F. H. K. Zaalberg Overleden 1 3 febr. 1928 Destijds is in Tong-Tong van 15 januari 1959 reeds een artikel verschenen over F. H. K. Zaalberg. Om niet in herhalingen te vervallen meenden ivij er goed aan te doen het ..In memortamte publiceren dat na zijn dood geschreven werd. REDACTIE Maandagavond te kwart over negen is, in de ouderdom van 54 jaar, plotseling ver scheiden Frans Hendrik Karei Zaalberg onze hoofdredacteur. Het stoffelijk overschot werd Dinsdagmid dag in het familiegraf op Tanah Abang ter aarde besteld. Te 4 uur vertrok de stoet van de woning van den overledene, aan de Kerksraat 62, te Meester-Cornelis. Het leven is niet zonder diepe sporen te trekken aan Zaalberg voorbijgegaan. Wij jongeren, die onder zijn leiding arbeidden aan de taak der publieke voorlichting, dage lijks werk dat hen uit de geest gesneden was, herinneren ons zijn wankele gezond heidstoestand nu al jaren lang als een be dreiging, die telkens opnieuw het ergste moest doen vrezen. Na 1920, toen een zeer ernstige physieke crisis zich voltrok, is het eens zo robuuste lichaam nooit meer ten volle tot de beschikking geweest van die vaardige, strijdbare, fonkelende geest. De beklemming van de wetenschap, dat de vijand telkens opnieuw verraderlijk dreigde, heeft onze hoofdredacteur zwaar moeten voelen. De geest was nog immer vaardig, de welhaast legendarisch parate kennis van al wat Indië betrof zeiden zijn collega's niet schertsend dat hij het Regeringsregle ment uit het hoofd kende! stond nog ten volle tot zijn beschikking... er was nog zo veel te doen dat hij anderen moeilijk kon toevertrouwen. Maar het lichaam liet niet toe, dat alles vervuld werd wat de rijke geest nog te schenken had. Toch, hoezeer onze hoofdredacteur lijden moest onder de lasten van het nimmer meer willige lichaam, nooit overwonnen de ver drietende zorgen die fiere en sterke journa list, wien het een eer was voor ons allen, journalisten, hem als collega te mogen begroeten. Wie hem ontmoette, kon wel nauwelijks geloven dat wel haast nimmer zijn ziekte hem met rust liet. Hoe hups en hoffelijk tevens ontving hij, bij de opening van ons nieuwe gebouw, dat naar buiten tonen zou wat het Nieuwsblad onder zijn leiding ge worden was, nog de gasten! Zo was ook onder zijn medewerkers, die hem thans eerbiedig gedenken als leider en als vriend, langzamerhand de vrees inge sluimerd, dat de dood dit leven plotseling nemen zou. Nog zaterdag kwam Zaalberg „naar de krant" hij zou die dag zijn laatste „bin- tang" schrijven. Schoon nog vol humor, met de ironie en zelfspot, welke voor de buiten wereld soms een zo misleidend gunstige in druk gaven van zijn gezondheidstoestand, bleek hij toen een nieuwe aanval van zijn ongesteldheid te voorzien. Maar wie dacht aan ernstige gevolgen? Misschien alleen de patiënt zelve: het schijnt wel dat in de loop van maandag, toen zijn toestand snel verergerde, onze hoofdredac teur zelf heeft geweten, wat stond te gebeu ren. Maar ons, om hem heen en dagelijks in nauw contact, trof de slag verbijsterènd onverwacht. Zaalberg was journalist boven-al. Maar daarmee wil dan hier slechts gezegd worden, dat hij „het vak", dat hem zo lief was, geleerd had in een tijd, toen Aneta de berichtgeving nog niet had gecentraliseerd en vereenvoudigd. in de periode, toen „de krant" beschouwd werd als de natuurlijke vijand van de Rege ring en de moeilijkheden van het door autoriteit en autoriteitje gering geschatte werk der publieke voorlichting een welhaast onuitputtelijke geestkracht eisten. Aan alles wat die tijd bracht heeft hij, ruimschoots zijn deel gehad, toen hij, dank zij energie en ijver, de redactiekamer eenmaal betre den had. KAREL ZAALBERG De vreugde over een goed artikel, prijzend beoordeeld door wie in de jongeman de belofte ener schone werkzaamheid ver moedde, heeft hij gekend en de grievende minachting voor wie in het Indische dag blad van een kwart eeuw geleden alleen de boze geest van Indië herkende. Maar tot de „oude school" behoorde hij zeker niet, wanneer men daaronder de thans vrijwel afgesloten periode verstaat, waarin de grootste kracht der krantenschrijvers scheen te liggen in persoonlijke krenking. En evenmin behoorde hij tot hen, die de organisatie van de medewerking der bur gerij aan de openbare zaak ervoeren als een terugdringen van de krant van het terrein der publieke voorlichting. Velen zijner tijdgenoten-collega's is het zwaar gevallen, de veranderde positie van het dagblad te erkennen. Hun waardering voor nieuwe verhoudingen werd soms wel getemperd door de omstandigheid, dat hun invloed, naar de schijn, aan betekenis ver loor. Voor Zaalberg gaf dit geen strijd. Hem was „de krant" middel tot invloed, geen doel op zich zelf. Te scheiden van de weelde van het journalistieke monopolie der controle over de overheid viel hem niet moeilijk. Zijn diepe belangstelling voor Indië dreef hem trouwens vanzelf buiten de grenzen van het dagblad. Hij behoorde tot de actiefste leden van de Indische bond, nu al jaren ter ziele; met politiek-belangstellenden hielp hij de N I. Vrijzinnigen Bond oprichten. Later zou de differentiatie komen: voorlopig verenigde de Vrijzinnige Bond immers ieder, die aan de liefde voor Indië het bewustzijn paarde, dat men de kans om zich te doen horen niet moest laten voorbijgaan! Voor Zaalberg stond in dit alles voorop: het belang van de Indo. Met hart en ziel aan de journalistiek ver knocht, was hij mede middel tot dat grote doel, dat hem ondanks tegenslag en soms grievend gebrek aan waardering voor zijn werk altijd bovenal lief is geweest: de ver heffing van de Indo. Hijzelf was een luisterrijk voorbeeld dat het geloof aan de apathie van de Indo... op een legende berust. Van de onderste sport van de ladder steeg hij; weinigen zijn er, die Nederlands kunnen schrijven zoals hij het deed, hij de Indo, die nimmer een voet zetten zou in het oude land. Een zeldzaam nauwluisterend gevoel voor de rijkdom van de taal, .een volkomen be heersing van de nuances, als waarover weinig geboren Nederlanders beschikken, stond hem ten dienste. Maar nooit werd die rijke gave misbruikt. In de journalistieke polemiek mocht het Spaans toegaan, nim mer zou Zaalberg de pakkende en geestige kwalificatie verkiezen boven het wellicht minder boeiende en minder meeslepende, maar zakelijk verantwoorde argument. Dit is misschien wel de grootste hulde, die wij, journalisten, hem brengen kunnen. Hij was niet alleen een strijder, met een zeld zame kennis en grote begaafdheid toege rust hij was voor en bovenal eerlijk vechter en een nobel mens. Wij, die in zijn onmiddellijke nabijheid mochten arbeiden, herdenken in hem de man die ook, toen zijn krachten langzamer hand gesloopt werden, met het oude vuur achter de zijnen bleef staan en met de rijke bron van zijn welhaast encyclopaedische kennis van Indië ons het werk vergemakke lijkte. En daarnaast gaan onze gedachten uit naar de mens, die goed was als weinigen, wie nooit iets te veel was wanneer het in zijn vermogen lag te helpen, die met bijna kin derlijke vreugde kon genieten van kleine verrassingen, zijn medewerkers bereid die, in één woord waarlijk was; een collega. Als Indo, als journalist, als mens blijven hem onze herinnering, in eerbied en gene genheid, toegewijd. J. H. R. 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 4