De buitengewone geschiedenis van Sul-
phiet en Huberta de twee nijlpaarden (I)
„TONG-TONG-TIJGER"
RENGETENG
Ditmaal, nu eens niet een overzichtje van
een der dieren uit de Indonesische fauna,
maar een werkelijk waar verhaal betreffende
twee nijlpaarden, wier geschiedenis zich
laat lezen als een sprookje.
Niet ver van Brazzaville, aan de rivier de
Djoué, bevond zich de herberg van Cas-
gogne, toebehorende aan de heer M. Mille.
Op een goede dag kreeg hij bezoek van
een nijlpaard. Mille rende niet zenuwachtig
weg om zijn geweer te halen, maar bleef
rustig staan. Wanneer het nijlpaard vriende
lijk bleef, overlegde hij, zou dit een enorme
attractie vormen voor de herberg. Inder
daad vertoonde het nijlpaard geen aan
vallen van woede maar ging rustig aan
het grazen op het grasveld voor de her
berg. Al spoedig raakte bekend wat voor
een dier de herberg Casgogne steeds be
zocht en van heinde en ver kwam men om
met eigen ogen zich te overtuigen van het
zeldzame gedrag van Sulphiet, zoals het
nijlpaard werd genoemd. Het bewoog
zich rustig tussen de tafeltjes der gasten
op zoek naar wat eten. De gasten klopten
zo nu en dan op zijn kop, de kinderen trok
ken aan zijn staart en gebruikten hem als
rijdier, zonder dat Sulphiet hen dit kwalijk
nam. Zo nu en dan werd hem een kropje
sla aangeboden, dat hij steeds met kenne
lijke smaak verorberde. Al spoedig vond hij
de weg naar de bar binnen en liet zich
tracteren op limonadestroop. De enige
moeilijkheid was, dat als Sulphiet binnen
kwam, er zo goed als geen plaats meer was
voor de bezoekers. Altijd bleef hij goed ge
humeurd en uit alles bleek dat hij de men
sen beschouwde als zijn vrienden. Toen er
eens twee andere nijlpaarden verschenen,
wist hij deze te verjagen, zodoende zijn
plekje beschermend tegen invasie van
soortgenoten. Hij werd beroemd, en men
sen tslefoneerden immer of hij er nog
was alvorens een tafel te bestellen. Zo
Toen er op een dag bij Tong-Tong een
zwerfkatje kwam binnenstappen, riepen alle
dames meteen: ,,Zó schattig toch!" en daar
mee had Mèng-Mèng, zoals Ang van Amey-
den haar noemde, zich een tehuis veroverd.
Aangezien Mèng-Mèng gestreept is noemt
één van de heren haar: „onze tijger", maar
die naam doet ze gelukkig geen eer aan. Ze
heeft Tong-Tong zelfs uit danbaarheid 4
jonge poesjes gegeven. En ja, daar zitten
we nu mee: één kat op een kantoor dat is
nog te doen, maar 5, boekan main, het lijkt
soms wel of je in iedere kaartenbak, prulle-
mand of kast één vindt. En als er storm in
de lucht zit: kedeboek-kedeboek, draven ze
door de kamers.
Wie van onze abonnees weet een goed
tehuis? Belt U dan: 070-542.542 of komt U
even langs: Prins Mauritslaan 36, Den Haag.
Bij voorbaat dank! ELLEN
bracht hij de eigenaar geluk. Terug in
Frankrijk circuleerden allerlei geruchten dat
hij dood zou zijn, geëxecuteerd op 't verzoek
van enige buren van de herberg Casgogne,
gebaseerd op de verliezen hun toegebracht.
Gelukkig kon de heer Mille dit tegenspre
ken. Wel had hij de herberg verkocht en
zich nu gevestigd dicht bij Brazzaville in het
café de Brazza, waardoor hij het contact
met Sulphiet verloren had. Maar een paar
weken geleden bezocht Sulphiet weer de
Djoué en werd door de heer Zilmans her
kend aan zijn gebroken slagtand en gesple
ten oor. De officiële personen belast met
het toezicht op de wilde dieren, dachten dat
Sulphiet zich bij een wilde kudde had aan
gesloten, nadat hij zijn menselijke vriend
had verloren, en dat bij die wilde kudde hij
kennis gemaakt had met een lief nijlpaar
denmeisje ,en nu eens kwam kijken naar
zijn oude plek.
Huberta nu was een heel ander wezen.
Wat haar er toe bewoog om het kuddein
stinct vaarwel te zeggen en haar vertrouwde
woongebied te verlaten zal wel nooit opge
lost worden. Maar op zekere dag besloot
zij tot een langdurige tocht, meer dan 1500
mijl naar het zuiden toe, een odyssee die
haar menig avontuur bracht en haar be
roemd maakte, niet alleen in de locale pers
maar ook in het buitenland, Engeland en
Amerika. Laat op een avond in januari 1929,
moe misschien van haar omzwervingen,
leunde Huberta met haar volle gewicht tegen
een hut, aan enige bewoners uit India toe
behorende. Tot hun niet geringe schrik
zagen zij plotseling de wand waartegen
Huberta leunde naar binnen puilen. Na enige
tijd verdween de bult weer, en toen zij
naar buiten gingen om te zien wat de
oorzaak er van kon geweest zijn, zagen
zij de sporen van Huberta en ook dat zij en
passant een flinke hap had genomen van het
rieten dak. 's Morgens, donderdag 22 no
vember kwam zij voor het eerst in het
nieuws. Onverwacht verscheen zij aan de
Noordkust van de provincie Natal, een 50
mijl van Durban. Enige mannen afkomstig
uit India die in een rietsuikerveld aan
het werk waren, hoorden plotseling een
luid gebulk, maar toen zij bij het onder
zoek dat zij instelden, gewaar werden
wat voor dier dit geluid veroorzaakt had,
Mijn zoon en een paar Amerikaanse vriend
jes bladerden door een dierkundeboek en
kwamen op een illustratie van een orang
oetan. „Hal" zei mijn zoon, „deze aap leeft
in het land waar ik geboren ben, Borneo!
Het is een orang oetan!"
Tot zijn verbazing vielen de vriendjes in
een soort lachstuip: „Wat brabbel je daar!
Dat is toch een rèngetèng!" (In de Ameri
kaanse uitspraak wordt de a als uitge
sproken en blijkbaar worden de o en de
oe bijna geheel weggeslikt).
Nu was het weer de beurt van mijn zoontje
om over de grond te rollen van het lachen,
waarna hij echter probeerde de oorspronke
lijke naam van de orang oetan uit te leggen:
dat is Indonesisch voor „mens" en „jungle".
Maar dat ging er niet in hoor. Hier in
Amerika was zo'n kreng een „rèngetèng
en daar mee afgelopen.
Zoonlief een beetje geërgerd en teleurge
steld. Wijze les voor pertjoema*).
Dat is nog maar kinderen onder mekaar.
Het is zo jammer dat zoveel volwassen en
pientere mensen t.a.v. allerlei Aziatische
zaken en begrippen ook zo denken en han
delen. Na-kolonialisme zou je het kunnen
noemen: onze mening is maatgevend en
naar de duvel met wat het eigenlijk is!
Laten we er overigens ook alleen maar om
lachen! T. R.
Indische uitdruking van Indon. afkomst:
het is allemaal voor pertjoema het is alle
maal voor niets.
haastten zij zich de afstand tot Huberta
te vergroten. Huberta toen nog niet
gedoopt kwam daardoor voor het
eerst in contact met suikerriet en zo heerlijk
vond zij dit riet, dat zij er haast niet genoeg
van kon krijgen en pas ophield toen zij
circa 1'/2 H A- er van had opgepeuzeld.
Intussen waren een aantal mensen gekomen
om haar te bezichtigen, maar daar voelde
zij niets voor en joeg hen weg met een
vervaarlijke aanloop en een luid gebulk.
Huberta was nog nooit gefotografeerd, en
te oordelen naar de ontvangst van de
eerste cameraman, was het duidelijk dat zij
er geen prijs op stelde. Dank zij de lenig
heid van de fotograaf wist deze haar aanval
te ontlopen, maar hij gaf het nog niet op.
Hij wist een der omstanders over te halen
Huberta aan de staart te trekken. Zo ver
baasd was zij over deze brutaliteit, dat zij
haar kop ophief. En klik zei toen de camera
en het was gebeurd en 's avonds konden
de mensen haar conterfeitsel bewonderen
en kreeg zij de naam van Huberta.
Het fotograferen deed haar besluiten een
ander gebied op te zoeken, en op 23 no
vember had zij de Umvoti-rivier bereikt.
Het was toen duidelijk dat haar zeer grote
voorliefde voor rietsuiker voor de industrie
een groot nadeel zou betekenen. Maar zij
bleef vrij van tegenmaatregelen, omdat de
provinciale autoriteiten haar tot koninklijk
wild hadden verklaard en niemand mocht
haar dan ook leed doen.
Ontleend aan een artikel uit het tijdschrift „Ani-
mals".
(Wordt vervolgd)
16