De Plompe Lori of Javaanse Lori (Nycticebus coucang) 1 „INGET MATI" „AD PATRES" Fa. Johs. Ouwejan Zn. Soms hebben alle haren witte punten, waar door 't diertje een fraaie zilverachtige kleur heeft. De donkere ruglijn is duidelijk zicht baar tot de basis van de staart. Het wijfje is askleurig bruin en de donkere ruglijn De Koekang is een half-aap, ongeveer ter grootte van een kat. Hij behoort tot de nacht dieren en leeft in de uitgestrekte oerwouden van Indonesië en de Soenda Eilanden, waar hij zich met insekten, hagedissen, vogels, kleine zoogdieren en vruchten voedt. Hij staat in zijn ontwikkeling min of meer tussen de apen en de insekteneters in. Dit geslacht behoort eveneens tot zeer oude zoogdierafdelingen. Een groot aantal van de verschillende soorten half-apen leeft op Madagaskar. De Plompe Lori wordt op Sumatra Boekang, Kamalasan en Kongkang genoemd, op Bor neo Kalkang en op Java Moeka, wat aange zicht betekent, waarschijnlijk om de vreem de indruk, welke het gezicht van dit dier met de grote ronde ogen maakt. De Ma- leiers noemen de grote exemplaren Beroh Semoendi. Beroh is de naam voor de Lam- pong aap, Semoendi betekent verbergen, dus de aap die zich verbergt. Dit slaat blijk baar op zijn gewoonte om zijn gezicht te verbergen tussen zijn voorpoten, alsof hij verlegen is. Hij haalt de grootte van 32 cm. en de staart is nauwelijks 2 cm. Het hoofd is rond, de snuit is zeer breed en kort; de oren zijn klein en elliptisch van vorm en zitten nage noeg geheel verborgen onder het wollige haar. De grote ogen zijn dicht bij elkaar geplaatst en de pupil heeft een donkere kleur. De kleine neus is vleeskleurig. De vacht heeft lang haar, fijn en wollig. De kleur is grijsroodachtig, op de onderdelen lichter, meer geelachtig. Over het midden van de rug loopt een donkerbruine streep, die aan de kruin soms vervloeit, of daar in een brede, soms tot aan de oren reikende vlek eindigt, of zich ook wel in tweeën of in vieren splitst en tot aan de oren loopt. Een witte streep loopt van de schedel over het voorhoofd tot halverwege de ogen. loopt alleen over het voorste gedeelte van de rug. De ogen zijn steeds met brede bruine ringen omgeven, ook al heeft de kop geen strepen. Hij bewoont zoals gezegd Java, Sumatra, Borneo, Celebes en Bangka. (Vervolg van pag. 10) van Dias en zijn buitengewone tocht zou in de boeken worden opgetekend, daar hij de eerste Christen was, die ooit in Minang- kabau was geweest. De volgende dag om drie uur bezocht Dias hem weer en kreeg als present een gele banier, een musket ingelegd met zilver, een hellebaard en een koperen ring. De Koning gaf hem ook een verzegeld document, waar bij hem vergunning werd gegeven om in Siak, Petapahan en Indragiri te handelen. Tenslotte gaf de Koning hem als gift voor de Gouverneur een prachtig paard. Een dag later vertrok Dias. De Koning gaf hem een brief voor de Gouverneur en beval hem de afdruk van zijn zegelring achter te laten op een plank van zijn huis, zodat hij later de zegels zou kunnen verifieren der brieven van Malakka. Gelijktijdig gaf hij Dias een kleine doos, vol met pornografi sche afbeeldingen, terwijl hij zei: ,,Dit werd mij door de Admiraal gezonden met het verzoek U niet te ontvangen. Neem het mee en laat de Gouverneur het zien, zodat hij dan weet welk een schandelijke geschen ken de Admiraal mij zendt!" Dias verliet nu Boeo, vergezeld door Radja Malio tot Siloeka. In de rivier zag hij hoe goud werd gewassen met houten borden. Daarna keerde hij terug via Meganti, Soem- poer en Oengan naar de Mandianginbergen waar de goudmijnen lagen. Van hieraf ging de reis verder naar'Ajee Tanang, Pangkatan Saroi Toroesan, Kotabaroe, Mariring, Mero- chiang, Tandjoeng Balei, Pasar Lama, Oed- joeng Boekit, Damo, Padang Sawah, Koen- toe Lagoeno, Lipat Kain, Pakoe, Kaloehi, Kota Padang, Si Blimbing en Ajer Teris naar Petapahan. Zo eindigde de moedigste expeditie die in Sumatra door een Euro peaan werd gemaakt. De verbazingwekkende tocht van Holloway en Miller naar Padang Lawas in 1772 en die van Raffles in 1818 naar Minangkabau ver dwijnen in het niet vergeleken met die van Thomas Dias. In 1891 maakte Ijzerman zijn beroemde expeditie naar Centraal Sumatra en in 1904 Overste van Daalen zijn schitterende tocht door de Gajo en Alas Landen. Maar deze beide mannen hadden een Europees equip ment overvloedige voorraden, uitste kende wapens, etc., maar geen een van hen bezat het echte gevoel voor het avontuur, de schitterende moed, de diplomatieke takt en het verbazingwekkend aanpassingsver mogen van de kleine Portugees, die zwierf, geheel alleen en onverschrokken, geduren de 3 maanden in een gebied waar nog geen Europeaan ooit zijn voeten had gezet. J. C. H. Ontleend aan „Forgotten kingdoms of Su matra" door Dr. F. M. Schnitger Ph. D. Op een middag zat ik in de voortuin, toen een jongen hem gebonden aan een stokje mij bracht. Toen ik hem wilde bevrijden van zijn touw, blies hij geweldig en opende zijn mond om te bijten en toonde zijn scherp gebit. Na veel moeite kon ik hem eindelijk losmaken, plaatste hem in een kooi van ijzergaas en probeerde hem te voeden. Een pisang weigerde hij, en hij werd eerst een weinig levendig toen ik hem een levende sprinkhaan aanbood. Hij naderde heel voor zichtig, richtte zich op en stak de voor armen naar voren. Plots greep hij de sprink haan, beet hem de kop af en ver: rberde hem dan smakelijk. Overdag slaapt hij in boomholen, zo had men hem kunnen van gen, eerst tegen de avond ontwaakt hij. De gehele nacht kruipt hij bedachtzaam langs de takken, zonder geluid te maken en lang zaam voortgaand zoekt hij voedsel. Hij klimt zeer goed, hoewel traag. Het is dus be slist een boomdier en komt slechts zelden op de grond. Als men hem in zijn slaap stoort is hij steeds knorrig en bijtlustig. Bij de Javanen staat het dier in een slechte reuk. Zijn nabijheid brengt gevaar, ziekte, dood of een ongeluk en hij wordt daarom door iedereen zoveel mogelijk gemeden. Neemt men hem in huis, dan zal men spoedig dit huis verlaten. De jonge Maleiers op Borneo houden daaren tegen het diertje graag in gevangenschap. Op Oost-Java heerst het bijgeloof dat als een geraamte van dit dier voor een huis begraven wordt, het daarin dood en verderf brengt. Geen dier is zo moeilijk te doden als de koekang, zijn levenskracht is onbe schrijfelijk groot. Voor de bevolking in het Pane- en Bila- stroomgebied (Sumatra) heeft het dier grote waarde, omdat zij geloven dat het haar een helende kracht bezit bij wonden en verzwe ringen, en als bloedstelpend middel. Men kan hem jaren in gevangenschap houden op een dieet van pisangs en insecten of vlees. Hij is een liefhebber van vruchten en melk, maar nog meer van insecten en vogels. Zelfs zijn verzorger wil hij steeds bijten, en hij blaast en knort voortdurend. Het is daarom geraden dikke leren handschoenen te gebruiken. Het is het enige zoogdier, dat langs een loodrechte paal ruggelings naar boven weet te klimmen, terwijl zijn aange zicht naar onderen is gericht, al gaat het dan voetje voor voetje. Het verstand van dit dier is, wat uit alle proeven en waarnemingen is gebleken, even gering als zijn belangstelling voor de buitenwereld. Blijkbaar beweegt zijn gedach- tengang zich binnen een zeer beperkt krin getje, en alleen voedsel kan even zijn be langstelling opwekken. J- C. H. |,II|||||||||||||||||||||||||||||;||||||||I||II|IIIIIIIIIIIIIII!IIIII!IIII!!IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII!IIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIII| E Begrafenis- en Crematie-Onderneming Opgericht 1924 1 ROUWKAMERS en ONTVANGKAMERS AIRCONDITIONED Kantoren: Fred. Hendriklaan 7 Den Haag, Tel. 070-556427 (3 lijnen) g iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii11111111111111111111111111" 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 11