PESAPEN (Rustenburgerpad) MAKANAN Zo brak dan de eerste schooldag (grote school) voor mij aan. Ik was al heel vroeg op en gekleed. Men kon zich wel indenken, dat de school ons veel belang inboezemde; wat zou die ons brengen, wat zou die ons geven! Twee vriendjes uit de buurt, Wimpie Davidsz en Jantje Felix (helaas overleden) haalden mij af. Onder vrolijk gepraat stap ten wij gedrietjes naar school. Jantje vroeg mij: „Fried, apa jij niet takut naar school?" (Ben je niet bang om naar school te gaan?). Ik sloeg op mijn borst (ma-aaflah) en zei: „Apanja Jan, school toch goed en je leert daar toch veel!" Jantje antwoordde: „Ik ben toch wel 'n beetje bang, want beginnja 'n beetje moeilijk!" Ik antwoordde: „Niet bang Jan, Bung Djek (Jack) zal jou wel helpen! Die bung Jack was ikl Nu wisten mijn twee vriendjes niet, dat ik 'n goede vriend had, die een paar jaren ouder was dan ik en die al 'n jaar of drie op de grote school was. Die oudere vriend van mij (Willy Dreier Gligoor bijgenaamd Badjul) tussen ons gezegd en gezwegen 'n reuze beste jongen en goed kameraad had mij de eerste beginselen van lezen, rekenen etc. bijge bracht. Ik kon al behoorlijk schrijven, lezen en rekenen tot honderd. Aan die Willy (he laas overleden) had ik veel te danken! Dus ik welgemoed naar school! Wij maakten kennis met de hoofdonderwijzer de hr. van der Maaten, 'n heel lieve man, met hart voor de kinderen. Dan volgen de heren Dufour, Mouthaan, Spruit en dan komt onze juffrouw, die heette Steensteiner. Onze juffrouw S. was 'n lief mens, ze zag er aardig uit en wat karakter betrof, ook baik (goed). Wij kwamen in de aanvangklasse te zitten, maar wij noemden de klasse avong- klas. De eerste dag begonnen wij met wat streepjes te trekken op onze lei. Dan zin gen. U kent dat liedje wel. „Schommelen, schommelen, heen en weer enz." En ook het liedje van: „Het wordt donker in de kamer". Daarna naar de speelplaats en marcheren onder het zingen van: „In de maat kame raad". Wij vonden het erg lollig en toen weer naar de klas. Om negen uur speel kwartier. Oudleerlingen van de tweede school zullen zich kunnen herinneren, dat een zijde van de speelplaats afgesloten was met 'n zwart geteerd hekwerk met openin gen. Buiten het hekwerk waren veel orang djuwalan. Dat zijn verkoopsters en verko pers. Je kon van alles krijgen. Nassi bali, bubur, ketan met gula, tapé, teveel om op te noemen. Voor een gobang kon je je zat eten, wat een gelukkige tijd! Half tien weer naar de klas. Dit duurde tot 11 uur. Voor ons kleintjes. Elf uur naar huis! Even nog vertellen, dat de juffrouw wel verwonderd opkeek dat ik bij het zin gen zo pienter was. Ik zei niets maar in m'n eigen dankte ik Willy voor zijn lessen. De goeie jongen! Wimpie en Jantje gingen toen met mij samen naar huis. Ik stopte mijn hand in mijn broekzak en vond daar nog 'n ketip (tien centen). Wah bagus deze! Ik zag bij 'n brug Din, 'n Madoerees, die roedjak Semarang verkocht en serbat. Ik stopte bij Din en Wimpie en Jantje zeiden: „Ajo, naar huis!" Ik zei: „Eerst roedjak eten!" De twee hadden geen centen, maar ik zei: „Soeda ik tracteer wel. Jullie mogen ieder voor drie centen snoepen." Wij aan het eten. Toen wij klaar waren, naar huis. Maar langzaam lopen, want ze mochten thuis niet weten, dat wij gesnoept hadden. Die schooljaren waren toch maar je ge lukkigste jaren. Nu 'n paar jongens die bijnamen hadden. Eén van de zoons van Tjang Carter heette Alfred, zijn bijnaam was Kamprèt, Edward Feix had de bijnaam van Biefstuk, vanwege z'n dikke lippen. Wim Heyman noemden zij Badjing, Henry Dofge landen kreeg de bijnaam van Tjongling, maar hij was geen Chinees. Michel Lents werd genoemd Nogood. Dit woord Nogood was zijn stopwoord. En dan waren er nog drie jongens die de bijnaam hadden van Tjètjè. Dat waren Tjètjè Dassen, Tjètjè Lemette en Tjètjè Uktolsea. Tjètjè Uktolsea heeft korte tijd bij Tong-Tong gewerkt. Eén van de jon gens Krul had de bijnaam van Kutjing. De jongens waren goede Vrienden van me, maar velen zijn niet meer in leven. Helaas! Eén van de jongens van Ligten had de bijnaam van Boldoot. Deze jongen (Bertrand) had de gewoonte om zijn zakdoek steeds voor z'n neus te houden, net doende of hij er aan rook. Op 'n vraag of hij eaudecologne op z'n zakdoek had antwoordde hij steevast: „Kowé kira apa? Boldoot, tji!" Na dien tijd kreeg hij de bijnaam Boldoot. Bertrand was 'n knappe jongen, leerde gemakkelijk en legde vele examens met goed gevolg af. Hij bekleedde een zeer goede positie bij de firma Fraser Eaton te Soerabaja. Nu even drie bekende figuren (oudjes) van Pesapen. Ik had 'n oom, die altijd met z'n neus in de wind liep, z'n gezicht naar boven en dikwijls met open mond. Hij kreeg de bijnaam van Degenslikker. Ook had ik 'n tante die precies deed wat deze oom deed. Die tante kreeg de bijnaam van Zie de hemel. Wij hadden in Pesapen ook 'n oude heer. Hij liep altijd met 'n rottan wandel stok te zwaaien. Deze man (v. M.) was niet geliefd bij de jeugd, omdat hij altijd bars was. Deze meneer kreeg de bijnaam van Tamboermajoor. En tenslotte hadden wij ook nog onze on vergetelijke Tjang Gaök. Deze ouwe heer, 'n oudoom van mij bespeelde verdienstelijk de cello. In zijn oude dagen speelde hij van tijd tot tijd op dat instrument. Wanneer wij, als kinderen voorbij zijn huis kwamen en hij bezig was op z'n cello te spelen, dan bleven wij voor z'n huis staan. Zijn vrouw heette Fientje. Dan begonnen wij voor z'n huis te zingen van: „Tjang Gaók main biola, tjang Pientjie (Fientje) dangsa polka, hi, ho, ha!" Tjang Gaók werd dan boos en joeg ons weg met de woorden: „Ajo, schrobbie, anak gladak, anak babie!" En wij aan het lachen en soerak. Het was wel niet mooi van ons maar ja, wij hadden er eenmaal lol in. Ik hoop dat als er van deze mensen van wie ik de bijnaam genoemd heb, nog in leven zijn, mij deze opsomming zullen ver geven! Het is goed bedoeld en daarom excuses, altijd toch goede vrienden, pèh! Vele jongens van Krambangan en Pesapen hebben later toch 'n goede positie bekleed in de maatschappij! Niet wegpoetsen! Was Gouverneur Jasper niet 'n jongen van Ka- longan of Gatottan? En dan onze onverge telijke Dicky de Hoog! Was deze bekende figuur (I.E.V.) nieten jongen van Kalongan? En Benny Stephan? Nu 'n simpel voorbeeld. Neemt Wim Tinga (bij ons als Njotje Tinga bekend). Hij woon de later met z'n moeder en zusters in de Noorderknipsteeg (achter Kerkhofweg) buurt Krambangan. Njotje Tinga was jonger dan ik. Hij had drie zusters, R., J., L. R. en J. zijn getrouwd met twee vrienden van mij. R. met Fr. B., J. met H. Z. (bijgenaamd Njo Tö). Dit vanwege zijn blanke huidskleur. Allebeide kameraden van school. Njotje Tinga heeft door eigen wilskracht en energie zich tot een zeer bruikbaar en nuttig lid van de maatschappij opgewerkt en had 'n zeer goede baan bij M.E. (Marine Etablissement). Als ik het niet mis heb dan is Njotje Tinga na de tweede wereldoorlog wegens z'n goede verichtingen gedecoreerd. Voor deze jongen petje af! Mocht Njotje T. deze regels lezen dan mijn beste wensen en vriendelijke groeten. Moge hij gezond blijven en geluk kig leven! Wat Boy Beijer betreft: ook deze jongen ken ik goed. Het was 'n kwajongen van heb-je-me daar, maar 'n jongen met 'n goed hart en altijd bereid om anderen te helpen! Boy, van mij ook beste wensen en vriende lijke groeten van 'n ouwe sobat. Moge het jou goed gaan in je verdere leven! Nu 'n rechtzetting betreffende Njo Liet Goudsmit. Hij werd niet Njo Liet genoemd, maar ten rechte Njo Lud. Hij heette Ludwig. Deze Njo Lud was de Tijl Uilenspiegel van de buurt. Hij zat vol streken, maar je moest je dikwijls 'n kriek lachen om z'n streken. Wanneer hij je beet kon nemen liet hij dat niet na. Hierover later meer. Hij was al 'n man over de dertig nog altijd Njo Lud. W. H. (Zeebeest) (Wordt vervolgd) Tijdens een polonaise in de goede oude tijd in Concordia. Een mijnheer die met een meisje aan de arm loopt, vraagt belang stellend: „En juffrouw, houdt U van lectuur?" Het meisje kijkt hem niet begrijpend aan, tikt haar vriendin op de schouder en vraagt: „Karlien, lectuur itoe makanan apa?" HELEN 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 12