1 i> NICO J. GERHARZ HENRI FONTEIN rffl—fflr Rust zacht Henri. In Indie gekomen in 1904 Overleden te Bandoeng 13 November 1939 Geboren te Den Haag 1872 Indië, was een land van weinig blijvers en veel trekkers, en vergat snel. In vele opzichten kan men dit eer een voorrecht dan een ondeugd noemen, doch aan de andere kant toont dit verschijnsel met bijna ontstellende nuchterheid aan, dat enkele tientallen jaren genoeg zijn om verdienstelijke mensen zodanig naar de achtergrond van het geheugen te bannen, dat zelfs aan hun overlijden weinig of geen aandacht wordt besteed, om van hun verdiensten ten opzichte van onze Indische maatschappij nog maar te zwijgen. Een treffend voorbeeld hiervan vormt het verscheiden van Nico J. Gerharz, de kapelmeester van de voormalige Stafmuziek, op 13 november 1939 te Bandoeng. Op 30 september j.l. is in het bejaarden tehuis van de adventisten is het Huis ter Heide Zeist overleden de oud planter Henri Fontein. Fontein in Indonesië geboren is 90 jaar ge worden en is zijn carrière in de Oosthoek begonnen, opende daar een koffiefabriek, die gemalen koffie in pakjes op de markt bracht. Hij was deelgenoot in de Veeteelt Onderne ming Djampit van zijn zwager J. F. Couvreur. Veel contact en vriendschap had hij met de bekende koffie-pionier T. Ottolander. Fontein ging in de koffiecultuur later in de rubber en kwam in het Tangoelse waar hij huwde met een dochter van de bekende rubber planter Dubois. Later kwam hij de rubber-restrictie in Tasik- malaja en ging toen even naar Denis te Ban doeng, waar hij zijn laatste werkkring vond. Intussen was hij met zijn zuster een koffie- landje begonnen boven de Bondowoso en toen het op koffieplukken kwam, brak de Bersiap- tijd aan en Fontein kwam in een Jappenkamp, het laatst in Bangkong Semarang. Na het kamp ging hij naar Holland en toen op hem een beroep werd gedaan om het grote rubberland Lok Tabat van Denis te Bandoeng weer te openen en in bedrijf te stellen, bedacht Fontein zich geen moment en vertrok naar Borneo. Hier heeft hij op oude leeftijd nog jeugdig pionierswerk verricht! Het land werd verkocht en Fontein heeft toen nog een tijdje in Bandoeng op 't kantoor van Denis gewerkt, totdat hij voorgoed -met pijn in 't hart Indonesië verliet, om in Holland rust te vinden van zijn arbeidzaam leven. Fontein is 90 jaar geworden en wie hem gekend hebben, kwamen onder de indruk van zijn blijmoedig en opgeruimd karakter. Fon tein bleef onder alle omstandigheden: een heer, ja zelfs in de Jappenkampen bleef hij netjes gekleed rond lopen. Op 4 oktober is hij in Den Haag ter ruste gelegd en velen hebben toen gezegd: Br is een goed en gaaf mens begraven... W. H. H. Dat Gerharz, na 1904 als onderluitenant kapelmeester naar Indië te zijn gekomen, het leger in de rang van 1ste luitenant verliet, toont onmiskenbaar de appreciatie van het Legerbestuur voor zijn buitengewone capaci teiten. Doch ook gans muzieklievend Indië heeft in woorden en daden zijn grote waarde ring getoond voor de man, die als dirigent, musicus en componist blijken gaf op een zeer hoog plan te staan. De toenmalige Legercommandant, Luitenant- Generaal Rost van Tonningen, verklaarde van Gerharz, dat hij de Stafmuziek te Batavia had gebracht op een peil van de kapel van de Grenadiers en Jagers te Den Haag. En was het niet Gouverneur-Generaai Van Heutsz die persoonlijk verklaarde, dat de Stafmuziek door Gerharz tot een symphonie-orkest was her vormd, dat het beste van de Oriënt mocht heten Mijn persoonlijke herinnering aan dit supe rieure korps gaat terug tot 1912, d.w.z. tot de jaren uit de glansperiode der Stafmuziek, toen Gerharz daarover het bewind voerde. Dat hij als kunstenaar een zeer eervolle plaats inneemt, blijkt ten volle uit het feit, dat zijn symphonische werken door de beste orkesten in Nederland en ook daarbuiten zijn en worden uitgevoerd en dat zijn naam ook reeds prijkte op eerste-rangs buitenlandse program ma's. Maar voor Batavia was hij meer dan schepper van een symphonie, een opera, een concert, een symphonisch gedicht: hij was tevens en bovenal de schepper van het sympho nie-orkest, dat, dank zij zijn kundige en artis tieke leiding, bewondering afdwong. Zoals gezegd, leerden wij de Stafmuziek ruim zestig jaren geleden kennen. De wekelijkse concerten van het harmonie-orkest werden gegeven op woensdagavond in de muziekkoe pel in de tuin van Concordia, welke een geschenk was van Koning Chulalongkorn van Siam als herinnering aan zijn bezoek aan Batavia in 1871. De toenmaals door middel van gasballons verlichte tuin deed Hagenaars daarbij terugdenken aan de concerten, welke door de Stafmuziek van het Regiment Grena diers en Jagers in de „Tuin" van het Haagse Bos werden gegeven. Niet alleen binnen, doch ook buiten „Concordia" genoten vele honder den van de uitstekende muziek, welke door Gerharz' mannen ten gehore werd gebracht. Het verwonderlijke geheugen van Gerharz, waardoor hij, zonder zelfs zijn partituur in te kijken, de kleinste trekjes in een werk tot hun recht deed komen, wekte steeds weer de be wondering van muziekkenners. Zo zelfs be geesterde de muziek de dirigent, dat hij meer malen de melodie meezong of floot en steeds van atilla moest verwisselen om het publiek de aanblik van een volkomen doorgetranspi- reerde „rug" te besparen. Hij had niet alleen de wind onder zijn musici, doch ook onder zijn auditorium, getuige de volgende anecdoten, welke wij lazen in het herdenkingsboekje ter gelegenheid van het 100- jarig bestaan van de Militaire Sociëteit Concor dia. „Zo'n Symphonie", aldus de schrijver, „werd eens in de maand gegeven en was een gebeurtenis van belang. Bij de plaatsbespreking werd gevochten om een goed plaatsje en op de avond van het concert was de zaal mudvol. Wee degene, die op het tijdstip dat het con cert zou aanvangen nog een splitje bestelde of een babbeltje begon. De dirigent keek dan de schuldige ten aanschouwe van de volle zaal met vernietigende blikken aan; nog erger ver ging het diegenen, die te laat kwamen en gedwongen werden de gehele duur van het muzieknummer te blijven staan, wijl het niet geoorloofd was te gaan zitten, om het hinder- lijke geschuivel der stoelpoten te voorkomen. Dergelijke maatregelen hadden tot gevolg dat de symphonie-concerten in stille aandacht wer den aangehoord, waarop zij ten volle recht hadden". De zondagavonden in de Harmonie werden lange tijd door de Stafmuziek opgeluisterd. Ook hier was het dan binnen zowel als buiten stampvol. De concerten op het Waterlooplein, welke op zondagmiddag werden gegeven, wa ren evenementen in het leven van vele muzika le bewoners van Weltevreden, die in Concordia of Harmonie niet dadelijk „recu" waren. Verschillende factoren, te veel om op te noe men, doch niet het minst het gemis van de alles en allen bezielende geest van Gerharz, werkten er toe mede, dat de stafmuziek na 1916 een periode van depressie doormaakte, welke eindigde in haar totale opheffing. Na zijn heengaan uit Indië wachtte Gerharz in Holland een vruchtbaar arbeidsveld, en werd hij dirigent van de Haarlemse Orkestvereni ging. Wat hij daar, ondanks vele moeilijk heden, met dit stedelijke orkest wist te be reiken, grenst aan het ongelooflijke. Ondanks grote bezwaren, alle Nederlandse kunst-instellingen eigen toestand van chro nisch geldgebrek met de daaruit voortvloeiende bezoldiging der orkestleden; met de kwanti tatief zowel als kwalitatief, gebrekkige bezet ting van zijn orkest niets kon Gerharz tegenhouden. Het duurde niet lang, of er was iets van een bijna kinderlijke genegenheid tus sen Haarlem en zijn muziek-pedagoog. 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 4