M
Een slangen-avontuur in de tuin
Od een avond kwam Idin, m'n tuinjongen, bij mij om te vertellen, dat er in de
achtertuin een holle boom was, waarin een slang haar nest had gemaakt.
Tot goed begrip diene, dat ik een enorme grote tuin had, zeker 500 m diep,
waarvan het achterste gedeelte niet in gebruik was, en zo langzamerhand bijna
het zelfde aangezicht had van de aangrenzende rimboe, met dit verschil dat er in
die tuin verschillende vruchtbomen stonden.
JACHT
Vliegende miljonairs!
Niet modern
Indin had blijkbaar opgemerkt dat ik grote
belangstelling had voor allerlei dieren, en zo
kwam hij mij vertellen van die slang.
Toen ik hem vroeg of hij wist hoe lang die
slang was en de soort, kwam zijn prompte
antwoord: Dat het een „oelar-Sendok" -dus
een cobra was van ca. 2^2 a 3 m lengte. Hij
had het dier gezien toen hij in de achtertuin
zocht naar een houtsoort, welke geëigend was
voor zijn arit en kapmes, die beiden zo'n nieuw
heft behoefden.
Uit zijn beschrijving maakte ik op dat de on
onderhavige slang, een Naja hannah moest zijn,
een nog niet volgroeid exemplaar van de King
Cobra, die langer dan 4 m kan worden.
Het is een zeer aggressief dier dus moesten
er bepaald veiligheidsmaatregelen worden ge
nomen. In de regel ging ik de tuinen in met
lage schoenen, sportkousen en shorts, maar
voor deze gelegenheid was een ander costuum
geboden, n.l. hoge schoenen, lange broek en
daaroverheen beenkappen. Ik vroeg Idin even
te wachten en ging naar m'n slaapkamer om
de „slangenvangstok" te halen. Deze stok was
hol en had aan het ene uiteinde een gaffel
vormig uiteinde, waarvan de punten naar
boven waren omgebogen. Een touw stak door
de holle stok. Door dit touw strak aan te
halen, werd een naar beneden omgebogen
haak, naar beneden geklapt. Men kon met de
gaffel de slang in bedwang houden en indien
onder de slang geschoven en de haak naar
beneden gedrukt, kon zij niets meer doen en
kon zij zonder ongelukken in haar hok worden
geschoven.
Een tweede stok met gaffel kon worden ge
bruikt om de slang in bedwang te houden,
terwijl de gaffel van de eerste stok (vang-
stok) onder de slang geschoven kon worden.
Ik legde Idin uit hoe een en ander werkte en
hij was vol bewondering voor deze ingenieuze
vangstok. Verder gaf ik hem een zware rotan,
want het is beter daarmede een slang te raken
dan met een stijve stok. Met deze rotan wordt
n.l. de ruggegraat gebroken van zelfs zeer
grote slangen, waarna zij geen kwaad meer
kunnen doen.
De volgende morgen -het was zondag
was ik reeds vroeg klaar. Ook het hok waarin
de cobra zou komen, mits zij niet gedood zou
moeten worden, werd dicht bij de boom neer
gezet, waarin de slang zich in het hol genes
teld had. De schuif stond open. Terwijl Idin
veiligheidshalve in een der bomen was geklom
men, naderde ik langzaam en voorzichtig het
hol. Terwijl ik de tweede stok in m'n rechter
hand hield, tikte ik met de vangstok tegen de
boom. Na deze tikken enige malen te hebben
herhaald, hoorde ik een nijdig gesis en niet
lang daarna verscheen haar kop met opgezette
hals voor het gat en was zij in een oogwenk
eruit. Vlug hanteerde ik de „bedwangstok"
en had het geluk, deze te kunnen aanbrengen
vlak achter de hals. Stevig op de stok leunende,
terwijl het achterlijf probeerde zich van deze
wurggreep te ontdoen, door zich om de stok
te winden. Nu bracht ik de vangstok in po
sitie en kon deze onder het lichaam schuiven,
waarop het hout sterk was aangetrokken, zodat
de haak zich om het lichaam sloeg. Nadat ik
de vangstok overgenomen had in mijn rechter
hand, bracht ik de slang die zich heftig te
weer stelde naar het hok toe en duwde haar
hierin. Toen de schuif werd neergelaten, ont-
Dit is niet de Naja hannah die in dit verhaal
beschreven wordt, doch een slang die er veel
op lijkt.
spande ik langzaamaan de wurgende greep
van de vangstokken en kon deze met een snel
le beweging wegtrekken.
De „operatie" cobra was gelukt, zonder al te
veel moeite. Het was zoals ik dacht een Naja
hannah, een pracht, gaaf exemplaar van bijna
3 m lengte. Nog hevig transpirerende door
de emotie van het vangen, belde ik het Insti
tuut Pasteur in Bandoeng, deelde hun mede
dat ik een 3 m lange King Cobra levend had
gevangen en of ze die wilden hebben. Nou en
of, die hadden ze juist nodig.
Dus ging een stevig slot op de schuif en werd
ze nog dezelfde middag aan het station afge
leverd voor verdere verzending.
Niet lang daarna werd een tweede Naja han
nah gemeld, waarschijnlijk het mannetje. He
laas kon ik deze niet levend vangen, en moest
ik de slang doodschieten.
Het is een zeer indrlukwekkend gezicht wan
neer de Naja hannah zich klaarmaakt voor de
aanval. 1/3 van haar lengte wordt opgericht
en met wijduitstaande kraag, komt zij bliksem
snel aangeschuifeld, terwijl zij haar ogen ge
richt houdt op haar doel. Zij leven uitsluitend
van andere slangen en in zoverre zijn ze dus
als nuttig te beschouwen.
Uit het hol haalden we nog een dertigtal
eieren, waarvan ik er twintig ook naar Pasteur
zond en er een tiental zelf hield. Van deze
tien eieren kwamen er 8 uit. Hiervan hield
ik er 2 voor mezelf en 6 gaf ik weg aan de
Dierentuinen te Bandoeng, te Batavia en te
Soerabaja, die er zeer blij mee waren.
Merkwaardig was dat tijdens het vangen een
aantal vogels heftig kabaal maakten en hoe
langer hoe dichter bij kwamen, terwijl zij zich
niet aan de mensen stoorden. Zij hadden
slechts oog voor de slang! C. H.
Jaren geleden woonde ik met mijn man op
één van die kleine eilandjes voorbij Bali en
Lombok, alwaar hij agent van de K.P.M. was.
Nu nog denk ik vaak met heimwee terug aan
die gezellige tijd die we daar hebben gehad.
We zaten er met 5 Europese families en de
omgang met de Indonesischet families was erg
prettig. Over en weer hielpen we elkaar en
er werd niet naar gekeken of je Europeaan of
Indonesiër was. Er was een sultan, aristocraat
in hart en nieren en verder zijn ministers, de
veearts, de bosarchitect enz.
Op een dag nodigde de Sultan ons uit voor
een drijfjacht op tjèlèngs en we waren met ons
alleen naar een open plek in het bos gegaan
van waaruit de tjèlèngs tevoorschijn zouden
komen.
Mijn man, zelf een hartstochtelijk jager, stond
vrijwel vooraan, terwijl ik ergens achteraan
met enige dames terwijl ik ergens achteraan
met enige dames en de veearts, een kleine
magere man, leunende op zijn geweer, gezellig
zat te kletsen.
Plotseling kwam daar uit het bos een groot
zwijn met enorme slagtanden aanrennen. Hevig
geschrokken koos iedereen het hazenpad, be
halve ikzelf, die volkomen verbouwereerd naar
het beest staarde. Ineens voelde ik een hand op
mijn arm, de veearts trok me mee en schreeuw
de: „Vluchten mevrouw! Ajo vlug!"
Wij renden of de dood ons op de hielen zat,
ik zag een kleine boom waar ik vliegensvlug
in klom, maar de veearts moest genoegen
nemen met een telefoonpaal. Hij hees zich
in de paal maar doordat de mast glad was,
gleed hij omlaag, om dan weer verwoed om
hoog te klimmen, luidkeels om hulp roepende.
Vanuit mijn boom zag ik het schouwspel, de
glijdende veearts en daaronder het woedende
beest en ik dacht dat ik er in bleef, zo lachte
ik. Gelukkig kwam er hulp opdagen; een van
de jagers schoot met een welgemikt schot het
beest neer en de veearts klom uit zijn paal en
liep de eerste tien minuten met kromme benen.
Ik was slap van de lach en hij schudde zijn
hoofd. „Astagah, die vrouwen toch, ik al bijna
dood en dan lachen ze nog". HELEN
Op een familiefeestje maakte tante Fie kennis
met een totokmeneer, die het steeds maar had
over jacht op wilde vogels, en vooral die wilde
eenden, hoe noemde men die: „mliwis?"
Daar kon tante Fie een boekje over open doen,
want had ze niet buiten gewoond bij een ra-
wah. Vanuit haar huisje zag je vooral tegen
de avond hele zwermen van die mliwis voorbij
komen. Dat was nog eens wat voor zo'n jager.
Dus vertelde ze met enthousiasme: „Bij ons,
ja m'nir, bij ons op het land ister veel. Soms
miljonairs vliehen voorbij!" JAN v. d. S.
'k Heb met plezier een les weggegeven over
konijnen, hazen, knaagdieren in het algemeen,
en in het bijzonder de nu zozeer in de belang
stelling staande figuur van de kangeroe, waar
de Europese bevolking tegenwoordig de bief
stuk (met exotische smaak! hmm!) van kan
genieten.
Vraag ik na enige weken ter herhaling:
„Wie weet er wat over de kangeroe te ver
tellen?"
Snuggere Jantje steekt verrukt zijn vinger
omhoog en prompt komt het goede antwoord:
„Juf hij „heb" wel een zak, maar geen rits
sluiting!"Hilariteit!!
Mevr. J. BASTIAANS
11