Nederland en Indonesië - hun verhouding bezien door een oud en wijs man - Ch. J. I. M. Weiter een naam, die elk onzer kent. Na een briljante- Indische carrière als minister van koloniën, vóór en tijdens de oorlog. Daarna zijn land dienend als lid van de Tweede Kamer. Nu 84 (ja, vier-en-tachtig, lezer, géén drukfout). Niet meer zo wel ter been als voorheen. Maar nog altijd overborrelend van belangstelling, vol enthousiasme, als was hij 24 en stond hij aan het begin van de belangrijke loopbaan die nu achter hem ligt. Wij vonden de heer Welter bereid, wat met ons te praten over de perspektieven van de verhouding tussen Indonesië en Nederland, nu na het herstel van de diplomatieke betrekkin gen de weg is gebaand naar een nieuwe fase in de relaties tussen het moederland en de Gordel van Smaragd, waaraan zo velen van ons dierbare herinneringen hebben. On ne peut pas faire de bonne polique avec rancune aldus opende de grijze staats man het gesperek. En daar wij moeten trach ten een goede politiek te voeren, moeten wij onze rancune opzij zetten, zodra wij de ver houding Indonesië-Nederland gaan onderzoe ken op nieuwe mogelijkheden. Dat zal niet zo moeilijk zijn. Op het persoonlijk terrein zal het zeker niet de minste moeite geven. Ik heb nooit een woord geloofd van de propa ganda, die het wilde doen voorkomen of Indonesiërs de Nederlanders met weerzin zou den bekijken. En in het hart van het Neder landse volk is Indonesië nog altijd muurvast verankerd. Dat is altijd zo geweest. Uit mijn Indische ambtsperiode herinner ik mij ver scheidene malen, dat een ernstig conflict dreig de tussen de Minister en de Gouverneur- Generaal, Altijd bond de Minister tenslotte in, omdat hij er zich rekenschap van gaf, de Kamer intuitief de zijde van de Gouverneur-Generaal, dat wil zeggen van Indië zou kiezen, als het erop aan kwam. Tong-Tong: Maar is het niet zo, dat het kon- takt met Nederlanders en het Nederlands lang zamerhand is teloor gegaan De beer Welter: Ik geloof, dat U dit te zwart ziet. Ik hoor van mensen, die zo juist weer in Indonesië geweest zijn, dat zij met open armen zijn ontvangen en dat men in vele kringen nog Nederlands spreekt, althans kan spreken, al zal het gebruik van onze taal wel zijn ge sleten en verder slijten. Daarom zou het pas send en nuttig zijn, wanneer wij meer deden om de Nederlandse kuituur-voortbrengselen naar Indonesië te brengen. Om mij te bepalen tot doodgewone zaken: Nederlandse kranten en tijdschriften. Ja zelfs de damesbladen, die destijds een enorme populariteit genoten onder de vrouwen van de ontwikkelde klasse. Is er in Nederland geen instantie die op zich neemt bijvoorbeeld 500 exemplaren van Libelle of Margriet naar Indonesië te zenden? En dan de kranten... Ik hoor, dat het enige blad, dat -regelmatig in Indonesië wordt verspreid de „Waarheid" is... Tong-Tong: Als U meent, dat wij voor de ver betering van het kontakt wat over moeten heb ben, twijfelt U zeker niet aan een gunstige ont wikkeling in Indonesië zelve? De heer Welter: O, neen! Voor de toekomst van Indonesië ben ik niet bang. De Indonesiërs zijn een goed volk, intelligent, werkzaam, ge willig, bereid de lessen te aanvaarden, die hen te goeder trouw worden aangeboden. Tong-Tong: Ook in recente tijd, bijvooibeeld bij de totstandkoming van Malesië zijn toch weer gebeurtenissen voQrgevallen die een enigs zins ander beeld geven. De heer Welter: Het verzet van Indonesië tegen de totstandkoming van Malesië is voor mij wel begrijpelijk. De zuigkracht die een krachtige Maleise staat op korte afstand van Indonesië bijvoorbeeld op Sumatra zou kunnen uitoefenen is ongetwijfeld een gevaar voor Djakarta. De heer Welter was van 1924-1925 en 1926- 1931 lid van de Raad van Indië. Sedert 1929 vice-president. Tong-Tong: Welke rechtstreekse mogelijkhe den ziet U voor Nederland als gevolg van het herstel van de betrekkingen? De heer Welter: Op het gebied van de handel liggen hier zeker mogelijkheden. Ik bedoel zowel de import als de export. Wij zijn nu eenmaal geboren handelaars en hebben boven dien de nodige ervaring in Indonesië. Wij kunnen met de mensen omgaan. Wij kunnen hun grote diensten bewijzen als ze ervan gediend zijn. Onze diensten opdringen - neen, dat vooral niet. De Indonesiërs zijn verstandig genoeg om te begrijpen, dat waar zij buitenlanders nodig hebben, wij de beste partij zijn. Tong-Tong: Kunnen de monetaire en finan ciële moeilijkheden, waarin Indonesië verkeert, geen belemmering zijn voor Nederlandse ak- tiviteiten op dit gebied? De heer Welter: Dit is juist, maar ik heb een onbeperkt vertrouwen in de fundamentele groeikracht van Indonesië. Inderdaad is Indo nesië thans weinig kredietwaardig, doch dit zal voorbijgaan. Ook op dit gebied zouden Nederlanders als adviseurs van dienst kunnen zijn. Nogmaals: als de Indonesiërs daarvan gediend zijn. Tong-Tong: Zijn er naar uw mening moge lijkheden in de grote landbouw? De heer Welter: Dit is een moeilijk punt. Op dit gebied zie ik de toekomst somber in. Indo nesië is niet zo'n vruchtbaar land als men zou denken. Het verhaaltje van de stok in de grond die vanzelf gaat groeien is niet meer dan een verhaaltje. Alle belangrijke produkten van de grote landbouw zijn van oorsprong niet inheems de suiker noch de rubber, de ta bak, de thee, de kina. De verbouw daarvan in Indonesië is dan ook alleen geslaagd omdat de ondernemers op we tenschappelijke grondslag de produktie ver zorgden. Voor alle cultures waren proef stations, die, voor zover mogelijk, de ontwik kelingen vóór waren door een intensieve en vruchtbare studie van alle eventualiteiten en kwade kansen. Die proefstations zijn er eenvoudig niet meer. Ik vrees bovendien, dat de ondernemingen zelve in de periode, dat zij aan ons beheer onttrokken waren, sterk zijn achteruitgegaan. Hoe het verder staat met een vraagstuk als de voorziening van de suiker industrie met (huur)-gronden weet ik niet. Maar wel weet ik, dat men de hernieuwde opbouw van het wetenschappelijk apparaat zou moeten beginnen. Dat, en de eventuele rehabilitatie van ondernemingen, zal enorm veel geld kosten. Wie zal die fondsen fourne ren? Ik vind het jammer het te moeten zeggen, maar inderdaad is Indonesië op dit ogenblik geen kredietwaardig land. En het gaat hier om enorme bedragen, die op lange termijn zullen moeten worden verstrekt. Tong-Tong: Kan industrialisatie een oplossing brengen om het economische leven in Indone sië weer op volle toeren te brengen? De heer Welter: Ja, heel goed. Wij zijn er trouwens destijds al mee begonnen. Maar ver geet niet, dat ook industrialisatie een zaak is van hoge investering en lange adem. Tong-Tong: Van tijd tot tijd duiken geruchten op over de mogelijkheid en wenselijkheid van een bezoek van President Soekarno aan ons land. Zou zulk een bezoek naar uw mening bijdragen tot het versterken van de banden? De heer Welter: Ik ben het eens met Minister Luns, die heeft verklaard dat dit onderwerp niet aktueel is. Men moet niet te hard van sta pel lopen. Ik heb juist de wijze terughoudend heid, die Indonesië aan de dag legt in de nieu we fase van de betrekkingen zeer gewaardeerd. Wat dit betreft beschikken de Indonesiërs over wat ik zou willen noemen „Fingerspitzen- gefühl". Tong-Tong: Dat is niet óns sterkste punt... Maar welke reaktie verwacht U, als het er toch eens van zou komen? De heer Welter: De 200.000 Indo-Europeanen, uw eigen mensen die van huis en erf zijn ver dreven en die als wrakstukken van een eens welvarend stuk van de maatschappij hier zijn aangekomen, die van al hun bezittingen zijn beroofd zij zouden vermoedelijk toch niet erg enthousiast zijn. Overigens wil ik hier een opmerking van andere aard aan vastknopen: die verdrevenen van huis zijn naar mijn me ning hier in Nederland op grandioze wijze ontvangen, en dat heeft er zeker sterk toe bijgedragen dat zij betrekkelijk snel en goed zijn ingegroeid in deze voor velen zo vreemde maatschappij. Om van het klimaat te zwijgen... Voor wat er voor de Indo-Europeaan in Ne derland is gedaan verdient juffrouw Klompé, die dit als Minister regelde, alle hulde. Zij deed wat zij kon, uit een ruim hart. En de heer Welter besloot: Indonesië heeft de oude magie behouden voor mij althans. Het is een gezegend land. Wat er nu nog mis moge zijn het komt terecht! Misschien mag ik niet meer beleven, maar dat zeg ik U: Het komt terecht! H. R. 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 4