Een vrouw werkt voor de Verenigde Naties (vervolg)
Nóg een Zwaluw!
Het prettige van dit werk is de grote voldoening die men ervan heeft. Speciaal als het een
Congolese moeder betreft met haar kindje. U heeft er geen idee van hoe lief die kleine
donkere babies zijn. Altijd zoet, je hoort ze vrijwel niet huilen, en ze kunnen je aankijken
met hun zwarte ogen, of ze je helemaal willen analyseren. Zo kan toch alleen een kind
kijken, zo helemaal verloren en bezig met kijken en opnemen. Ze hebben hier een leuke
manier om die kleuters te vervoeren. Moeder heeft een lange reep stof om de heupen
geslagen en die vormt een piooi, waar de baby ingehangen wordt. Hoe dat nu gaat als de
natuur plotseling zo'n kleuter roept, weet ik ook niet. Maar je ziet praktisch geen gevallen
van waterschade, dus ik zal dat toch eens uit moeten vinden.
Vergeet ook niet de bezoeken van de sol
daten. Liefst met hele groepen, als het een
herkeuring betreft van een bepaald leger
onderdeel, of een periodieke inenting. Dan
is opeens de ruime hall van ons ziekenhuis
vol met stoere strijders, die krachtig in het
rond stappen maar elkaar toch uiterst be
leefd en langdurig voor laten gaan, als
dokter of verpleger dichterbij komt met de
injectienaald.
Gelukkig hoef ik mijn werk niet alleen te
doen, want het is soms echt druk. Ik heb
de steun, ook moreel van Monsieur Isidore.
Deze heer heeft een aparte werkwijze. Hij
houdt er de moed in met de hele dag te
fluiten of te zingen, ook, en speciaal als hij
werkt. ALS hij werkt, want hij heeft dezelfde
eigenschap die ik meer heb aangetroffen
bij jonge volkeren in nieuwe landen. Hij
heeft zich als hoofdtaak gesteld mij te be
studeren en vooral mij te corrigeren bij een
eventuele fout. Hij zit dus rustig fluitend
achter zijn tafel en iet op. En OF hij oplet.
Het moment dat ik iets verkeerds wegleg
of niet direct het juiste antwoord weet te
geven, treedt Isidore op en doceert...
Want hij is een geboren docent. Gelukkig
hebben wij twee zoons gehad, die ook eens,
het is nu ai wat jaren geleden, zo de leeftijd
hadden tussen 16 en 20. Er zullen onder
U ook wel moeders zijn, die daarover mee
kunnen praten. En dus zijn Isidore en ik
goede vrienden. Bovendien krijgt hij gere
geld tijdschriften, waar hij ijverig in leest en
mij dan vertelt, waarom de visie van de
auteur verkeerd is. Allemaal dingen waar ik
ook weer wat van opsteek.
Een andere hulp is de vertaler, een heer uit
Gahan, waar ik de naam nooit helemaal van
te pakken kan krijgen. Ik heb hem al eens
gevraagd die op te schrijven maar aange
zien hij deze naam van dag op dag varieert,
blijft hij voor mij Mr. X. Tussen haakjes,
wist U dat ONZE manier van namen geven
voor veel mensen raar is. Isidore heeft me
dat ook weer eens duidelijk uit de doeken
gedaan. „Madame, hoe heet U?" A, juist,
mevrouw Baijens. En uw man? Wat zegt U,
ook Baijens, maar dat is toch verwarrend...
En uw oudste zoon? Ook weer Baijens, en
mogelijk uw jongste zoon OOK weer...
Weet U mevrouw, ik geloof dat dat een
westers trucje is om ons te bedotten. Op
die manier kun je toch nooit uitvinden met
wie je een overeenkomst gemaakt hebt.
Mogelijk kan ik, als ik ze ontmoet heb al
die Baijensen nog wel uit elkaar houden,
maar ik kan toch nooit gedurende een ver
haal in mijn „village" uitleggen over welke
man het gaat". Zoals hij het uitlegde zat er
nog wat in ook.
Maar om terug te komen op mijn Ghanees,
die is er voor de Engels sprekenden en
voor de diverse Afrikaanse dialecten. Hoe
het met die dialecten staat, weet ik niet,
maar ik hoop oprecht, dat hij ze beter
spreekt dan zijn Engels. Ik wil nu niet kla
gen over het simpele feit, dat hij mij aan
spreekt en antwoordt met: „Yes Sir", want
dat zijn van die kleinigheden, waar men niet
direct over valt. Maar ik heb toch wel
bezwaar tegen het feit, dat hij zelf de
geneeskunst uit wil oefenen in mijn voor
galerij of hall. Na een praatje, uiterst luid
maar zonder dat ik er iets van begrijp,
begint de bezoeker hier en daar wat los te
knopen en de tolk tast toe en knijpt en kijkt
moeilijk en dan weet ik het al weer. Onbe
voegd uitoefenen van de geneeskunde. Dan
moet ik hem met een zoet lijntje van de
patient wegkrijgen, want anders is die ook
boos.
Hij heeft mij ook eens een slecht-verstaan-
baar verhaal gedaan omtrent de fetischen
de natuurgeneesmiddelen, die men in Ghana
met succes toepast. Het leek me meer een
verhaal over tovermiddelen, maar je KUNT
nu eenmaal nooit weten. Ik heb hem ge
vraagd wat van die poeders en wortels
mee te brengen, wat hij beloofd heeft. Maar
ik moet het nog zien.
Een ding moet me nog even van het hart
voor ik eindig. Als we zo weer terug zijn in
de „beschaving" en we vertellen van ons
werk voor de Verenigde Naties, dan zijn de
reacties erg gemengd. Naast waardering
vinden we veel kritiek. Die kritiek betreft
soms het politieke aspect van het werk van
die organisatie, soms weer hoor je, dat er
met geld wordt gesmeten, dat het alleen
maar een serie cocktailpartijen zijn, of een
kans voor allerlei politieke beunhazen om
een goedbetaald baantje te krijgen.
Ik wil hier niet een discussie beginnen,
maar ik moet toch verklaren, dat op de
plaats waar ik nu werk, blijkt, dat er goed
en veel gearbeid wordt aan een moeilijke
en ondankbare taak. Wij hebben ook een
mortician, een verzorger van doden, en die
man trekt de hele Congo door. Dan weer in
Stanleyville, dan weer in Katanga, of ergens
in het binnenland moet hij een overledene
op gaan halen en zorgen dat aan die man
of vrouw de laatste eer wordt gegeven. En
als we hier eens patiënten krijgen uit die
heel kleine plaatsen, uit Lodja of uit
Kikwit, dan begrijp je, dat je idealist MOET
zijn om dat leven vol te kunnen houden.
Totaal gebrek aan alles, niet alleen voor de
mensen van de U.N. maar ook voor de
Congolezen zelf. Soms komen ze bij ons,
Spaanse of Libanese leraren, die getekend
hebben om een jaar in het binnenland les
te geven, en ze zijn psychisch volkomen
geschokt. Geen behoorlijk huis, geen voe
ding, geen transport, geen licht, geen water
In de Haagsche Courant van 6 nov. een
artikel onder de kop: „Gebruik van rijst
stijgt nog voortdurend!" Nederland consu
meert jaarlijks maar eventjes 27.000.000
kilo of ruwweg een klein half miljoen pikoel
rijst! Als je nagaat dat je een pikoel rijst
achter de knopen moet hebben om baroe-af
te zijn, dan schiet ons brave Holland toch
best op!
Het artikel zegt verder dat alhoewel nog
steeds 60% daarvan wordt geconsumeerd
door eters van rijstebrij „zoals onze groot
moeders die klaarmaakten", het aantal
consumenten van droge rijst gestadig toe
neemt.
Een belangrijke oorzaak van deze smaak-
verbetering noemt de Haagsche Courant
ook 't vele reizen in 't buitenland, waar men
met allerlei nieuwe kostjes kennismaakt.
Ah, als „Groot-Spakenburg" maar vaker de
haardstede verlaat, komen we er tóch wel.
En het wemelt dus blijkbaar van Hollanders
die graag én hun geestelijke én hun culi
naire horizon verruimen.
Leuk is dat zoveel anti-Tong-Tongers en
pro-assimilisten die een jaar of tien terug
het aardappelen eten beschouwden als een
belangrijke stap tot ideale „Europeanise
ring" (en daar intussen misschien al in
geslaagd zijn) straks als koppige aardappel
eters ideaal model worden voor een nieuwe
Van Gogh...
Het artikel schrijft voorts dat meer dan de
helft van de wereldbevolking rijstconsument
is. Wie dus dacht dat rijsteten een speci
fiek Indische (of Indonesische) „aanstellerij"
is, weet nu wel beter.
Nog meer liefhebbers voor een portie
nassi?! T. R.
en op het eind kunnen ze niet meer en er
wordt een vliegtuig of helicopter gestuurd
om ze op te halen.
En als je dan een paar weken of dagen in
een kleine plaats bent, bijvoorbeeld Jadot-
ville en je praat eens met de inwoners van
dat leuke villastadje, dan hoor je dat ze
dankbaar zijn, want hun leven is gered door
het optreden van de U.N. soldaten, Indo
nesiërs of Ethiopiërs die ver van hun land
hun moeilijke plicht doen, om ervoor te
zorgen dat er in ieder geval een geraamte
blijft van gezag en orde. Dat ook daar in
Afrika ouders voor hun kinderen kunnen
zorgen, dat ook daar oude mensen rustig
op straat kunnen lopen.
Wij waren in Kindu en men wees ons het
huis aan, waar indertijd de Italiaanse vlie
gers gevangen hadden gezeten voor ze
naar het binnenland waren gebracht voor
een vreselijk einde. Ook die jonge mannen
hebben hun leven gegeven voor een ideaal.
Ze DOEN het en ze praten er niet over.
En daarom ben ik blij, dat ik hier mee mag
werken, op een bescheiden plaats, maar
als we allemaal IETS doen is er een kans,
dat er beter begrip komt en dat we allen
samen langzaam vooruit gaan.
F. BAIJENS-REINDERS
13