IK BEN EEN BANG MENS
„Waarom koop je toch geen nieuwe auto,
Tjalie? Dat model '55 van jou is werkelijk
belachelijk verouderd. En hij rammelt als
een ouwe grobak."
„Ach", zei ik, „hij rijdt nóg. En goed. Mis
schien later..."
Lastig om over zo'n zaak telkens weer te
discussiëren. Er zijn zoveel voor s maar
ook zoveel tegens. Allereerst herinner ik me
nog levendig de tijd dat ik mijn Tong-Tong
werk moest doen op een rammelende fiets
en wat later met een rammelende bromfiets.
Adoeh! Als ik denk aan die besneeuwde en
be-ijzelde straten, hagel en storm, en maar
sjouwen met die paar honderd kranten naar
het postkantoor en zo... Toen zeiden ze ook
al dat ik stom was geen onderwijzer te wil
len zijn met al mijn aktes en dan een salaris
van meer dan zeven „hong" en vakanties
en zo...
Nou heb ik een auto zonder schuld.
Móet 'm hebben. Goeie stevige knar. Okay.
Voor mij is het een enorme vooruitgang.
Laat die wagen maar oud zijn. Als ik nu een
splinternieuwe koop, is hij over vijf tot acht
jaar óók weer „oud en belachelijk." Laat
maar. Ben ikzelf ook niet „oud en belache
lijk" geworden met al mijn dwaze streken,
waar ik physiek ook niet op vooruit gegaan
ben?
Voor alles in de wereld is „ene bestemde
tijd". Het is mijn bestemde tijd om met een
gammel karkas in een gammele auto te rij
den. Het is goed.
Maar wanneer ik om mij heen kijk naar „de
eeuwige vernieuwing" in auto's, huizen
bouw, interieurs, kleding, muziek, etc. etc.
etc., valt mij alleen maar op dat dit nieuwe
ook ontstellend snel veroudert en verdwijnt
als vergissingen, die gauw weggewerkt
moeten worden.
Eigenlijk is er geen sprake van vernieu
wing, maar alleen eindeloze en vermoeiende
verwisseling van waarden, die ergens abso
luut beneden de maat móeten zijn. Anders
zouden ze niet zo gauw afgedankt worden,
immers?
Als een afzienbaar legioen onnozelen staat
de „moderne" wereld de wereld uit te la
chen die vijf jaar oud is. En is zelf over vijf
jaar lachwekkend. En dat voor de prijs van
miljarden en miljarden guldens voor nieuwe
procédé's en stijlen, waarvan telkens weer
voorspeld wordt dat zij het evangelie zijn
van volmaaktheid. Struikelend van haast
over elkander jaagt men naar een toekomst,
die blijkbaar niemand heeft bepaald of heeft
kunnen bepalen en afbakenen: tot hier en
niet verder.
De ziel van de moderne Europese bescha
ving is het record. Hardlopen, zwemmen,
springen, werpen, spelen met een bal zijn
geen genoegens meer, maar acrobatische
geldmakerijen voor enkelingen met mate
riaal dat ontzaglijke sommen gelds kost,
op terreinen die zó gespecialiseerd zijn op
topprestatie en maximum-entreegelden, dat
de eenvoudige mens maar moet volstaan
met een wandeling een blokje om.
Keukens zijn laboratoria geworden met
email, chroomnikkel en elektriciteit. Naast
de gootsteen staan flessen en dozen met
wondermiddelen die arbeid besparen en de
huisvrouw gelukkig maken. En ergens aan
zo'n gootsteen staat een peinzend Indisch
meisje, met haar gedachten aan de goot
steen in Indië, met alleen maar een oud
blikje van kippered herring met een stukje
saboen beko, een handjevol as en een
sepet... ze is gek ja? Maar ze is onzegbaar
lief en eerlijk en wijs. Geloof mij.
Kijk, zoals dat Indische meisje bij de goot
steen staan wij allemaal bij tijd en wijle op
onze eigen manier in gedachten verzonken:
waarheen leidt dit alles? Waarvoor? Waar
om?
Er is voor mij niets zó angstaanjagend als
de periodiek in bladen verschijnende gra
fieken van triomfantelijke vooruitgang. Altijd
maar meer. Altijd maar hoger. „Waarom
zetten jullie geen grafieken op", vroeg ik
eens aan een econoom, „die het voornemen
hebben niet verder te stijgen dan een be
paald niveau om dan rustig horizontaal ver
der te lopen?" Hij keek mij meewarig aan
en hield een hele verhandeling: dat bete
kent stilstand en stilstand betekent acher-
uitgang. Anderen zullen je voorbij streven
en je bestaan vernietigen. En verder: daar
zijn het grafieken voor: om vooruitgang te
registreren en te stimuleren tot efficiënter
arbeid.
Maar waar is dan het „genoeg?" In grafie
ken is „genoeg" een absurditeit. Ben je
nooit moe? Jaagt dit leven je geen angst
aan? Neen.
Dus gaat de „beschaving" voort als een
remloze locomotief: méér vitaminen, méér
arbeidsvermogen, méér levensjaren, méér
geld, méér auto's, enz. enz. Er is geen „in
geboren" beperkingsbepaling. Alles móet
eenvoudig doorgaan tot het barst als een
ballon die je voortdurend opblaast. Wanneer
springt de ballon van onze beschaving?
Intussen gaat de vrije individu meer en meer
verloren. Wij dragen niet alleen confectie-
kleren, maar wonen in confectiehuizen (pre
fabricated, mass-designed), wij eten con-
fectie-eten (in blik) en voeden onze kinde
ren op met confectieonderwijs (niet de on
derwijzer, maar de planning domineert en
egaliseert), en ontdekken de wereld met
confectiereizen (in kudden met een een
heidstarief en eenheids-reisplan). Wij zijn
confectieburgers van de staat geworden met
eenheidspaspoorten en eenheidsformulie
ren; onze muziekbeleving is geconfectio
neerd in miljoenen gramofoonplaten en onze
beleving van beeldende kunsten in goed
kope reprodukties; zelfs onze bekwaamhe
den zijn vastgelopen in confectie-systemen
van geregistreerde vakbekwaamheden, die
vrije activiteit uitsluiten.
Al deze confectie-systemen bestaan ook in
dwang van eindeloze opstuwing, gemeten
met grafieken. Ook hier is dus de record-
jagerij, die meer en meer de eenvoudige
individu uitsluit van een bestaan overeen
komstig zijn talenten en vreugden. Amateu
risme wordt door exploitatie- (lees: geld-)
zucht verslonden. Sportterreinen zijn duur en
bieden preferentie aan beroepsclubs en or
ganisaties met een strakke discipline. Voor
de eenvoudige, niet-eerzuchtige burger be
staat eigenlijk alleen nog maar het „blokkie-
om Vrije terreinen verdwijnen meer en
meer. Kleine boertjes en tuindertjes worden
„opgegeten" door deviezen-makende land
bouwbedrijven met dwingende aanplantbe-
palingen. De tijd van Salomo is terugge
keerd en wij zitten met twee vuisten gebon
den (grafiek en confectie) en kwellingen des
geestes.
En alle genoegens dan, waar de kranten vol
van staan? 99% daarvan is passief: ons
laten wiegen door anderen volgens vaste
procédé's: radio, TV, bioscoop, lectuur.
Maar het vermogen om zichzelf te zijn met
zijn eigen niets (het vrije „lali djiwo") sterft
uit in ons. De moderne mens is een pas
sieve stoelzitter en is de stoel niet de
herschepping van de moederschoot? En
zijn wij niet ergens baby's gebleven ondanks
al onze ..pienterheid?"
Na lang onderzoeken van de westerse „dy
namiek" ben ik tot een privé conclusie ge
komen: wij jagen niet, maar wij worden ge
jaagd. Onze vooruitgang is geen moedige
veroveringstocht, maar een tragische vlucht.
Het is Angst die drijft.
Angst om alleen te zijn (en wij geloven toch
in een God die altijd bij ons is?),
Angst om onverzorgd te zijn (en wij weten
toch dat geen musje van het dak valt zonder
Zijn wil?),
Angst om te sterven (en kunnen wij niet
„heden met Hem in het Paradijs zijn?),
Angst om ten achter te raken (en weten wij
dan niet dat de laatsten de eersten zullen
zijn?),
Angst om te kort te komen (en wij weten
toch dat het leven in een „gepleisterd graf"
verwerpelijk is?),
Angst voor physieke en geestelijke nood
(en de Here beproeft immers die Hij lief
heeft?),
Zoveel meer angsten, die ons eindeloos
doen bouwen aan systeempjes, die ons ver
slinden en ons op ons 65ste jaar amechtig
en aan flarden gewerkt doen neervallen om
verder passief te wachten op het einde.
Dat is het leven.
Ik heb met opzet al deze angsten getoetst
aan de bijbel omdat wij christenen zijn en
deze beschaving een christelijke bescha
ving genoemd wordt. Ergens zijn wij blijk
baar op een verschrikkelijke manier ver
dwaald geraakt. Maar waar? En hoe kun
nen wij het voetspoor terug volgen om tijdig
de goede weg te gaan? Wij rijken temidden
van sociale voorzieningen en levensverzeke
ringen! En God bovendien. Hij sta ons allen
bij! T- R
13