Glas uit de hemel
Ontmoeting met mijn jeugd
LIEDJE VAN VERLANGENS
De zwarte grillig gevormde steentjes, die in
Indonesië vooral op Biliton worden gevonden,
hebben altijd de bijzondere aandacht van de
Nederlandse geologen en mineralogen gehad.
Noch hun ontstaanswijze noch hun herkomst
was volkomen duidelijk, zodat men van een
Bilitonieten-vraagstuk mag spreken.
De Bilitonieten zijn maar een groep van de
z.g.n. „tektieten", die in Australië -de Aus-
tralieten en Zuid Oost Azië een grote ver
spreiding hebben. Een ander vastomlijnd ver
spreidingsgebied ligt in de Zuidelijke V.S. en
een derde echter met groene tektieten, de
z.g.n. Moldavieten in Tsjechoslowakije.
Alle tektieten bestaan uit zuiver glas met ca.
70 pet. kiezelzuur. Hun smeltpunt is zeer hoog,
200° hoger dan van vuurvast glas en toch
blijken de tekieten van Australië twee maal te
zijn gesmolten! De tektieten zijn meest klein,
beneden de 100 gram, en grillig van vorm.
Men vindt kogelvormige, peervormige, halter-
vormige, anderen lijken op staafjes of plat ge
slagen kogels. Men zou aan vulkanische bom
men kunnen denken, maar de meeste vind
plaatsen liggen ver verwijderd van vulkanen.
Vulkanisch glas, z.g.n. obsidiaan, heeft een
heel andere samenstelling en ook andere eigen
schappen van het glas van de tektieten. Er
stonden altijd twee theoriën omtrent hun ont
staanswijze tegen over elkaar, of zij zijn van
aardse oorsprong of het zijn meteoorstenen.
De laatste theorie had de meeste aanhangers,
hoewel ze tot dusverre tenminste nooit
was bewezen.
Kort geleden heeft Dr. W. D. Ehmann van
het Carnegie Institute te Pittsburg bij het
onderzoek van radioactieve mineralen in
„Australieten' vastgesteld, dat deze een vrij
hoog gehalte aan Byrillium 10 en Aluminium
26 bevatten: beide isotopen ontstaan slechts
door intensieve kosmische bestraling en blijken
niet bestand te zijn tegen de omstandigheden
van onze aarde. Hiermede werd dus de kos
mische oorsprong der tektieten voor het eerst
bewezen
Maar ook nu is het niet zo gemakkelijk te zeg
gen waar de tektieten precies vandaan komen.
Gewone meteorieten zijn het zeer zeker niet.
Wij kennen ijzer- en steenmeteorieten met alle
overgangen tussen beide, maar tussen de steen-
en glasmeteorieten bestaat geen overgang. Be
halve dat, komen de meteorieten voortdurend
alleen of in kleine groepen op onze aarde te
recht, terwijl de tektieten duidelijk in grote
zwermen, naar beneden zijn gekomen en nog
nimmer heeft iemand een tektiet zien vallen.
Er zijn drie mogelijkheden, waaraan men in
samenhang met de tektieten heeft gedacht:
Prof. Stair meent, dat het stukken zouden
kunnen zijn van een verloren gegane planeet.
Deze theorie lijkt echter moeilijk aanvaard
baar, aangezien er meerdere perioden zijn,
waarin tektieten op aarde zijn neergekomen.
Aan de theorie, dat zij van de maan afkomstig
zouden zijn, heeft reeds een Nederlands geo
loog, Verbeek, in 1897 gedacht en Prof.
Varsavsky heeft er een gecompliceerde bere
kening over uitgewerkt met behulp van een
rekenmachine. Hij is van mening, dat grote
meteoorstenen, op de oppervlakte van de
maan terechtkomend stukken van het oor
spronkelijke maanoppervlak in de ruimte heb
ben geslingerd en dat deze stukken later als
tektieten op de aarde zijn neergekomen. Ook
hiertegen kunnen vele bezwaren naar voren
worden gebracht; zo blijft dus onverklaarbaar,
waarom deze stukken dan toch maar altijd als
een zwerm bij elkaar zijn gebleven.
Dit laatste bezwaar zou misschien komen te
vervallen wanneer wij veronderstellen, dat de
tektieten stukken zijn uit een kop van een
komeet die ons zonnestelsel en speciaal de
aarde te dicht is genaderd; deze theorie waar
voor inderdaad iets valt te zeggen, is in 1951
door H. C. Suess opgesteld. Urey heeft bere
kend dat zoiets inderdaad om de 50 miljoen
jaren het geval zou kunnen zijn, en het merk
waardige is, dat dit bijna met onze geolog-
gische waarnemingen overeenkomt.
Volgens onze tegenwoordige kennis zijn er
behalve enkele zeer locale, drie grote zwer
men tektieten op aarde terechtgekomen. Een
in het het oud-Tertiair in Texas en de Zuide
lijk Nrd. Amerika, plm. 50 tot 60 miljoen jaar
geleden; een in het midden-Tertiair in Cen
traal Europa (Tsjechoslowakije), ruim 20 tot
25 miljoen jaren geleden, en een slechts
300.000 jaren geleden in het grote gebied
tussen Zuid-China en Australië met een cen
trum vermoedelijk in de Philippijnen. Hiertoe
behoren ook de tektieten van Malakka, Thai
land, Biliton, Java, Borneo, Nw. Guinea en
Flores.
Uit Zuid Oost Azië kennen wij tot dusver
vier vindplaatsen waar tektieten en uitgestor
ven olifanten alle van hetzelfde type
samen zijn gevonden: een vindplaats ligt op
Java, twee op de Philippijnen, een op Flores,
zeer kort geleden door Pater Verhoeven ont
dekt. Geologisch gesproken behoort deze hori
zon tot het Midden-Pleistoceen en moet een
ouderdom hebben van ca. 300.000 jaar. Uit het
foto
eens zul je torenhoog als door de wind geblazen
uit jragiele luchten voor me staan
ons pad zal even samengaan:
dra vallen stuk de leeggedronken glazen.
ik zal dan weggedoken als in een roes
verzonken
kort terzijde van het leven zijn,
ontmoeten paart zo vaak met pijn:
een levensdoel wordt ijlings opgeschonken.
ELLY BIEGEL
F. M. Collet
Links boven: een tektiet van Billiton billito-
niet genaamd), rechts boven komt van Tan-
Hai, voormalig Frans Indo-China (Indóchi-
niet), midden is van Nullarborplain, Z. \V.
Australië Austral iet)links beneden is van
Kaliosso, Soerakaria, Java (Javaniet), rechts
beneden is van Anda, Philippijnen (Philipi-
niet)
Alle tektieten zijn uit de collectie van het
Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie,
Leiden.
hoge gehalte Aluminium 26 in de Australische
Tektieten heeft Ehmann reeds een ouderdom
van max. 500.000 jaar, vermoedelijk minder,
moeten concluderen. De tektieten uit Texas en
Tsjechoslowakije, die geologisch zoveel ouder
zijn, zijn hun isotopen allang kwijt geraakt.
De grote hoeveelheid tektieten die wij vooral
in de Philippijnen en Australië vinden, maken
het duidelijk, dat deze als een ware „Glas
regen" naar beneden moeten zijn gekomen.
Wij hoeven een dergelijk catastrophaal evene
ment niet te vrezen; voor de volgende 25
miljoen jaar 20 miljoen voor de pessimis
ten zal dit fenomeen zich zeker niet her
halen... C. H.
Ik zou zo graag nog één keer op de koele tre
den van de achtergalerij willen zitten en uit
willen zien over de tuin in de vroege morgen:
de fijne blaadjes van de assemboom nat van
de regen; de bloemen van de nachtcactus lang
zaam verleppend; de geur van ochtendkoffie
willen ruiken.
Ik zou nog zo graag één keer de oude kebon
willen zien, die me de Spatodea wijst, de
oranje bloemen tegen de blauwe lucht, die me
sawoh brengt; weer de geur van Cambodja
herkennen.
Ik zou nog zo graag één keer de Oenarang
willen zien en de tweeling bergen heel in de
verte en rook uit een bergdessa willen opsnui-
Ik zou nog zo graag één keer op blote voeten
over koel marmer willen gaan, door nat gras,
door modderplassen en onder en lekkende
dakgoot willen staan; de eerste regendruppels
in het stof willen ruiken.
Ik zou zo graag nog één keer een blonde
vlakte vol rijpe paddi willen zien, met bonte
figuurtjes daarin, die halm voor halm snijden,
tegen een achtergrond van blauwe bergen; of de
weeë geur van versgesneden suikerriet willen
herinneren.
Ik zou zo graag nog één keer op die tjot wil
len staan, de wind voelen, kijken naar de
botja's die karbouwen baden in een bruine
rivier beneden en het water ruiken.
Ik zou zo graag nog één keer door die brede
laan willen rijden, in de schaduw van bamboe
stoelen en een tjikar tegen komen; het gedok-
ker willen horen van de wielen die om zwarte
assen wentelen.
Ik zou zo graag nog één keer op de treden
van de voorgalerij willen zitten en kijken naar
de schemering onder de bomen, luisteren naar
de stilte, die vreemde weemoed ervaren wan
neer de duisternis invalt.
Ik zou zo graag nog één keer daar in bed
willen liggen en de ficusvruchtjes horen val
len in het gras; de kadal onder mijn raam
horen ritselen tussen de planten en in de
verte de geruststellende doffe slagen van de
bedoeg. K. C. A
God gaf ons ons geheugen, opdat we rozen in
december zouden hebben.
JAMES BARRIE
16