tong tong „KERFSTOKPAARDJE" Het zaadje en de kunstbloem Eén van de meest persistente vragen rondom Tong-Tong is: „Waarom ben je eraan begonnen? Zijn andere tijdschriften niet even goed of beter? Zal het wel blijven bestaan? Is het al die geweldige inspanning, de opofferingen, de voort durende bedreigingen en twisten waard?" Er worden fouten gemaakt bij Tong-Tong. Ja. Wij vergissen ons wel eens lelijk. Ja. Wij hebben nog vele tekorten. Ja. Wij hadden alles eigenlijk nog véél beter kunnen doen. Ja. Ik heb twee dingen gezien (en deels ook gedaan) die hierop het antwoord geven. Ik zag een dame, die met zorg kweekbedjes aanlegde, zaden uitzette, en in de tuin perken klaar maakte tussen andere, reeds bloeiende perken. En ik zag een dame, die in een „border rondom haar huis wassen kunstbloemen had gezet, zó mooi en natuurgetrouw, dat je op een afstand wel goed kijken moest om ze als zodanig te herkennen (gek, dat er altijd iets aan zo'n „tuin" is, dat je opeens waakzaam maakt!). De laatste dame „was er" gauwer. Hoefde geen grond om te spitten en te mesten, prikte gewoon de bloemen in de grond. Klaar. Ze maakte de bloemen overigens niet zelf, maar kocht ze in een winkel. Ze had er verder ook geen zorgen aan, hoefde nooit te sproeien, nooit bij te snijden, de insecten waren na de eerste nijdige vergissing weg gebleven. En haar huis zag er alle jaargetijden door vrolijk en fris uit. Nou en...? De eerste dame is dus eigenlijk een „sukkel". Zo was mijn moeder. En uw moeder. En hun moeders. Zo ben ik vaak geweest en ben het nog steeds. Ook met Tong-Tong. Want de planten kant en klaar kopen en uit een pot overzetten is nog niet zo moeilijk als het „piara" van het zaadje af. De tere kiem- plantjes eisen erg veel zorg en moeten voort durend beschermd worden tegen te veel zon en te veel regen, tegen insecten, slakken, schimmels, plantenziekten, grote dieren. Weken en weken zit je aan zo'n tuin te „knoeien", terwijl je je tijd toch beter had kunnen beste den aan Cultuur, Ballet, studie of profijtelijke handel. Dat is waar. Er is eigenlijk voor dat zelf planten helemaal geen excuus. Het is geloof ik een soort zielsziekte, een complex. Het heeft natuurlijk ook zekere voordelen: je zet iets op waar je zelf en zeker anderen na jou later veel plezier en nut van beleven. Maar waarom zou je nog? Er is toch sociale zorg? Er zijn toch altijd bloemen winkels en groenteboeren? Op wijder terrein: er zijn toch tijdschriftenkiosken en boekwin kels? Ik kan alleen zeggen: het geluk van het zelf planten is een „insiders-geluk"Alleen zij die het doen, kennen het. Naast de droevenissen van allerlei schade-oorzaken de onvergelijkbare vreugde van het zien opkomen van de tere kiemblaadjes, de eerste echte blaadjes, het met bewondering en liefde gadeslaan van het vechten van dat kleine ding om groot en sterk te worden in een gevaarlijke wereld. En dan eindelijk: de eerste bloemen en vruchten. Het gekke is: het is een plezier zonder einde (voor de insiders). Het is niet erg als je verhuist, want a. de nieuwe bewoner heeft er plezier aan (en gek, zijn plezier is jouw plezier!), b. het vooruitzicht om weer een nieuwe tuin te hebben met nieuwe experimen ten is wederom een plezier. Ja, het kost tijd en geld. Ach, bioscopen en boeken en zo kosten ook tijd en geld. Alles kost tijd en geld. Dat is dus geen twistpunt. En overigens: hoe grote „sukkels" de planters en beginners ook zijn, op de een of andere manier profiteert de latere wereld er toch van. Wij allemaal leven plezierig omdat er vroeger sukkels waren, die plantsoenen en tuinen en zaken bouwden. En als eindelijk de manggaboom sterft omdat zijn tijd gekomen is, dan zijn wij blij omdat iemand anders er tijdig aan gedacht heeft één mangga te planten. Wat nu Tong-Tong betreft: de stuwende per sonen rondom Tong-Tong zijn zich diep bewust van de onmeetbaar rijke tijd, die wij in Indië hebben beleefd. Ze willen die „mooie mangga's" niet laten sterven en vergeten, maar hopen ze elders te kunnen planten: de liefde voor Indisch voedsel, voor Indische kunst, voor een Indische levensopvatting. Zij zijn er vast van overtuigd dat ook andere volken van deze goede elementen zullen genieten. Natuurlijk hebben zij overal een moeilijke begintijd (ook The American Tong-Tong ook Tong-Tong in Indonesië straks), denk aan de dame met de kiemplantjes. We kunnen ons leven zo gemakkelijk mooi en aantrekkelijk maken met de bestaande waarden. En ze zijn even ruim te krijgen (als je er ook voor be taalt) als de kunstbloemen van die andere dame. Maar soedah: ieder zijn eigen levensbeschou wing toch? Zo critiseer niet, spot niet, ver oordeel niet. Ik persoonlijk wil wel zeggen dat het „matige succes van Tong-Tong: maar 10.000 abonnees", me after all geweldig is meegevallen en me een rijk gevoel geeft, dat ik in geen enkel ander werk gevonden zou hebben. Tienduizend gezinnen die zeggen: wat mooi is, mag niet verloren gaan. Pak aan samen. En BOUW! Voorlopig is er geen enkele andere Indische groep in Nederland, zó talrijk en zó doelbewust als de lezersgroep van Tong-Tong. Latere ge slachten zullen tot hun verbazing kunnen opmeten hoe ontzaglijk veel door deze groep (1,4% van het Nederlandse volk) is gepres teerd op breed terrein. Zo'n klein en zwak kiemplantje maar. Maar als de geest van zijn verzorgers maar Trouw, Branie en Onderne mend is, vreest niet, mijn waarden, wij zullen blijven leven! TJALIE ROBINSON Er gaat een adem van rust over de sawahs In de serene sfeer van de tropennacht Flonk'ren de sterren aan de hemelkoepel Diep-blauwzwart in zijn fluwelen pracht De geuren van tjempaka en melati Hangen als een sluier tussen de homen De djangkriks sjirpen tevreden hun lied... In de verte slaat de tong tong Oh neen,„van onraad is geen sprake Het is slechts een teken van waakzaamheid Van hen die over de velden waken Zij laten elkander slechts weten Dat zij op hun hoede zijn De tijd kortend met hun verhalen Van de kantjil, en van het everzwijn Maar plots'ling wordt de vrede verstoord Rauwe kreten verscheuren de stilte Mens en dier vluchten verschrikt Voor het gevaar dat zich openbaart En dan slaat wéér de tong tong In heftig stotend ritme komen de slagen En worden door de ravijnen weerkaatst Hij roept om hulp en om bijstand Voor hen die, met de rug tegen de muur geplaatst Een beroep doen op ieders hulpvaardigheid Op de gotong rojong. En als het gevaar is geweken De rust is wedergekeerd De vogels weer zijn neergestreken Dan hebben wij van de tong tong geleerd Dat zijn gestadige slagen Weerklinken in ons eigen hart Tot aan het einde van de dagen Een teken zijn van vreugde, en van smart. Wies van Maarseveen We zijn in feite bezig Tong-Tong veel beter te maken en dat doen we met een met kerven beladen kerfstok. En zeker verlangt U niet van ons dat we voortdurend met de hoed in de hand voor U komen staan met een schuldbewust: „Minta ampoen, ndorooo". Dat stellen wij van U op zeer hoge prijs. Omdat het ons sterkt in ons verlangen om onwrikbaar vast te houden aan onze beginselen: Niet vergeten ons Morgenland achter de hori zon. Onze positie naast en in harmonie met het volk van oorsprong niet prijsgeven in een karakterloze assimilatie met verlies van tradi tie. Geen hatelijk onderscheid tussen Totok en Indo. Geen hatelijk onderscheid tussen „kandjeng besar" en „Kleine Boeng". Geen vijandschap met het volk, waaraan wij eeuwen gebonden waren (en zullen blijven) door sterke banden van vriendschap, respect en ook afkomst, Indonesië. Onverflauwde arbeid aan het bouwen van betrekkingen tussen Nederland en de tropen. Voortgezette presentering van cultuur- en marktwaarden uit Azië en Europa. Verbondenheid met Indischgasten waar ook op de wereld, en arbeid met hen samen aan een beter internationaal begrip en internatio nale samenwerking. Respectering en diepere kennis van andere vol ken, rassen en religieën. Hoe meer arbeidsterreinen, hoe meer kans op alle bovengenoemde fouten en verwijten. Maar de zegen van deze arbeid zal zó ontzag wekkend zijn, dat wij bereid zijn alle risico's van fouten te dragen. Spaar de roede niet en nooit, maar verzaak de Tong-Tong-zaak niet. Reken af met allle fou ten, maar heb genade met de mensen die ze maken. Eer en gedenk met respect hen die ons ont vielen. Denk over de eeuwenoude zaak van Leven en Dood niet in gelatenheid en passivi teit. Want ook ons leven kan gaan met een élan, waar de poezie in is van „De kurassiers van Cantrobert", die vallen met escadron na escadron. En onsterfelijk zijnOok U Ook ik Wij allen. Maar met Tong-Tong zal onze geest voort kunnen leven. Daarom: „Serrez les rangs! Toujours l'audace! En avantü" T. R. 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 5