Bergen van Java en Bali in een ver verleden II Balisch liefdegoden paar Gangga) naar Bali te vertrekken, om daar te wonen en vereerd te worden door de heili ge leraren. Nadat beide goden daar lange tijd gewoond hebben, wil Pasoepati hun de top van de Indraparwata of Mahameroe ge ven, om een godenverblijfplaats te worden. De tempelwachter Koelpoetih ging onder tussen voort met zijn godenverering op Bali. Dan komen tijdens die verering opeens twee mooie tortelduiven op twee tempel boompjes zitten, en geven zij een allerliefst geluid. Later gaan zij echter in hun ware gedaante als schone jongeling en schoon jongmeisje in de tempel zitten. Op Sang Koelpoetihs vraag naar hun naam antwoor den zij Mahadewa en Dewi Danoe (meer- godin) te zijn, die door Pasoepati naar Bali zijn gezonden, om daar te heersen en ver eerd te worden. Mahadewa neemt vervol gens de gedaante aan van Sanghyang Sma- ra (Karna) en Dewi Danoe die van Sang hyang Ratih Kama's vrouw), om zich in hun schoonste gedaante te vertonen als het Liefdegodenpaar. Bathara Pasoepati spleet3) nu de top van de Mahameroe in Djamboedwipa (Voor-lndië). Hij maakte er twee stukken van en bracht ze naar Bali: het stuk in zijn rechterhand (mannelijk, actief) werd de Goenoeng Agoeng, zetel van Mahadewa, het stuk in zijn linkerhand (vrouwelijk, passief) de Goenoeng Batoer, zetel van Dewi Danoe, de meergodin van het Batoermeer. Nu heer ste er vrede op Bali. L. C. HEYTING Th. Zn. 1) |n de Europese geschiedenis van- de uit barstingen der vulkanen in N.l. vond ik daar voor de Smeroe vermeld de jaartallen 1885, 1895, 1909, 1912 A.D. en voor de Keloed 1817, 1848, 1864, 1875, 1901, 1906 en 1919. 2) De wetenschap stelt voor de G. Agoeng vast oudere uitbarstingen in A.D. 1808 en 1843, door Fr. Junghuhn en A. Wichman ge noteerd, en laatstelijk ook volgens kranten berichten en TV-uitzendingen vier uitbarstin gen van de G. Agoeng, in 1963. De Balische (Lees verder pag. 7) Van Java gaan wij nu naar Bali, waar de Goenoeng Agoeng en de Batoer de belangrijkste vulkanen zijn, die door deskundige schrijvers over Bali, geregeld werden genoemd in ver band met uitbarstingen2). De Nederlandse reizende kunstschilder W. O. J. Nieuwenkamp (1874-1924), volgens zijn ex libris met de zinspreuk W ees O ud J ong tot N ieuwenkamp bereid, vermeldt in zijn boek „Zwerftochten op Bali" (1904, 1906-1907) een uitbarsting van de Batoer in „begin 1905". van 1906). Zijn wetenschappelijke verklaring is, dat de dampen, die zich voortdurend uit gloeiende lava ontwikkelen en die een grote spankracht bezitten, zodra er zich een lood rechte belemmering voor doet, zodanig zich verdichten, dat zij het verder vloeien van de lava beletten. In 1917 werd deze poort door de grote aardbeving verwoest en in 1926 het gehele dorps- en tempelterrein van Batoer. Een parallel van het Javaanse bergenverhaal uit de Tantoe Banggelaran vindt men, voor de schepping van bergen en godenverblij- ven op Bali, in een oude Balische legende over G. Agoeng (Piek van Bali) en Batoer, in de Oesana Bali (A.D. 1119) geschreven door Empoe Nirartha. Deze heilige priester schrijver staat onder verschillende namen bekend, vooral als Pedanda Baoe Raoeh (Priester Nieuw-komer) maar ook onder zijn historische naam Sang Empoe Koetoeran, genoemd naar zijn kluis Sjilajoekti te Koe toeran, gelegen aan de Padangbaai (Padang Cove) in Zuid-Bali. Koetoeran heeft nog steeds een vereringsplaats voor deze brah- maanse Boeddha-priester uit het oude Java, die belast was met de invoering van het landelijk stelsel op Bali (Nag. Z. 80: 1). De oude legende luidt als volgt: Tapa Hyang van Madjapait trok heel lang geleden als vrome kluizenaar naar Bali, waar hij zich eerst vestigde op de berg Andakasa, later op Goenoeng Lampoejang (Boekit Gamongan) of Giri Tji- trakoeta (zie Ramayana), beide bergen in O.-Bali gelegen. Na enige weken van afzondering en boetedoening voor de go den waren deze goden hem welgevallig en werd hij een godheid met de naam Sang Koelpoetih witte schelp). Hij begaf zich nu naar het dorp Besakih, waar hij een grote tempel stichtte, de Poe- ra Besakih, waarvan hij de tempelwachter was, terwijl hij altijd in het wit was gekleed. Eens smeekte hij de goden om zuiverend water, afkomstig van Batari Gangga, de rivier godin, dat de kracht heeft ziekten, misdrijven en kwade gedachten te reinigen en te weren (tirta kamandaloe). Nu beveelt de god Pasoepati of Bathara Goeroe (Sjiwa), van de Mahameroe in de Himalaya, dan zijn kinderen Sang Poetra- djaja (later ook Mahadewa ge noemd) en Dewi Danoe (Dewi Dit was volgens opgave aan Nieuwenkamp, der Balische bewoners van het dorp Batoer, „maar zonderling genoeg (was) van deze uitbarsting nooit enige melding gemaakt. Dit laatste lijkt mij niet juist, want mijn ver onderstelling is, dat volgens een van mijn tjandra sangkala-lijsten een pientere chro nogramschrijver (priester?) voor 1904 deze uitbarsting van de Batoer noteerde. Mis schien was dit eind 1904, hetgeen niet ver afligt van „begin 1905". Het Balische ver haal hierover luidt, volgens de op mijn ver zoek gemaakte Nederlandse vertaling door Prof. Dr. V. E. Kom: „De Penataran tempel van Batoer ging op in vlammen door vuur uit de oude Goenoeng Batoer, die uitbarstte (spleet), meesleurende (uitstotende) mod der en rotsgesteente, waarna een vuur stroom volgde, overspoelende tegalgronden op het Batoerse gebied." (Dit is een typisch voorbeeld van een moderne tjandra sang- kala). Bij deze eruptie bleef de mooie stenen poort van deze dorpstempel als door een wonder gespaard, daar de vloeibare lava, door de hulp der Balische goden, vlak bij deze poort tot stilstand kwam (zie de mooie, spectaculaire tekening daarvan in zijn boek Ex-libris van de Schrijver 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 6