-luister ^Vnno 1664 De maand februari biedt in de haven van Batavia een kleurrijk en boeiend tafereel van komende en vertrekkende jachten, fregatten, galijen, fluitschepen, galotten, jonken en wan- cans uit „Seylon, Nangasacki, Malacca, Siam, Cambodia, van de Westcust van Sumatra, van de Molukken naar Cormandel, Seylon, Cochin, Suratte, Persia, Cambodia, Wingarla, Malacca, Achin, Indragiri, Palembang, Cottatenga, Crawan, Banjarmassing, Cerbon, Japara, Jouanna, Lassem, Rembang, Grissik, Surrabaya, Pamanoecan, Timor, Bouton, Lombok, Macassar, Banda", alle volgeladen met koopwaar en „schenckagies", vergezeld van „Brieffen en Missives", een levendige handel bedrijvende op de kusten van Perzië, Manga- lore, Coromandel, Malaka, China, Japan, Sumatra en de oostelijke eilanden. In die jaren voerden China en Japan een afsluitingspolitiek. Zij stelden maar één haven voor Europeanen open, de Japanners zelfs alleen voor Hollanders. Deze politiek sproot voort uit een sterk superioriteits besef, maar ook uit vrees voor verwikke lingen met deze „sluwe, roodharige barba ren". De Compagnie had een factorij op Decima, maar de Hollandse schepen voerden een ware terreur uit op de Chinese jonken, die met Japan handel wilden drijven, namen de de nachoda's (kapiteins) gevangen en maak ten zich van de lading meester. Het regende klachten uit Siam, zoals blijkt uit een „missive van de coopman Willem Volger van het comptoir in Nangasacki", die op 3 februari in Batavia ontvangen werd. Daarin stond, dat de Japanners zich liever buiten de geschillen hielden en de Gouver neur van Jedo (Tokio) Kjoeterradonne en zijn opvolger Joffiesamma „soude zich heb ben laten ontvallen, dat hy voor syn parti culier wel conde verstaen, dat de Hollan ders in haren oorlog tegen de Chinesen in alle manieren groot gelyk hadden en vol- comen recht omme deselve alomme na vermogen te beschadigen mits dat daerinne die sorge gedragen wierd datter geen kla gende Chinesen in Japan quamen. 't Is daerom hoognoodigh, schryft d'E. Vol ger, dat alle schepen van de Comp. nae de Noord varende, ordre gegeven werde, dat sy geene Chinese jonken, gelyk jongst ge schiet is, ten halven beschadigen ofte ook, na het afnemen van hare inhebbende coop- manschap laten varen, maer dat sy deselve ofte tenminsten all 't volk, daerop varende, sonder onderscheyt van kant helpen, als wanneer hare jonken ende ladingh onbe- schroomt aldaer vryelyk opgebragt ende vercocht zullen mogen worden." 11 do. Comt een jonk van Siam met gesan ten aen haer Ed„ hebbende 65 man en geladen wesende met 150 potten olie en 12 lasten rys. Des avonts, te kloeke half negen, wort een grote eclipsis in de maen gesien, soo dat de maen wel uren lang geheel duyster blyft. 12 do. De Siamse gesanten worden door den licentmeester van Ree van boord ge- haelt, met enige eerschoten binnen gebragt en onthaelt op siri-pinang en een gias mom of Spaense wyn. 16 do. Syn de Siamse gesannten in 't Cas- teel verschenen met de Brieff, die niet van de Coning kwam, maer van des Conings voordrager Okja Tsiaya Tiboêdi Sari Run Norung Ritsei Barakarom Pahho Okja ter Nau Sari, geintituleert na syn plaets, Kosa Nboedi, aen den Gouverneur Generaal, Joan Maetsuyker tot Batavia." De „Brieff bevat eenige gravamina over de Resident Poolvoet, Lowang Appajia Wari en 't gewesen Opperhooft Joan van Ryk, Lo wang Surisin, van de Comp. in Siam, een Twee „Prunis jars", links een meesterstuk, rechts een nabootsel van veel later datum Kang Nsi schriftelijk vertoogh in de Maleytse tale ingestelt" in tien alinea's, waarvan de tiende: ,,'t Is noyt voor henen gebruyk geweest, dat de Hollantse schepen omtrent het lant van Siam op de Chinese jonken of andere vaertuygen blyven kruyssen, welke schepen nu jongst noch een vaertuyg omtrent hier voren verhaelde negry Liongh hebben aen- geslagen, daer op varende 25 personen, deselve luyden gevangen genomen ende daer uyt 20 canassers aquilhout geligt. Voorts vroegen de Hollanders, wat dat sy voor luyden waren: sy antwoordden, dat dienaers waren van eenen Opra Sinourat in Siam; daerop seyden de Hollanders, de voorsz. Sinourat moet noch eenig geit aen de Hollanders uytkeeren en daer voor sullen wy dit aguilhout onder ons behouden en hebben daer van een brief met de voorsz. personen aen geseyde Opra Sinourat mede gegeven ende hun laten vertrecken." Op de 3de, de 14de en de 21ste februari meldt het Dagh-Register de aankomst van Wancans en de aanhef klinkt als een vers regel uit een Oosters gedicht (en let eens op de lading!). 3 do. Comt een wancan van Japan, opheb bende 30 Chinesen en geladen met de vol gende coopmanschappen: 130 picol coper; 83890 stux diverse porceleynen; 1 picol thee; 7 kisten goutdraet; 400 paer cattoene, Chinese koussen; 2 picols zeylgaren; 30 stux lichte Chinese kleeden tot rocken; 2'/2 picols Japanse camfer en eenige andere Chinese krameryen. 14 do. Comt een wancan van Quinam, op hebbende 60 Chinesen en geladen zijnde met de volgende coopmanschappen: 350 balen terwe; 40 kisten goutdraet; 16 picols en 3 canassers (rieten manden) met radix China (gember?); 195 isere pannen; 161500 stux verguit Chinees papier; 157 stux quittasollen of sonneschermen; 10 duysent stux en 2 kisten vol porceleyne kopjens; 40 duysent boekjes geschildert papier ende andere kleenigheden. 21 do. Comt een wancan van Quinam met anachoda Kiko, Japander, ophebbende 50 man en geladen met de volgende coopman schappen: 27 kassen goutdraet; 215 balen terwe; 200 cassen offerkeersjes; 85 catty coperdraet; 10 rollen Quinamse stoffen; 25 catty seylgaren; 45 quitasollen; 80 duysent bosjes verguit offerpapier; 1510 stux porceleyne pierings; 8000 stux kleyne porceleyne kopjens; 380 isere pannen ende andere kleinigheden meer. Het Dagh-Register besluit met de opsom ming van de „vaertuygen" (54), die in de maand februari uit Indonesische havens in Batavia zijn aangekomen met een lading van o.a.: „kiate planken, cadjangs, rottangh, fyne matties, vruchten (clappus, doerioens, (Lees verder pag. 11) 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 10