VENEZUELA (1)
Uit Caracas ontvingen wij van mevr. Deketh een heel lang relaas over Venezuela en het leven
li aar te lande, dat wij dermate interessant vinden, dat wij het in afleveringen in Tong-Tong
zullen opnemen. Hier volgt dus het eerste deel. Mevr. Deketh beschrijft eerst haar aankomst op
het vlit gveld Maiquetia en vervolgt dan;
Venezuela, dat „klein Venetië" betekent, werd op 1 augustus van het jaar 1498
doar Cristobal Colon (Columbus) ontdekt. De oorspronkelijke bewoners waren de
Indianen, die geregeerd werden door opperhoofden, die ze „Cacique" noemden.
De oorspronkelijke bewoners van de hoofdstad van Venezuela waren de
„Caraca-Indianen", waar de stad Caracas naar genoemd is. Eerst een halve eeuw
later, na heldhaftige tegenstand van de Indianen, waarbij hun grote opperhoofd
„Guaicaipure" sneuvelde, kregen de Spanjaarden hier vaste voet. Nu nog worden
de dappere Indiaanse opperhoofend door het Venezolaanse volk vereerd, evengoed
als hun eigen helden. Vele stadswijken zijn naar deze opperhoofden genoemd,
zoals „Guaicapuro, Naiguata, Baruta" en nog vele andere.
Met de Spanjaarden kwamen de missionaris
sen, die in die tijd veel leed onder de Indianen
hebben verzacht, daar de overwinnaars niet
altijd van het zachtzinnige soort waren. Padre
Bartelomé de las Casas, één van deze missiona
rissen, kreeg het gedaan, dat Afrikaanse neger
werkkrachten werden ingevoerd voor het zware
werk waar de Indianen niet toe in staat waren.
In de loop der jaren heeft tussen deze drie
volksgroepen een vermenging plaats gehad,
waar echter geen enkele Venezolaan zich voor
schaamt. Een voorbeeld voor velen! Rassen
discriminatie kennen zij dan ook hier niet en
zijn daar trots op. De blanken en vaak blon
den, kijken niet neer op hen die toevallig
donker zijn uitgevallen. Toch merkt men wel,
dat men nu over het algemeen niet veel meer
voelt voor meerdere vermenging met het neger
ras.
Zuivere Indianen leven er nog in de diepe
binnenlanden langs de bovenloop van de Ori
noco en aan de Venezolaans-Columbiaanse
grens in „Goajira", in de buurt van Maracai-
bo, de oliestad. Ze zijn goedmoedig en niet
bang voor ander soort mensen. Men ziet ze
veel op de passers van Maracaibo. De man
nen hebben de westerse kleding al aangeno
men, maar de vrouwen niet. Deze zijn nog
steeds gehuld in tot op de grond loshangende
wijde jurken met halskraagje. Op de punt van
hun schoenen, eigenlijk slippers, hebben ze
grote wollige pompons zitten; deze slippers
heten „alpargatas". De getrouwde Goajira-
vrouwen hebben een merkwaardige gewoonte,
namelijk om over het hele gezicht een brede
baan van donkerrode verf te smeren, kennelijk
om onderscheid te maken tussen gehuwden
en ongehuwden, zoals vroeger de getrouwde
Indonesische te herkennen was aan haar afge
vijlde tanden. Op d, T.V. zagen wij eens bij de
opening van een folklorische dans- zang- en
muziekvoorstelling, een jonge ongeverfde Goa-
jirase, die haar toespraak eerst in haar eigen
taal en daarna in het Spaans hield. Ondanks
haar flodderjurk zag ze er met haar veren
hoofdtooi elegant en lief uit.
Een andere stam Indianen, ook aan de Colum-
biaanse grens, zijn de „Motilones" (kaalhoofdi-
gen), die echter zo wild en strijdlustig zijn, dat
men ze tot op heden niet heeft kunnen benade
ren. Verleden jaar heeft men een poging ge
waagd en per helicopter kleren uitgeworpen,
maar daar is het bij gebleven. Nog leest men
wel eens in de krant, dat mensen door vergif
tige pijlen of op andere wijze door Motilones
zijn gedood, omdat ze zich te dicht bij hun
nederzetting waagden.
Caracas ligt in een vallei, omgeven door
zeearmen en uitlopers van het machtige Andes-
gebergte. Alles buiten Caracas wordt „interior"
(binnenland) genoemd', daar wonen de boeren,
de „campesinos". Achter de kustbergketens
liggen eindeloze vlakten, de „savannas" (gras
vlakten) en bossen met een weelderige plan-
few gehuwde Goajira-vrouw
tengroei. Deze vlakten noemen ze de „Llanos".
Hier wonen in grote haciendas (ranches),
sommige daterend van 1600, de rijke vee
houders. De mensen die daar wonen de „Liane-
ros" of „Vaqueros" genoemd. Vaquero is afge
leid van het woord „vaca", dat koe betekent.
Dit zijn de meest typische Venezolanen te
vergelijken met de Amerikaanse cowboys. Ze
zijn gekleed in witte broek en djas toetoep, de
liqui-liqui, de nationale dracht van de Vene
zolanen. Hun djas toetoep heeft echter een
zeer smalle kraag 5 cm. hoog. De uiteinden
daarvan worden niet over, maar tegen elkaar
aangesloten door middel van twee knoopjes,
meestal van goud, met een kettinkje aan elkaar
verbonden zoals bij manchetknopen. Over de
linkerschouder draagt de Llanero een in felle
of donkere kleuren geweven doek, als een
slendang. Dit is een soort mantel om ze tegen
de koude 's nachts te beschermen. Als schoei
sel dragen ze korte kaplaarzen. Een vilten
„sombrero" (hoed) beeschermt ze tegen de
zon. Een leren zweep en een lasso completeren
hun uitrusting.
Een van hun manieren om wilde paarden te
vangen en te temmen is de „enamorado" (ena-
rnorar verliefd maken), dat is tamme mer
ries los te laten op een kudde wilde paarden.
De jonge hengsten zijn op deze wijze vlot ge
vangen. Hun geliefkoosde sport is de „colea-
dos." Te paard zetten ze stieren achterna en
de kunst is deze bij hun staart te grijpen en te
vangen.
In het binnenland, buiten de Llanos, ziet men
de liqui-liqui nog vrij veel dragen, maar in de
stad jammer genoeg weinig meer, want met
de civilisatie verdwijnt overal het oorspronke
lijke.
De kleding van de Venezolaanse vrouw, een
kleurige wijde rok met daaronder vele stijf-
uitstaande onderrokken met stroken en een
meestal witte blouse eveneens voorzien van
ruches aan halsuitsnijding en mouwen, wordt
nu alleen nog maar gedragen als folkloristisch
costuum door zangeressen van Venezolaanse
bands, die optreden voor T.V. of elders. In
het Venezolaans gedeelte van de Andes leven
de „Adinos"; wij zouden ze de „orang oedik"
noemen. Ik ben er nooit geweest, maar van
mijn kennissen, die er wel geweest zijn, hoor
ik dat een bezoek aan Mérida. de hoofdstad
van de Staat Mérida. zeker de moeite waard
is. Mérida ligt op ongeveer 1600 m. aan de
voet van een complex Andestoppen, waarvan
de „Pico Bolivar" (5.007 M) de hoogste is.
Andere toppen zijn de „Pico Humboldt en
„Pico Bompland". Daar deze toppen altijd
met sneeuw zijn bedekt, vormen zij heerlijke
vakantieoorden voor skieërs. Mérida is ook
een Universiteitsstad. Op de top van de Pico
Bolivar staat een bronzen borstbeeld van de
Bevrijder van Venezuela, El Libertador Simon
Bolivar. Met de kabelbaan (teleférico) komt
men tot 4.600 M.
Een ander, ietwat vreemdsoortig mensentype
vindt men ongeveer 11/2 uur rijden van Caracas
in „Colonia Tovar", een stuk dat je doet den
ken aan een Zwitsers dorpje. De mensen die
daar wonen zijn nazaten van Duitse kolonis
ten, die men domweg vergeten heeft en aan
hun lot heeft overgelaten. Over deze eerste
Duitse kolonisten doen vele verhalen de
ronde. De een zegt, dat deze kolonisten hier
heen getrokken zijn op aanbeveling van Hum
boldt. Anderen beweren echter, dat ze uit
Beieren weg moesten, omdat ze tot een be
paalde secte behoorden. In Venezuela aangeko
men werden zij geholpen door Graaf de Tovar
en op zijn landgoed opgenomen.
Niemand weet echter welk verhaal het juiste
is.
De mensen zijn hoogblond met blauwe ogen.
Ze doen een beetje aan landbouw en maken
allerhande dingen, zoals hoeden, tassen, gla-
zenonderleggers, etc. van sisal en asbakjes,
vazen en potten van aardewerk, die ze verko
pen aan de velen die hun dorpje bezoeken.
Het dorpje heeft een kerkje, een school, restau
rants en zelfs een hotel waar men kan logeren.
Door huwelijken onderling, is het logisch dat
het geestelijk peil van deze mensen nu niet
hoog is. De mannen, dat vinden wij tenminste,
zien er normaal uit, maar de vrouwen, gekleed
in bébé's, maken die indruk niet. Ze zeggen
geen woord, ze staren je alleen heel dom
aan. Deze mensen spreken geen Duits meer.
Hun voertaal is Spaans, maar het eten dat ze
je serveren is Europees. Kleine blonde kleuters
met fletsblauwe ogen en blootsvoets, wachten
aan de kant van de weg de bezoekers op en
proberen deze voor een paar centen tuiltjes
verwelkte bloemen te verkopen of de weg te
wijzen. Een zeer slechte weg leidt naar het
dorpje en tot voor kort hadden ze geen
elektrisch licht. Met verbazing vragen wij ons
af, hoe die Duitse kolonisten anderhalve eeuw
terug, die lange, lange en slechte weg te voet
hebben afgelegd.
Hier geborenen, vroeger alleen de hier geboren
blanken, noemt men „criollos", dus heel iets
anders dan wat wij onder „creolen" verstaan.
Het mensentype in Venezuela is het algemeen,
zeer stroef en voor vreemdelingen (extran-
jeros) zeer moeilijk te benaderen. Vreemdelin
gen halen ze alleen in huis als het niet anders
kan. De oorzaak van deze terughoudendheid
ligt mijns inziens in het gemengde Spaanse
en Indiaanse bloed. Ze zijn toeschietelijker
voor vreemdelingen die hun taal spreken en
voor mensen van gemengd bloed zoals wij.
(Lees verder pag. 18)
6