5® Wat Njoek, het apenjong beleefde Boekenpraatje VOOR ONZE BIBIT Tante Mieke RAADSELS cl(' VJ I Je kunt je voorstellen, dat de vader en moeder van de drie apenvriendjes, Njoek, Grrrrrr en Uh-Uh, erg ongerust waren, toen dit drietal zich een paar dagen nergens in het grote woud liet zien. Niemand wist, dat ze voor Maoeng, de koningstijger, ge vlucht waren, en zich in het ravijn, aan de grens van het woud zo lang schuil hielden. De apen-ouders zochten bijna dag en nacht naar hun verloren jongen, en vroegen aan ieder dier, dat ze op hun weg ontmoetten, of ze soms een spoor van de drie jonge aapjes gezien hadden. De tapir herinnerde zich, boos dat hij in zijn middagdutje was gestoord toen een stelletje apenkwajongens hem als mikpunt had gekozen van hun gooi- en smijtwed- strijd met de onrijpe zaadvruchten van een wilde kapokboom. Het konden best deze zoekgeraakte apenkinderen zijn geweest. Een oude wijze neushoornvogel, met een heleboel ribbels op zijn grote snavel, dacht eens heel lang na en kon toen bijna met zekerheid vertellen welke richting het drie tal gekozen had. Alsmaar rechtuit, het grote woud door, dan linksaf tot aan de grootste broodvruchtboom, dan rechtsom door het loof heen geslingerd, daarna schuins over gestoken tot aan het drinkmeertje van de grote dieren, toen weer zijwaarts terug gesprongen en in het woud verdwenen, daarna had hij hen niet meer gevolgd. Een dwerghertje, de kantjil, meende dat er drie wildebrassen boven zijn hoofd door de bomen geslingerd waren. Hij dacht de kant uit van het ravijn. En een mannetjes-pauw met de schitterendste „ogen" in zijn staart veren vertelde zonder omwegen, dat hij geen aapjes maar wel Maoeng, de konings tijger, in deze buurten had gezien. En zo zochten de apen-ouders met behulp van andere beesten naar hun verdwenen kroost. En het weggevluchte drietal zelf? Hoe ging het daarmee? Nou moet je weten, dat Njoek al na de eerste dag van hun verblijf in het ravijn, had voorgesteld om weer terug te klimmen. De tijger zou al lang weg zijn, had hij gedacht, maar zijn beide vriendjes waren nog veel te bang en durfden nog niet terug. „Dan ga ik alleen", zei Njoek toen, maar daar protesteerden Grrrrrr en Uh-Uh zo erg tegen, dat hij zijn hand over zijn hart streek. Jullie kunnen geen oplossingen meer insturen van de raadsels, die in de Tong-Tong van 15 december hebben gestaan. De inzendtermijn is op 15 januari gesloten. In ons volgend nummer zullen wij de juiste oplossingen èn de prijswinnaar bekend maken. Dus nog even geduld! „Goed, jullie hebben gelijk. Samen uit, samen thuis", gaf hij toe. „Maar er is toch zeker niets tegen als ik eens een kijkje neem aan de overzijde van het ravijn? We zijn nou toch hier, nu kunnen we eens mooi de overkant van de bossen verkennen". Maar Grrrrrr en Uh-Uh wilden daar niets van horen en pruttelden hun bezwaren tegen Njoek. Dat gaf nog een heel geruzie, maar Njoek zette deze keer zijn zin door. „Ik ga me hier niet zitten vervelen", zei hij. „Ik wilde al zo lang weten wat er aan de andere kant van het ravijn zou zijn. Nu ben ik hier en ik gé. Ik zal dan wel terugkomen om jullie op te halen om naar huis te gaan, wanneer jullie eindelijk je moed bij elkaar geraapt hebt...!" En weg klauterde Njoek. Aan deze kant was de ravijnwand niet zo steil als de wand naar het grote woud toe. Dus was het lenige aapje dadelijk uit het gezicht verdwenen. Grrrrrr en Uh-Uh kro pen maar angstig tegen elkaar aan en knor den bangelijk en toch af en toe heel kwaad tegen Njoek, die hen onmogelijk meer horen kon. Want Njoek was vol durf, maar tegelijkertijd ook heel voorzichtig op ver kenning uit gegaan in deze voor hem onbe kende wereld. De bossen waren hier niet zo woest en uitgestrekt als waar hij vandaan kwam. Er groeiden ook andere bomen. Njoek kon nu niet van boom tot boom springen, tenminste niet de hele tijd. Er waren ook hele open stukken op dit terrein. Dus moest hij veel lopen. Eén keer schrok hij op van een wild zwijn, dat rakelings langs hem heen rende. Het was weer op zijn beurt van Njoek ge schrokken en schoot zo gauw het kon, weg in een wat dichter bosje. Njoek bleef een ogenblik versuft staan, bij de lange dunne stammetjes waarachter het zwijn vandaan gekomen was. Zouden er meer volgen? Maar nee, hoor. Het leek wel weer of Njoek het enige levende wezen was aan deze kant van de kloof. Hij zag dat enkele van die lange stengels afgeknakt en stuk gebe ten waren. Dat had natuurlijk het zwijn gedaan. Daar moest hij het zijne van heb ben. Zijn handjes grepen vlug een afgebro ken stuk van zo'n dunne stengel, toch nog dik genoeg om niet helemaal te kunnen omvatten. Zijn scherpe tandjes knabbelden gretig aan de vezelige stengel. En zo maak te onze Njoek kennis met de suikerriet. Dat was nog eens een lekker stammetje, vond Njoek. En wat een bofferd was hij toch om hier midden in zo'n veld van deze stengels terecht te komen. Maar wat Njoek niet wist, was, dat dit door mensen aange legde tuinen waren. Ja, hij wist zelfs nog niet eens wat mensen waren. Maar de kennismaking zou heel spoedig volgen. (Wordt vervolgd) Vandaag wil ik het met jullie hebben over het bekroonde boek van de laatste kinder boekenweek. De titel is: „De brief voor de Koning". De schrijfster heet: Tonke Dragt. Zij werd geboren in Batavia en bracht het grootste deel van haar kindertijd in Indo nesië door, waar zij ook drie jaar in een Japans gevangenkamp gezeten heeft. Eigen lijk heeft zij altijd veel liever getekend dan geschreven, en zij heeft dan ook de teken academie gevolgd en is nu lerares tekenen aan een lyceum. Nu schreef ze wel vaak voor haar eigen plezier, en op een gegeven ogenblik stuurde ze eens iets in naar een tijdschrift en zie, het werd geaccepteerd. Zó is het begonnen, en van het een kwam het ander. Het bijzondere van haar boeken (dit was het tweede, het eerste heet: „De verhalen van de tweelingbroers") is, dat zij ze ook zelf (en hóe) illustreert! Gewoon fantastisch! Nu kan ik over de Tweelingbroers nog niets vertellen, want die ken ik nog niet, maar de brief voor de koning heeft al een plekje in onze boekenkast, hoewel ik moet toegeven, dat hij daar nog niet zo erg lang gestaan heeft, want sinds dit boek in ons bezit is hebben mijn drie dochters en ik hem om de beurt „verslonden" en nu was er al weer ruzie om, omdat er weer twee tegelijk naar het boek grepen om het voor een tweede keer te lezen! Tonke Dragt heeft er een hele landkaart bij getekend, van een fantasie-land, zodat je precies volgen kunt, hoe Tiuri, de schild knaap, die de speciale brief voor de koning bezorgen moest, gegaan moet zijn. Het ver- haal speelt zich namelijk af in de riddertijd. Tiuri zou juist tot ridder geslagen worden, toen er een dringend beroep op hem gedaan werd, door een onbekende, die hem een heel belangrijke brief ter hand stelde, die hij weer verder bezorgen moest aan de Zwarte Ridder met het Witte Schild. Het was het begin van een heel avontuur, want toen Tiuri de Ridder eindelijk gevonden had, bleek die stervend te zijn, en hij droeg de jonge schildknaap op om deze taak van hem over te nemen. En dan gaat Tiuri, hij voelt het zijn plicht om aan deze wens van de Zwarte Ridder met het Witte Schild toe te geven, hoewel hij weet, dat hij daar mee zijn eigen kans om tot ridder geslagen te worden (de ridderslag vond eens in de vier jaar plaats) voor deze keer verspeelde. En dan volg je hem op zijn moeilijke tocht met alle gevaren die hem bedreigen, door bos sen, over bergen en rivieren heen, je houdt er je adem bij in af en toe, zo spannend en boeiend is alles beschreven. Het is of je er zelf bij bent; bij de bergbeklimming van Tiuri en zijn gids Piak, voel je bijna, dat je zelf in gevaar bent, vooral als de mist de weg nog eens zo onbegaanbaar maakt! En dat is maar één voorbeeld, er zijn er talloze. Tiuri bewijst, dat de ridderslag alleen nog geen ridder maakt. Hij gedroeg zich als een ridder, terwijl' hij dus nog niet geridderd was. De strekknig van het verhaal is zo zuiver, de taal zo fris en de gebeurtenissen zo verrassend, dat ik er maar een paar woorden voor heb: een juweel van een boek. Zie dat je er kennis mee maakt. 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 14