Soeten Keok! Soeten Sjtnèh... kéok! De vogels van Mevrouw Straatnamen Welk Indisch kind heeft in zijn jeugd dat niet dikwijls gedaan? Telkens als ik bijgaande foto bekijk, dan moet ik aan ons soeten denken: Duim, pink, wijsvinger en daarna met een grimas en de uitroep: Kèok! afdruipen als men verliest, maar daarentegen de zelfverzekerde glim lach van de winnaar. Ja, zo zie ik ze daar nog voor mij staan, rustige waardige overwinnaars in een nietszeggend gevecht van vingers. Duim... Wijsvinger, Kêok! Maar dan zie ik ook het machtige monster, de geweldige maar redeloze Doder in de strijd met de mens. Meestentijds wordt een welhaast ongrijpbare solitair afgeschilderd als en aftandse oude heer, die het middels zijn doortrapte streken en intense wreedheid het alleen nog maar om weerloze mensen te doen is. Maar zoals deze foto U toont is deze Doder verre van een seniele oude heer en afgetakelde tegenstander, maar een woudkoning van tweemaal een geweerlengte en daarbij begaafd met een welhaast magische macht. Tientallen mensen waren reeds als zijn slachtoffer onder zijn machtige klauwen gevallen. Jachtcommando's waren achter zijn sporen gestuurd, alles vergeefse moeite en nog maanden was deze „Gestreepte oude" de mensen te slim af geweest, zodat geen enkele uitgezette val resul taten heeft opgeleverd, totdat ook voor hem het noodlot, zijn „kismet" kwam in de gedaante van een nietig mens met een dubbelloop Bayard cal. 12 en toen het op soeten aankwam en een onefilbare wijsvinger naar hem wees, zodat een loden kogel zijn hersenpan binnen drong, toen riep ook hij: „Kèok!" Rechts op de foto is het dodende magische wapen te zien in de handen van de mantri- politie. De eigenaar van het geweer en die ook de Doder naar zijn eeuwige jachtvelden heeft gezonden, zit ongewapend naast de mantri-politie, achter de kop van het monster, met zijn kaki helmhoed in de hand, terwijl hij er bij zit, alsof hij er helemaal niet bijhoort, is mijn oudere broer Ferdinand. Deze foto heeft 30 jaren terug in de Oriënt gestaan en er was een uitvoerig verslag van deze gedenkwaardige jacht bij verteld. W. F. W. SCHARDIJN Wij kregen 't verzoek of Han, mijn man en Piet zijn jachtvriend, er wat voor voelden, vogels te komen schieten, die de bevolking overlast aandeden; niets leuk, ik houd niet van de jacht. Enfin, zaterdag na de lunch gingen wij op weg. Voordat wij de weg insloegen naar de fabriek, waar onze vriend woonde, zagen wij vrouwen, mannen en kinderen met lange bamboes tegen de bomen slaan. Wij vroe gen waarom zij dat deden? „Ja, printah van de kepala alle nestjes moeten stuk." Bij de kepala stopten wij en daar vertelde de man ,dat zijn afdeling last had van hon derden djalaks, die hard bezig waren de aanplant te vernielen door hun witte uit werpselen b.v. op de jonge djagoeng-aan- plant. Het was een vies gezichtl De katjongs in hun wachthuisjes, verzonnen van alles om zoveel mogelijk lawaai te ma ken, maar die binatangs gaven er niets om. Toen wij daar stonden, zagen wij een bende vogels op het dak van een huis verderop neerstrijken. Wij liepen nu naar het huis toe maar zagen geen mens en stonden daar te praten en te luisteren naar het „tjèttjot con cert" van de vogels. Na een tijd kwam een Indische dame op ons af en zei: „Alle vogels zijn van me vrouw." „Welke dan wel?" vroeg Han. „Allemaal vogels van mevrouw; als U raak schieten dan sirappen bollong en als regen botjor. Daar begreep Han, die Singkèh, niets van! Waar zijn dan toch die giraffen. „Daar toch allemaal sirappen op de dak." Piet en ik, anak Djawah, hadden al lang door, dat 't huis bedekt was met sirappen en ik maakte Han attent op de dakbedek king. Han stevende op de dame af en zei: „Mijn complimenten aan mverouw en zeg haar dat ze haar visitekaartjes aan de staarten van haar vogels moet hangen en niet bang behoeft te zijn voor de giraffen met gaten!" Ik had hem wel een tempilling willen geven, dat meisje begreep er niets van. SI TONGERRET Om te beginnen „Gang Semoet" te Soera- baja. Welke oud-Soerabajaan zal zich deze naam niet terstond voor de geest halen? Tijdens de Japanse bezetting voorzagen wij te Bandoeng in ons onderhoud door met peujeum-(tapé) cakes en andere eetwaren te dagang-en. Duidelijk staat ondergeteken de uit die periode het adres van één zijner klanten voor de geest, in een klein straatje, dat de naam „Gang Bapak Soepie" droeg. En nu een vraag aan de geschiedkundigen onder ons. Wie geeft nu eens, zoals in het zondagochtendprogramma van de VARA („Weer of geen weer") een verklaring, wie en wat deze Bapak Soepie was, naar wie dat steegje mag zijn gedoopt? H. v. LAAR (Vervolg van pag. 20) soude wesen, sy hem, Rheede, tebeurt ge vallen was." Zowel van vaders als van moeders zijde is de afkomst van de arme „Nuna" nogal duis ter. Intussen pleit het voor de strenge Com missaris-Generaal dat hij dit kind ten volle als zijn dochter erkend heeft, en haar zeker als een der eerste nonnaatjes hier te lande in zijn aristocratische omgeving heeft doen opnemen. Er is echter nog een duister punt. Op Cey lon staat aan de kust van Trincomalee op een rots een stenen paal ter herinnering aan Francine van Rhede van Mijdrecht, met de datum 24-4-1687. Volgens de legende zou deze, toen het schip met haar geliefde, die zij niet mocht volgen, hier passeerde zich van het leven hebben broofd door van die rotspunt te springen. Helaas is dit vol komen onjuist. Zij werd eerst na het oevr- lijden van haar vader in 1691 vrouwe van Mijdrecht, en huwde kort daarna op Ceylon Maurits Caesar de la Baye, seigneur de Malay, kapitein der O.I.C. die zij echter spoedig verloor, daar hij reeds op 14-2-1693 te Colombo overleed. Francina schijnt toen naar Patria te zijn weergekeerd, waar zjj inderdaad, zoals Huygens reeds verwachtte, op 11-1-1694 hertrouwde met Anthony Carel van Panhuys, die in 1699 de heerlijkheid Vliet kocht. Hij was geboren 3-6-1657, oud ste in leven gebleven zoon van Bartholo- meus van Panhuys, president van het Hof van Utrecht en Gecommitteerde ter Admira liteit van Zeeland en heer van Voorn en Machteld van Reede van Draekesteyn, dus enigszins geparenteerd aan Francina. An thony Carel, oevrleed 12-1-1714 als kapi tein der infanterie. Uit dit huwelijk sproten 5 kinderen, waarvoor verwezen wordt naar Gen. en Herald. Bladen 1914 pag. 25. (Wordt vervolgd) 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 21