foug foitTj 6 ^acir5
Herdenking jubileum
oprichting IEV
van de kieuterklaó naar de grote óckool
Het geheugen van Dick de Hoog was een
van zijn grootste krachten ook bij de leiding
die hij later kreeg over het I.E.V. Wanneer
op een hoofdbestuursvergadering, of bij
een conferentie antecedenten moesten wor
den opgediept, had hij het archief nooit
nodig, tot in de finesses kende hij steeds
de voorgeschiedenis, hetgeen bij de aan
wezigen immers grote bewondering wekte.
Hem werd als Inspecteur 1ste klasse met
de persoonlijke titel van Hoofdambtenaar
bij de Staats-spoor- en Tramwegen op
30 november 1923 op verzoek eervol ont
slag uit 's Lands dienst verleend.
In het IEV heeft DE HOOG reeds deel
uitgemaakt van het eerste hoofdbestuur.
In de Algemene Vergadering gehouden in
de Vrijmetselaarsloge „De ster van het
Oosten" te Batavia, op 28 februari 1920
werd de leiding van het op 13 juli 1919 te
Weltevreden opgerichte Indo-Europees Ver
bond door het Hoofdcomité overgedragen
aan het eerste Hoofdbestuur met de heer
Mr. A. H. van Ophuysen als voorzitter en
waarin de heer F. H. de Hoog als lid mede
verkozen werd.
In 1923 werd de Hoog vice-voorzitter van
het H.B., welke functie hij bekleedde tot hij
zich in maart 1924 in Bandoeng ging vesti
gen en weer lid van het H.B. werd.
In 1926 trad Mr. van Ophuysen als Bonds
voorzitter af en werd hij in die functie ver
vangen door de heer Mr. K. L. J. Enthoven,
die de congresvergadering in 1926, 1927 en
1928 respectievelijk te Semarang, Ban
doeng en Djocjakarta leidde, op welke
laatst bedoelde vergadering hij als Bonds
voorzitter aftrad en vervangen werd door de
heer F. H. de Hoog.
Het eerste onder leiding van de heer de
Hoog gehouden congres op 30 en 31 maart
te Batavia was tevens het jubileum van het
Verbond, en degenen die toen dat congres
hebben meegemaakt zullen zich nog wel de
magistrale rede van de Hoog herinneren,
waarmee hij zo'n geweldige indruk maakte
op alle aanwezigen.
Een der congressisten schreef daarover in
„Onze Stem" van 25 april 1929:
„Ik heb voor onze de Hoog op dat congres
grote eerbied gevoeld en me afgevraagd
hoe het mogelijk kon zijn, dat één man zo
in alles kan zijn ingewerkt.
Welk een energie, welk een kracht moet
daarvoor zijn gebruikt."
En zo ging het op alle volgende congres
vergaderingen: De Hoog hield met zijn rede
voeringen, voor de vuist uitgesproken,
waarin hij op klare en bezielende wijze een
overzicht gaf van het afgelopen jaar en de
weg voor de toekomst uitstippelde, zijn
hoorders gevangen en als hij dan uitge
sproken was heerste er een ogenblik van
ademloze stilte, welke dan door een donde
rend applaus werd gevolgd.
Om zijn sprekende kop te kunnen typeren,
moest men hem op zo'n congres bestude
ren in de verschillende stadia, waarin zijn
ziel verkeerde.
Luisterend naar een interessante spreker,
gleed er een kalme glimlach om zijn mond,
de ogen afwisselend gevestigd op de spre
ker en op de zaal; bij het aanhoren van
een minder amusant vertolker der afdelings
argumenten, blikten de ogen even in de
richting van de spreker en bestudeerden
daarna het gebeuren op het groene laken,
dat de Bestuurstafel dekte, om niet te
verraden, wat er in zijn ziel omging.
Hij was meester van het woord, meester
van het gebaar, maar geen meester over de
uitdrukking van zijn oog.
Als hij sprak over een ernstig onderwerp
en hij voelde, dat juistheid van dictie ge
wenst was, verstrakte zijn gezicht en zijn
heldere ogen namen een staalkleur aan.
Kwam er een ogenblik dat een guitigheid
moest worden gedebiteerd of zijn tegen
stander moest worden verslagen, dan ging
zijn onderkaak iets vooruit, zijn mond ver
breedde zich, de ogen sprankelden van
geest en een homerisch gelach daverde
door de zaal of een tegenstander droop
geruisloos af.
De congresvoorstellen kende hij steeds op
zijn duimpje, alle uitvoerige toelichtingen en
op de kwestie betrekking hebbende feiten
uit het verleden had hij in zijn geheugen,
alle consequenties werden klaar door hem
voorgespiegeld. Onbelangrijke onderwer
pen werden door hem in een vloek en een
zucht behandeld, belangrijke voor uitputting
en dood praten behoed, en... altijd wist hij
het H.B. te doen winnen.
En zoals de Hoog op onze congressen was
bij de behandeling van de interne Verbonds-
aangelegenheden, zo was hij ook in de
Volksraad waar hij het Verbond naar buiten
vertegenwoordigde, altijd beminnelijk en
hartelijk bij algemene zaken, scherp en
striemend soms wanneer zijn groep in de
verdrukking dreigde te komen, maar... altijd
fair en eerlijk, respecterend zijn tegenstan
ders en bezield met de gedachte: „Right or
wrong onze Regering".
In de Volksraad had de Hoog zitting als
gekozen lid sedert 20 mei 1924. In 1927
werd hij gedelegeerd lid en tweede plaats
vervangend voorzitter van de Volksraad.
In het College van Gedelegeerden was hij
eerste plaatsvervangend voorzitter.
De erkenning van zijn verdiensten voor het
land gewerd hem door twee Koninklijke
onderscheidingen.
In 1928 werd hij benoemd tot officier in de
Orde van Oranje Nassau en in 1935 tot
Herdenkings-comité:
Dr. J. W. Meyer Ranneft
Prof. Mr. W. L. Lemaire
Mevr. K. J. Wermuth-Ochtman
C. E. Barre
Mr. P. A. Blaauw
Werk-comité:
J. C. Hazewinkel
J. W. Mentel
S. L. F. Catalani
Zoals reeds werd gereleveerd bij de weder
zijdse oproep om foto's, enz., wordt dus
door samenwerking van de V.I.N. en Tong-
Tong een fotogalerij samengesteld van por
tretten, brieven, stichtingsacten, enz. op
onze Tong-Tong Pasar Malam op 26, 27 en
28 juni 1964. Bovendien zal de V.I.N. op
deze Pasar Malam vertegenwoordigd zijn
met een stand t.b.v. haar charitatief werk,
zoals o.m. de verkoop van huisvlijt-artike-
len. REDACTIE TONG-TONG
Ridder in de orde van de Nederlandse
Leeuw.
De Hoog is nu niet meer, op 1 maart j.l. is
hij voor goed van ons heengegaan en C. M.
Nooteboom schreef daarover in een extra
editie van „Onze Courant": „Het verlies,
dat de Indo-Europese gemeenschap lijdt, is
niet in woorden uit te drukken. Het is onmo
gelijk weer te geven, welk een plaats Dick
de Hoog in de harten van de IEV-ers en
duizenden Indo-Europeanen buiten het Ver
bond innam.
Evenmin valt te becijferen hoe groot zijn
verdiensten zijn geweest voor dit en het
komende geslacht".
Zo is het!
Wat vergaan is, keert niet weder; maar
ging het lichtend onder, dan straalt het lang
nog licht terug. En altijd zal de herinnering
aan Dick de Hoog voortleven en telkens
wanneer zij opdoemt zal het zondag zijn in
ons hart. Ir. F. L. H. DESSAUVAGIE
(Uit het Gedenkboek van het 35-jarig be
staan van het I.E.V.)
Door de drukte van alle dag waren
we het zelf haast vergeten tot de
eerste felicitatie binnen kwam. „Sla-
met dan banjak redjeki. 28-2-1964."
Even moesten we ons bezinnen, en
toen: O, ja! we zijn jarig!
En vandaag de 28e februari, dat ik
dit schrijf ligt er een heel stapeltje
gelukwensen voor me.
Lieve mensen wat aardig van U dat
U er aan heeft gedacht. Namens de
hele staf hartelijk dank!
De boekhouding heeft alle oeang
botol bij elkaar geschraapt en nu
kauwen we allemaal enthousiast op
iets lekkers. En gesterkt poekoelen
we teroes tot volgend jaar. 1KS