussen twee zaken: het werk en daarnaast gezin en ontspan ning. Punt. Dit hoeven helemaal geen onont wikkelde of oppervlakkige mensen te zijn. En zeker zijn zij niet „slecht". Ze hebben alleen maar even weinig „trek" in Tong-Tong als in b.v. culturele of „zware" lectuur. Klaar. Al. Alle „bekeringspogingen" van zulke men sen zijn gewoon onverstandig. Laat ze in hun eigen wereldje. Ze doen niemand kwaad ook. Daarnaast is de andere categorie, die zoals wij zeggen „eigenlijk door en door Indisch blijft, nooit helemaal -Hollands wordt, maar op tal van gronden niet mee wil doen. Alles vergeten wil en als het met hen zelf niet lukt -dit toch verwachten van hun kinderen. En tenslotte geen enkele Indische of Indonesische waarde goed acht voor Nederland". Ook hier zijn twee categoriën: 1. Zij die dit met volle overtuiging en een soort van admira- tie voor alles wat Europees is, doen Dat ze vaak Indisch denken en doen, is alleen te beschouwen als een „overgebleven habitus", waar ze zelf alleen maar „last" van hebben. Hoe blinder men zichzelf dus maakt voor het verleden, en hoe „opener" voor het nieuwe leven, hoe beter. Bij hen treft men vaak men sen aan, die b.v. opsnijden over de Europese tafel en toch af en toe ongezien een Indische schotel „taroh", wat je noemt. Praten over concerten, ballettten en andere culturele ge noegens (die je in Indië niet had), maar waar ze bij onderzoek niet eens naar toegaan. En 2. Zij die eigenlijk voortdurend gekweld wor den door „de oude liefde Indië", maar zich verraden en bedrogen voelen door de Hollander en de Indonesiër, op geen van beide volken en culturen meer vertrouwt en in hemelsnaam maar zijn eigen gang gaat zo lang het nog duurt. Zij beschouwen het werk van Tong- Tong als een „aanpapperij" bij de groepen die ons leed gedaan hebben en gekwetst, ondank baar, onrechtvaardig en egoistisch zijn. „To hell with them all en Tong-Tong erbij". Deze laatste categorie is mij eigenlijk erg sympathiek. Ze zijn misschien wel overdreven, maar eerlijk principieel. Zij hebben vaak hate lijke discriminatie ondervonden en nemen dat „niet en nooit". Ze vertikken het om „Neder lands" of „Indonesisch" of „Amerikaans" te worden. Ze sluiten zich bij geen enkele sociale, culturele, politieke of religieuze groepering aan, constateren voortdurend met voldoening gebreken aan bij genoemde volken en zeggen: „Ik blijf mezelf". Ze hebben vaak iets uitdagends om niet te zeggen provocerends. Ik moet altijd oppassen in discussies met deze mensen. Voor je het weet, wordt het „slaande ruzie". Omdat men mij een „Leider" acht. neemt men het mij constant kwalijk dat ik in Tong-Tong het onrecht aan de Deta-jongens niet „wreek", noch voortdurend de gevallen van discriminatie in Nederland of Indonesië scherp aanval. Dat is het vechtlustige soort. Daarnaast is het soort dat zichzelf blijft „in z'n eentje" in een soort kalme berusting: „Ach, praat maar niet Tjalie, het is toch allemaal boter aan de galg gesmeerd. We liggen er overal uit en we weten het!" Ze zijn thuis in hun eigen gezin of pentol- of bridge-clubje defiant of onver stoorbaar Indisch (OOK TOTOKS!!), eten hun Indische pot, spreken en oordelen OVER ALLES Indisch, accepteren de Europese be schaving alleen maar omdat het niet anders kan. Psychologisch is de houding van deze mensen die van de „teleurgestelde en gekwetste geliefde". Dit klinkt een beetje spottend, maar is het niet. Iedereen, die deze zielstoestand gekend heeft, weet hoe pijnlijk zij is. Alleen botte en harde naturen kunnen ermee spotten. In vertrouwdere gesprekken later op de avond, zit ik vaak zwijgend en „weerloos" naar ze te luisteren. Als ze zonder bijzondere ophef of zelfverheerlijking hun balans opmaken: dit heb ik gedaan en dit en dat en dat. En wat krijg ik ervoor? Stank! Een volk dat mij zo behandelt, veracht ik. Is dat eerlijk of niet? En ja, als je al die verhalen hoort van bedrog in contract pensions, denigrerende bejegeningen, minach ting, achterstelling, dan draait het hart wel eens om in je lijf. Of b.v. de verhalen van de „solitairs", die geen directe onprettige dingen hebben onder vonden, maar terwijl ze overal „leurden" met hun liefde voor of kennis van Indonesië on verschilligheid ontmoetten en spot en ongedul dige afwijzing. Het is alsof een echtgenoot met trots en liefde en geluk zijn vrouw voorstelt aan een gezelschap en alleen maar spot en misprijzen krijgt. Men NEEMT DAT NIET! En jij, Tjalie, met jouw vriendelijkheid en geduld, dat is allemaal slapheid en lafheid! Deze mensen zijn werkelijk gegriefd door de houding van de Indonesische regering, die het Hollandse aanbod niet verwerpt: „We zullen (Lees verder pag. 25) KORT VERSLAG van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van de Publiciteits- en Handelmaatschappij Tong-Tong N.V., gehouden op 10 september 1963 ten kantore der Vennootschap, Prins Mau- ritslaan 36 te 's-Gravenhage De vergadering had een vlot en aangenaam verloop. De balans en de winst- en verlies rekening over de laatste twee maanden van het boekjaar 1962, sluitende met een nadelig saldo van 2576,22, dat in hoofdzaak werd veroor zaakt door de oprichtingskosten van de N.V. de oprichting had plaats op 1 november 1962, gepubliceerd in de Nederlandse Staats courant van 21-12-1962, werd goedgekeurd onder gelijktijdige décharge van de directie voor haar beheer gedurende het afgelopen boekjaar. Mevr. X. E. de Kock-Birsak, één der commis sarissen die volgens rooster aan de beurt van aftreden was, werd herbenoemd (art. 15 sub. 1 der statuten). Ir. L. Waasdorp werd aangewezen als de persoon om eventueel als arbiter op te treden (art. 16 der statuten). Helaas zag de heer F. J. van Ebbenhorst Teng- bergen zich genoodzaakt wegens gezondheids redenen zijn functie van directeur neer te leg gen. per 1-10-1963. In diens plaats werd tot directeur benoemd de heer S. L. F. Catalani, tot dusver alg. procuratiehouder. Een woord van dank aan de heer Tengbergen voor de aan Tong-Tong bewezen diensten is hier zeker op zijn plaats. Voor wat betreft de verwachtingen van het boekjaar 1963 is het vertrouwen gewettigd dat de resultaten gunstiger zullen zijn. De in het laatste jaar sterk gestegen materiaals- en be drijfskosten in de typografische bedrijven zijn dusdanig geweest, dat tot een verhoging van de abonnementsprijs per 1 juli 1963 moest worden overgegaan, welke door de lezerskring zó begripsvol werd beoordeeld dat géén verlies in abonnees werd genoteerd. Er is alle reden om de toekomst blijmoedig tegemoet te zien. DE DIRECTIE 3

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 3