^nno (66J
October 1663
Deze maand is er nog al wat te doen over een eiland, dat de Engelsen „Pouleron"
noemen en dat de Compagnie aanduidt met „het eiland Run".
We hebben een loep, een goede kaart en enig gepieker nodig gehad om te
ontdekken dat hiermee het meest westelijk eilandje, Poelau Roen, van de Banda-
groep wordt bedoeld.
Men schrijft hierover:
do 2. heden syn 2 Engelsen van Bantam geko
men, met namen meesters Jan Weston en
Hendrick Farrer, door den agent van de Engel
se natie aldaar afgeveerdigt. Ende hebben aen
haer Ede. behandigt twee pakketten brieven,
door de heeren Bewinthebberen van de Neder
landse geoctroyeerde Oostindische Comp. ge-
addresseert, het eene aen welgemelte haer Ed.
en 't ander aen den gouverneur van Banda,
houdende ordre om, op 't vertoog van de com
missie van syn Koninglyke Mayt. van Enge
land onder het groot zegel van Engeland, vol
gens en in conformité van het 15de articul van
de jongste vreede tusschen de kroon van
Engeland en den staet onser landen gemaeckt,
het eyland Run in Banda aen de Engelsen
over te leveren.
Omdat dit een „saeke van gewiekte" is wordt
de gehele voorafgaande correspondentie hier
over aangehaald, helaas te breedvoerig om
hier in zijn geheel weer te geven. Er schijnt
nogal over gepraat te worden en op 18 okto
ber lezen we:
do 18 Des morgens heeft syn Ed. de heer
Gouverneur Generael, ontworpen een briefken
aen den agent, Jan Hunter, en de raad van
(Vervolg van pag. 10)
hand toe, terwijl haar betoverende schone
ogen hem dwongen mede te komen. Toen hij
de toegestoken hand wilde grijpen en geen
acht sloeg op de weg, liep hij het water in en
verdronk jammerlijk.
De bruiloftsgasten wachtten uren en uren met
ongeduld op de terugkomst van de bruide
gom. Eindelijk, toen hen het wachten te zwaar
werd, togen zij op onderzoek uit en gingen
het pad op, dat de jongeman 's morgens was
ingeslagen en vanwaar hij niet wederkeerde.
Tot hun ontsteltenis zagen zij het ontzielde
lichaam van de bruidegom in de bron drijven.
Vlugge benen brachten de ontzettende treur
mare naar de „Wajang" over. Op het vernemen
hiervan ontstak Pangeran Djagalawang in ver
schrikkelijke woede. De anglo's (fornuizen)
met eten slingerde hij van de top, waardoor
de Kawah Wajang ontstond, die nog steeds
haar rookpluimen hemelwaarts stuwt. De ketels
met warm water en lalab (groenten) wierp hij
over de G. Windu, waardoor de Kawah Tji-
bolang (bolang is een Indische groente) ont
stond*).
Diep bedroefd trok het bruidje het bos in en
nam haar weg over de Gunung Bedil en
schreide overvloedig rode tranen, waardoor
de waterval van de Tjibereum onstond
rode rivier). Enige van de gamelanspelers
bleven de terugkomst van de bruid afwachten
en veranderden in steen. Deze versteende
spelers zijn heden ten dage nog ter plaatse te
zien (megalitische stenen beelden). Het heeft
mij heel wat inspanning gekost, deze ruwe
beelden te vinden, doch na herhaalde tochten
naar de top, is de hierbij afgebeelde foto
genomen.
Een der danseressen lachte uit zenuwachtig-
d'Engelsche Comp. tot Bantam, ten eynde, dat
sy opening gelieffden te doen van de acte van
syn Mayt. van Groot Brittanien, raekende de
overlevering van het eyland Run.
Vergeefse moeite want:
Maer, soo als het selve nu in 't nett geschreven
was en by zyn Edt. gebracht wierd om onder
teekent en geslooten te worden, syn dry Engelse
gecommitteerdens van Bantam gekomen...
'Zij brengen dan de gevraagde brief van de
Engelse koning die eerst in het Engels en daar
na nauwkeurig vertaald, wordt opgeschreven.
Wij zullen niet de gehele brief overnemen,
daar dit te veel plaats zou vergen.
Carel de Tweede, door Godes genade Koning
van Engeland, Schotland, Vrankryk en Yer-
land, beschermer des geloofs, allen, dien dezen
sullen werden vertoont, saluyt. Alsoo de gou
verneur en Comp. van onse koopluyden van
Londen, handelende op de Oostindien, nu
geresolveert hebben haer schip ende dienaeren
te zenden om weder te besitten, beplanten en
te fortificeeren het eyland Pouleron, zynde
eene van de Bandase eylanden in Oostindien,
het welcke haer en haere naesaaten, volgens
het octroy en de privilegiën, hun door onse
heid, waardoor Pangeran Djagalawang zó
vertoornd werd, dat hij haar met het andere
deel van de gamelanspelers door het lucht
ruim slingerde! De Kendang (langwerpige
trom) kwam ten oosten van de bron neer en
gaf het aanzijn aan de berg van die naam,
terwijl de rest in het meer van Tjileuntja
terecht kwam.
Het oude meer van Tjileuntja moet in vroeger
tijd aangelegd zijn en is later voor waterkracht
doeleinden vergroot.
Pangeran Djagalawang liet de verongelukte
bruidegom bij de bron begraven, terwijl hij
zelf als kluizenaar op een berg bij de „Wa
jang", de Sedah Tapah of Gunung Sandang
bleef wonen, om de terugkomst van zijn doch
ter af te wachten. Ook zijn graf is nog heden
aldaar te vinden.
Eeuwen zijn sedert verlopen, maar nog steeds
kan men bij volle maan, als alles stil is in de
natuur, de zachte lieflijke tonen horen van de
gamelan met gouden trom. Aan de oevers van
het schone meer van Tjileuntja zeggen de be
woners dan, dat de gamelan steeds speelt tot
dat het bruidje zal zijn teruggekeerd.
En als dan de G. Wajang kookt en sist zodat
rookkolommen tot hoog boven de bergkant
opstijgen, dan schijnt het bruiloftsmaal weer
bijna gereed. Gaan de stoomwolken door de
kloof tussen „Wajang" en „Windu", dan voor
spelt dit de bevolking regen, welk deel van
de legende meestal uitkomt.
W. H. HOOGLAND
Terwijl de bekende Kawah Wajang op de
W-helling van de G. Wajang ligt en vanuit
de onderneming Kertamanah te bereiken is,
ligt de K. Tjibolang op de Z-helling van de
G. Windu en is vanuit de onderneming Tamara
te zien en ook gemakkelijk te bereiken.
Koninglyke voorsaten en ons verleent, van
rechtwegen toekomt...
Onder stond: Per ipsum regum, dat is door
den Koning zelfs
(Was geteekend)BARKER.
Op deze brief volgt dan een beslist niet mals
commentaar dat voor zich zelf spreekt.
Op d'eerste commissie van sym Koninglyke
Mayt. staet aen te merken:
eerstelyk: dat deselve niet en is onderteekent
by zyn gemelte Mayt., gelyk gesegt wordt, dat
in alle saken van gewichte zoude gebruykelyk
syn, maer alleen simpelyck met den name
Barcker, zonder uytdrucking van desselfs quali-
teyt, veel min van des Konings ordre ofte
bevel, gelyk de gewoonte van alle heeren
mede brengt.
ten anderen: dat deselve commissie de alder-
minste mentie niet en maekt van het tractaet,
jongst tusschen de kroone van Engeland en den
staat onser landen gemaekt en beslooten ende
by de missive van den agent en de raad tot
Bantam hier vooren geciteert;
ten derden: dat deselve niet en segt, dat de
persoonen, daerin gequalificeerd, het voorsz.
eyland sullen ontfangen ofte overnemen van de
Nederlandse Comp. hier te lande, maer alleen,
datse het selve sullen aenveerden en possessie
nemen, sonder meer;
ten vierden: dat de datum van deselve, begre
pen in dese woordem: the sixe en twentyeth
daye of January, in de fowerteenth yeare off
our raigne, mitsgaders de woorden, die daer-
onder noch aengevoegt zijn: Per ipsum regum,
notoirlyk blykt met een andere hande ende
verscher inct geschreven te syn als de acte
selfs ende de onderteekening van Barker, die
van eene ende deselve hand ende inct geschre
ven te syn. Gelyk ook alleenlyk op de plaats,
daer den voorsz. datum geschreven staet, het
zandt kan gevoelt worden ende op geen andere
plaetse van deselve commissie.
Hier wordt onze opt ekenaar wel bijzonder
bitter:
ten vyfden: dat het francyn (bizonder fijn soort
perkamentdaer de voorsz. commissie op
geschreven is, bysonder van buyten, soo vuyl en
bemeuselt is; ook het papier, dat in plaatse van
een blicke doosje ofte yets anders om het zegel
is geslaegen, zoo gekreukt en voddig, niet ofse
van een Koning was komende, maer eer ofse
eenige jaaren by schoolkinderen was gebruykt
geweest om daer uyt te leeren lesen, of datse
een tydlang in de schoorsteen gelegen hadden;
gelyk ook de steert, daer het zegel aen hangt,
mede van binnen en van buyten seer vuyl en
zwart is van een ander francyn schynt te syn
als dat van de commissie, hebbende in 't mid
den een vouwe, soo datse voor desen een
ander employ schynt gehadt te hebben;
ten sesten: dat het bovengenoemde zegel is van
weeke wasch en de beeldenisse plat gedrukt en
soodanig gestelt, als ofse ergens in 't zand
gelegen hadden zoo dat men geen behoorlyk
bescheyd daeraf kan sien; behalven, dat men
niet en kan bemerken, dat het is het groot
zegel van Engeland, maer van den Koning
alleen, gelyk uyt de circumscriptie ook niet
anders en kan worden gesien.
Hierby komt noch in consideratie, dat de
voornoemde Engelse gecomitteerdens, wan
neer als zy de eerste reysze, op den 2en
October, hier quamen ende hun door syn
Edt. nae de voorsz. commissie gevraegt wierd,
op elkander hadden gekeken en haar gehouden,
als sy nergens van en wisten, zeggende, niet te
gelooven, dat sy soodanigen commissie uytge-
bracht hadden.
In ieder geval komt het er op neer dat het
zaakje allerminst vertrouwd wordt. Er volgt
nog heel wat heen en weer geschrijf op aan
merkelijk koelere toon. Het eind van het
liedje is dat het bewuste eiland braaf aan de
Engelsen wordt overgedragen, zij het met een
bloedend hart! IKS
11