Tong Tong op het stoepje? 30 APRIL 1964 Een van de minst aangename kanten van het redacteurschap van Tong-Tong is het „op het stoepje geroepen worden" bij elke toenadering tussen Nederland en Indonesië. Nu Dr. Soebandrio en de ministers Marijnen en Luns tot overeenstemming gekomen zijn inzake een plan voor technische samenwerking, staat de telefoon niet stil, komen brieven van alle kanten en word je overal op straat „bij de tweede knoop van je colbertje gepakt." En in alle toonaarden tussen bescheiden zorgelijk en lelijk in de wiek geschoten klinkt de uitspraak: „Dat wordt natuurlijk weer hommeles!" Deze houding is te begrijpen: Tong-Tong en Tjalie heben onophoudelijk samenwerking tussen Nederland en Indonesië gepropa geerd en zijn dus óf mede verantwoordelijk voor alles wat mis gaat óf zullen in duide lijke woorden alle twijfel en bezorgdheid moeten wegnemen. De fout zit natuurlijk in dat „propageren." Wij hebben alleen tegen algemene publieke opinie in onze overtuiging vastgehouden dat het tussen Nederland en Indonesië weer goed zal móeten gaan, omdat het altijd goed gegaan is en dus in 4'/2 eeuw de basis is gelegd voor verdere goede samenwerking in de toekomst. Dit „het is altijd goed gegaan" hebben wij moeten handhaven met een eigen gelijk tussen de gelijken in van overdreven kolo nialen en anti-kolonialen. We hebben ons gelijk gebaseerd op ons inzicht in mense lijke verhoudingen, niet in politieke, merce- naire of sociaal-culturele verhoudingen. Tong-Tong heeft hiervan verteld „in duizend tongen" voor hen die begrijpen kunnen en willen. We hebben daarbij eerlijk fouten willen corrigeren aan zowel Nederlandse als Indonesische zijde en hebben ons nooit la ten intimideren door schijnbare bewijzen van ongelijk, laat staan door verdachtmakingen. Daarbij hebben wij op Oosterse wijze „sa- bar" beoefend, nergens geforceerd, maar evenmin onze koers gewijzigd onder soms dringende „bewijzen" dat wij het moesten doen. Zo waren wij ervan overtuigd dat Nw. Guinea niet houdbaar zou zijn, noch politiek, noch strategisch, noch economisch. En dat een Papoese „vrijstaat" niet zou kunnen bestaan. Zo hebben wij zonder man keren en met directe eerlijkheid de zaak der spijtoptanten verdedigd, maar per sé niet willen getuigen dat alle burgers van Nederlandse origine „dus" fout waren en dus de destijds gedane keuze fout of „ver raderlijk" was. Voor het betetr kunnen beoordelen van onszelf hebben wij onophoudelijk gepropa geerd voor betere kennis van land en volk van Indonesië en hebben ons soms met hand en tand verzet tegen het klakkeloos aanleggen van Nederlandse (Europese) maatstaven voor het Indonesische (Aziati sche) volk. Uit dit alles menen vele mensen dat wij nu ook moeten uitstippelen langs welke wegen een werkelijk betrouwbare en nuttige sa menwerking tussen Nederland en Indoneië zou moeten gaan. Maar dat is onredelijk veel gevraagd. Tong-Tong is nog steeds een klein blaadje en heeft geen enkele in vloed op de algemene gang van zaken. Niet alleen wil men in Nederland nog steeds niets van Tong-Tong horen en zeker er niets van lezen, maar sommige milieux schuiven Tong-Tong moedwillig en arrogant voortdu rend opzij. Voor al het goede werk dat dit blad nog steeds heeft gedaan voor het ver beteren van de opinies in verantwoordelijke kringen, bestaat geen cent erkenning, laat staan dankbaarheid. Hierover zijn wij niet bitter of teleurgesteld. Ondank blijft 's we relds loon. Hoe dan ook: hierdoor is Tong-Tong's posi tie te klein gebleven om ooit wat te kunnen doen. En voor het realiseren van een goede band in de toekomst blijft de volle taak en verantwoording berusten bij goed staats manschap en dat betekent in Nederland: een constructieve samenwerking tussen re gering, de zakenwereld en de partij-groepe ringen. Alle drie hebben niets met Tong-Tong te maken en Tong-Tong staat bij alle drie bui ten de deur. Wat verlangt men nu: dat wij met stemverheffing gaan voorstellen „asse- we es...", zonder iets af te weten wat er tussen deze drie groeperingen mogelijk is? We kunnen alleen hopen en bidden voor een reëel inzicht en nogmaals: voor een geniaal staatsmanschap. Want geniaal staatsmanschap is inderdaad onmisbaar in de woelige zee van conflicten eri „onmogelijkheden." Wij zijn zeker niet blind voor de politieke onrust in Indonesië, de inflatie daar en de gecompliceerde po sitie van Indonesië in de politiekë verschui vingen in Zuid-Oost Azië. Maar aan de andere kant blijven we zien de bijzonder waardevolle sleutelpositie van Indonesië tussen Azië, Pacific en Australië, de inder daad abundante rijkdommen van dit land, zowel materieel als in beschavingspeil, en tenslotte: de unieke mogelijkheden van dit land om met Nederland een stabiele positie te scheppen in de toekomst. Het is een fantastische schaakpartij tussen zwart en wit, waarbij wij alleen kunnen „wedden" op wit, maar helaas niet helpen om de partij te doen winnen. Reeds jaren terug hebben wij in dit blad voorgesteld om door de Regering te laten instellen een „Commissie van Advies", die samengesteld zou moeten worden uit bril jante figuren uit het oude Indië: topfiguren uit Vloot en Koopvaardij, Transporten, Han dels en Industriële kringen, indologen, mili tairen, medici, ingenieurs, juristen, letter kundigen, etc. etc. Deze Commissie zou in een aantal zelf te verdelen taken advies kunnen uitbrengen aan de Regering. En de Regering zou eventueel deze adviezen ter zijde kunnen leggen, maar ik wed dat minstens 75% van deze adviezen in hoge mate efficiënt en snel uitvoerbaar zal zijn, immers gebaseerd is op kennis van mense lijke en maatschappelijke ervaringen, gedu rende vele decennia in een vaak roemrijke carrière gevormd. Zeker zijn er onder deze topfiguren „kolo- Foto: A.N.P. Niet altijd schijnt de zon. Helaas pakken soms duistere wolken samen en dan wordt het kil om ons heen. Zo is het in de natuur en zo is het ook in het menselijk leven. Gelukkig maar, dat op regen altijd weer zonneschijn volgt. Wij kunnen ons zo goed voorstellen, dal de vreugde over de verjaardag van onze vorstin enigszins getemperd wordt door de recente gebeurtenissen in de familiekring. De over grote meerderheid van het Nederlandse volk heeft de bedoelde gebeurtenissen intens mede geleefd. Nogmaals onze verknochtheid aan het Huis van Oranje betuigend bieden wij onze geliefde Koningin op haar vijfenvijftigste verjaardag onze eerbiedige en welgemeende gelukwensen niale diehards en conservatieven", maar zelfs zij hebben nu nog steeds persoonlijke vrienden in Indonesië en wij twijfelen er geen seconde aan of hernieuwde gesprek ken tussen de oude sobats zullen veel mis verstanden wegwerken en nieuwe inzichten aankweken. Men heeft mij wel eens gezegd: zelfs Ame rika met al zijn miljoenen en Duitsland met zijn prachtige planningen hebben in Indone sië niets kunnen bereiken, wat kan dan het kleine Holland? „Tetapi tida ada sobat-ken- tel-nja, saudara!" Wat blijven wij bij onze ontzaglijke ontwikkeling van onze techno logie, onze aanbidding van het systeem en verheerlijking van de technische volmaakt heid toch tragisch blind voor de basis van alle betrekkingen in de wereld: menselijke vriendschap. Ik kan ettelijke van de in Ne derland als fel-anti Nederlandse bekende Indonesiërs persoonlijk en weet dat zij niet zo onredelijk en haatdragend zijn als zij schijnen. Maar wie heeft er tact genoeg en grote eigenschappen van geest en hart genoeg om met deze mensen samen te wer ken? Wat weten wij eigenlijk van de bitterheden en de vele gegronde oorzaken van teleur stelling van Indonesiërs in ons? Ik weet het en vele Tong-Tong lezers weten (Lees verder pag. 22) 3

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 3