Geografische plaatsnamen op Java
Een frigidaire in hei bos!
Enkele bekende plaatsen, welker namen zijn
veranderd, zijn nog: Djembe. Dit werd Adira-
ga; de naam heeft echter geen stand gehouden
toen de Javanen uit deze streek waren verdwe
nen en Madoerezen hun plaats innamen. De
Madoerezen doen niet zo sterk aan dergelijke
dingen; zij noemen Probolinggo en Modjokerto
nog steeds met de oude namen Bhanger
(Banger) en Djapan; het oude rijkje (Ng)
oerawan, ten zuiden van de Solo-rivier tussen
Lamongan en Bodjonegoro, werd Baoerena of
Baoewrena (dikwijls tot Bowerno verbasterd)
Panaroekan (in Bondowoso gelegen) heette
eens Poerwongga, een siernaam, die ook geen
stand heeft kunnen houden; Poerworedjo, een
Christendesa, in Kediri, heette vroegr Se gar an;
Sidaardjo was tevoren Sidikaré; Demak heette,
toen Raden Patah, daar zijn steunpunt voor de
Islam op Java, en zijn residentie in de Oost-
moessontijd vestigde, Bintara wat wel een
Sanskrit vertaling is voor alas, wildernis. De
Javanen zeggen dat de naam Demak is ontstaan
uit Delamakan, het bet. voetzooi en voetstuk,
fig.: steun, waarop alles rust. De naam
Poerworedjo. de hoofdplaats van Bagelen, is
heel nieuw. In de Babad Tanah Djawi (e.d.
Meinsma, pag. 319) wordt verhaald: Pangeran
Poeger begaf zich naar Djenar (10 K.M. ten
Z. van het tegenwoordige Poerworedjo) ver
zamelde er een leger; de inwoners van Pagelèn
onderwierpen zich. Een mantri van zijn vader
(tegen wie P. Poeger in opstand was) schaar
de zich mede onder hem en werd verheven
tot Toemenggoeng met de naam Gadjah Pra-
moda; deze voltooide de onderwerping van
heel Pagelèn. In die tijd verscheen Pangeran
Poeger's vader aan deze in een droom en
gelastte hem zich van Mataram meester te
maken, omdat de tijd daarvoor vervuld was;
verder gaf hi] hem last de koninklijke waardig
heid aan te nemen te Djenar. Daarop zag P.
Poeger zijn vader in de droom sterven. Ten
uiterste verschrokken en verbaasd stelde P.
Poeger aan zijn jongere broers, zijn bloedver
wanten en de kluizenaars voor hem tot vorst te
verheffen. Allen stemden hiermede in en P.
Poeger werd tot vorst aangesteld onder de
titel Soesoehoenan Ngalaga Ngabdoerrahman
Sajidin Panata Fama. Deze vestigde zich te
Djenar en veranderde de naam daarvan in
Poerwakonda (d.i. het eerste bericht). Het be
richt ging door de gehele Kedoe en doer
Pagelèn...
Aldus werd deze episode uit de z.g.n. eerste
Javaanse successie-oorlog verhaalt, waardoor
Pageran Poeger als Pakoeboewana I heerser
werd (1704-1718). Wij weten reeds dat
Djenar Poeriuakonda als kratonstad slechts
een ephemeer bestaan heeft gehad en dat
Pakoeboewono de kraton te Kartasoera weer
betrekt als Mangkoerat III van de baan is.
Daarmede verdween de naam Poerkakonda
tevens en Pagelèn kwam bij de rijksindeling in
1755 als deel van de Nagari Ageng onder de
wedana séwoe.
De naam Poerworedjo is pas aan deze vesti-
(Vervolg van pag. 10)
Daarom geachte grote Boengs, toe help me
aan de nieuwe richtlijnen van het huidige
Kabinet de oudste hebben de zure van
van Vollenhovens bier nog in zich opdat
de belangen der kleine boengs van beide groe
pen hier beter kunnen worden gediend.
Zal ik in den vervolge doordrukken der
rekwesten versturen naar Tong-Tong ter ken
nisneming om hulp, steun en intermediair
Tot slot de vraag, hoe kan ik het abonnement
op Tong-Tong ingang het mij toegezonden
exemplaar, continueren en hoe de betaling?
Tjoba U vertel mij.
Inmiddels met vriendelijke groeten van alle'
boengs hier aan alle Boengs daar en gaarne
berichtnja.
ging gegeven in 1830, toen na de Java-oorlog
de Bagelèn Gouvernementsland werd en ter
plaatse van de desa's Brèngkèlan en Kedoeng-
kebo de nieuwe stad als hoofdplaats der nieuw
gevormde residentie werd. Deze desa's bestaan
nog als delen der stad; Kedoengkebo bij name
nog onder de Europeanen bekend als plaats
van het militaire kampement, waar van 1848
tot 1856 ook de Pupillenschool was gevestigd,
die na de verwoesting door de geweldige
storm in laatst genoemd jaar naar Gombong
werd overgebracht.
De naam der residentie was afkomstig'van de
kleine desa Pagelèn (Bagelèn) aldus genoemd
naar de lingga, waaraan nog dagelijks wordt
geofferd (pageli-an: geli is de naam van het
lichaamsdeel, waarvan de lingga de symboli
sche voorstelling is). Deze desa ligt in het
gebergte, aan het pad dat recht van Jog ja naar
Poerworedjo voert. Deze streek heeft meer
historische herinneringen.
Uit het bovenstaande blijkt voldoende, dat
men de omleiding der hier besproken plaats
namen naar de betekenis der samenstelling
alleen niet ver komt. Bovendien rijst de vraag
telkenmale, welke betekenis de naamgever in
zijn tijd aan die woorden hechtte. Het is bijv.
een lange weg om van het woord „wadana" in
het Sanskrit, n.l. die van „aangezicht", „ge
laat", te komen tot die in het huidige Javaans
n.l. districtshoofd.
Een dergelijk verloop van betekenis is immers
een algemeen taalverschijnsel. Men denke bijv.
voor het Nederlands aan woorden als „knecht",
„luister", „doorluchtigheid", „maarschalk",
„beginsel" en „principe".
Men zal zich dan ook niet verbazen, dat een
Tavaan het verband tussen bijv. de plaatsnaam
Depok en het woord „depok" plat op de
grond, zonder voet of voetstuk, bijv. van een
glas of lamp, niet meer gevoelt.
Langs lijnen van geleidelijkheid is uit dit woord
de betekenis ontstaan van „kluizenaarsver
blijf", en ook van „zich onderwerpen aan het
oordeel van een ander".
Onder het nodige voorbehoud kunnen wij
daarom slechts mededelen, welke betekenis
men waarschijnlijk ongeveer aan een aantal der
telkens weerkerende naamdelen, uit het Sans
krit in het Oud-Javaans overgegaan, heeft ge
hecht. C. H.
Ik was vier jaar weggeweest, naar Java, èn was
nu weer terug, in het Palembangse.
Het was merkwaardig hoe gauw de bevolking
dit wist. Het gevolg hiervan was, dat toen
een tijger een slachtoffer had gemaakt bij een
zaagstelling in het bos, op een k.m. van
Talangbetoetoe, ik het verzoek kreeg om de
betreffende tijger te doden, daar men bang
was voor meerdere slachtoffers. Alvorens,
Helder fris water leste onze dorst
hierin toe te stemmen, besloot ik eerst eens
ter plaatse poolshoogte te gaan nemen.
Zo vertrokken we dan op een dag, vergezeld
van een paar zagers en de Kriau*) van het
nabijgelegen dorpje, naar de plek waar de
overval had plaats gevonden. Na eerst een
paar pas aangelegde Iadangs te hebben gepas
seerd, waar geen schaduw ons beschermde
tegen de zon, die onbarmhartig op ons scheen,
moesten we ons een weg banen door een 2
jaar oude bloekar, hetgeen ook al een warm
karweitje was. Toen kwamen wij aan een
moerassig gebied, en konden alleen langs de
drogere kanten verder. Ook dit was een warm
karweitje, zodat we dol blij waren eindelijk
bij de bewuste zaagstelling te komen.
Allemaal hadden het kwaad te verantwoorden
door de hitte, en wij snakten allen naar een
frisse dronk. Nu had mijn boy wel mijn
veldfles gevuld, maar slechts voor ca. een
vierde part, gedachtig aan het feit dat ik
vroeger maar heel weinig dronk op dergelijke
tochten. Maar ik had gemerkt hoe ongetraind
ik was, na een vierjarig verblijf op Java. Het
weinigje water in de veldfles had ik reeds
opgedronken en dus zat ik nu zonder een
drupje vocht.
We keken elkaar aan en bekenden onze dorst
en het feit dat het beschikbare water, onbruik
baar was, zonder dit te koken en te laten
bezinken. Moeraswater is n.l. bruinachtig,
wel helder, doordat er zich vele opgeloste
plantendeeltjes in bevinden.
Opeens sprong een der mannen op en wees
naar een liaan, zowat armdik. Vlug ging hij
op die liaan af, en kapte met zijn vlijmscherpe
parang er een stuk af van ca. twee meter
lengte.
Darmee ging hij naar zijn plaats terug en
verdeelde dit stuk in vier delen. Daarna punte
hij de ene kant aan als een potlood.
Toen hij het eerste stuk met die punt naar
beneden hield, kwam ei een straaltje fris en
helder water uit, en gaf hij dit stuk vlug aan
mij, beduidende dat ik er gerust van kor,
drinken, wat ik dan ook deed.
Heerlijk koel was dit water, en leste geheel
mijn dorst, evenals die van de anderen, die al
vlug mijn voorbeeld hadden gevolgd.
Deze liaan behoort tot het welbekende geslacht
Calamus of te wel Rotan en vormt een der
vormen van de kolossale Calamus Mattan Miq.
met een stengel zo dik als een arm en wel 40
meter lengte.
Het water klimt in dergelijke lianen, die veel
vocht nodig hebben, tot aan de groeipunt, die
tot de hoogste toppen der woudbomen weet op
te klimmen, zodat het water in de stengel tot
20 a 30 meter hoogte moet worden opge
pompt. Het onderste deel van de stengel moet
er mede verzadigd zijn, en een afgekapt en
omgekeerd gehouden stengeldeel kan dan uit
stekend de veldfles vervangen! Daarbij is het
water kristalhelder, absoluut vrij van bijsmaak
en in verhouding tot de buitenlucht vrij koel.
Als U in liet bos eens dorst mocht krijgen,
dan raad ik U zo'n slok aan uit zo'n stengel
deel, en dan... Prosit!!! C. H.
11