Si Kolot (I)
E. J. MONTFOORT ZOON
J. B. G. VERBURGT
Sociale Jajasan of Stichting Indonesia-Nederland
Op 'n morgen verving ik de fabrieks emplo
yé. Deze moest voor „Landzaken", het
innen van belasting aan de Landheer in
natura, naar de rijstoogst in de naburige
sawah's. Daar komt 'n jonge fabrieks
arbeider, geheel ontdaan naar mij toe, zijn
moeder is overleden en nou heeft hij 'n
rijksdaalder voorschot nodig.
Hoe kan dat nou? vraag ik hem, je moeder
heb ik vanmorgen vroeg nog hier langs
zien komen. Ja, maar ze heeft 'n ongeluk
gehad en nou is zij dood! Vreemde wereld,
dacht ik, maakte 'n aantekening in het per-
soneelsboek en schreef 'n bonnetje voor
2,50 voorschot, inwisselbaar bij de kas
sier.
Ik wist echter dat deze domme jongen 'n
broer had, die in de theekisten-fabriek
werkte en er nogal pienter uitzag. „Wat is
er met je moeder gebeurd?", vroeg ik, „hoe
komt het dat zij dood is, ik zag haar van
morgen vroeg nog hier langs komen en
toen mankeerde zij niets. Tenminste, ik zag
niets bijzonders aan haar".
„Nee", zei hij, „toen was ze nog goed,
maar ze is gevallen, heeft zich verwond en
zal wel dood gaan." „Wat?! dus ze is nog
niet dood?" „Nee, maar zij bloedt erg en
zal wel dood gaan."
Ik had 'n grondige cursus gelopen in ver
bandleer. „Eerste Hulp" noemen ze dat
nou. Wij beschikten in de fabriek over 'n
goed voorziene medicijn-verbandkist. Ik
vroeg de hoofd-mandoer van de fabriek
snel aan twee dragers opdracht te geven
om de medicijnkist te dragen, de jongste
zoon moest de weg wijzen, dan mocht hij
die rijksdaalder als voorschot houden en
zo waren wij spoedig op pad naar de
gewonde vrouw.
Over 'n voetpad dat steil naar beneden
ging kwamen wij langs 'n snel stromend
beekje in 'n veel lager gelegen kampong.
In een van de eenvoudige van gespleten
en gevlochten bamboe (bilik) gebouwde
woningen lag de gewonde vrouw op 'n
slaapmatje.
Aan het rechter been had ze 'n wond waar
uit zij zo gebloed had Die bloeding was nu
tot staan gekomen, de wond was bedekt
met 'n groezelig grijs papje, van...?, waarin
duidelijk kleine groene stukjes blad van de
een of andere plant te zien waren.
Ik reinigde de wond zoals ik dat geleerd
had voor het aanleggen van verbanden.
Terwijl ik dat deed, voelde ik dat ze erg
warm was: ze had koorts. Toen de wond
verzorgd was, vroeg ik hoe het ongeluk
eigenlijk gebeurd was.
Ze had zich plotseling ziek gevoeld, had
hevige rillingen gehad en wilde wat water
halen aan de pantjoeran. Toen had ze 'n
misstap gedaan, de kruik was uit haar han
den gevallen en gebroken. Zelf was zij in
'n scherf gevallen, waardoor zij 'n snijwond
kreeg, die erg bloedde. Haar jongste zoon
had dit zien gebeuren en haar toen bij het
naar huis gaan geholpen, maar was in de
war geraakt toen hij het bloed zag. Dit was
enige uren geleden gebeurd, 'n buurvrouw
had met eigen gemaakte „obat" de bloeding
gestelpt. Nu had ze ook geen koude rillin
gen meer, maar had het erg warm. Dat was
te zien, want de zweetdruppels parelden op
haar voorhoofd.
Ik wist niet veel van geneeskunde maar
begreep wel dat die vrouw geen koorts had
door de verwonding, maar dat zij eerst
koorts had gekregen en in haar koorts on
zeker ter been geworden was en dat daar
door het ongeval gebeurde. Ik wist ook dat
daar beneden nog al malaria voorkwam.
Dus telde ik vijf rijtjes van vijf pillen uit op
een bordje, voor iedere dag vijf pillen, dan
kom ik over vijf dagen terug om de wond
opnieuw te verbinden. Dan zien we verder.
Als ze erge pijn kreeg aan de wond moest
zij haar zoon naar de fabriek sturen om mij
dit te melden, dan kwam ik eerder.
Toen nam ik afscheid van de gewonde die
met vele malen „mangga, noehoen" mij
bedankte, en begon de terugtocht stroom
opwaarts. Op deze terugtocht kwam ik langs
'n wat groter keurig uitziend huis, ook van
bilik. Voor het huis verzorgde 'n vrouw
onder 'n afdak 'n kleine eetgelegenheid.
Op mijn heenreis was ik deze woning achte
loos voorbij gelopen. Nu, bergop ging het
langzamer en keek ik beter om mij heen.
En daar zag ik op de voorgalerij zo waar de
mij welbekende Si Kolot zitten, die vol
vreugde mij begroette als was het een
weerzien na vele jaren van scheiding. De
vorige dag was hij nog in de bènkèl!
Ik maakte 'n praatje, ja dit was zijn huis en
dat was zijn vrouw. Zij onderbrak de berei
ding van roedjak voor haar „restaurant"
even met 'n verlegen lachje. Ja, en dat was
zijn tuin, waarin wat sampeh groeide en
achterin 'n paar cocospalmen en 'n ram-
boetan.
Deze ontmoeting was 'n welkome onderbre
king op het steile pad naar de fabriek. Ik
nam afscheid en zette moeizaam de tocht
naar boven voort met de dragers van de
verbandkist en de jongste zoon van de ge-
wonde vrouw. Geheel opgemonterd door
het vooruitzicht dat hij het ontvangen voor
schot mocht behouden, vertelde hij aan
iedere voorbijganger dat ik het leven van
zijn moeder had gered.
Ik zei niets, liep moeizaam het steile voet
pad op en was blij weer in de theefabriek
te zijn en aan de schrijftafel van mijn col
lega te kunnen uitblazen. Daar zag ik de
oudste zoon van de gewonde vrouw af en
aan lopen, telkens keek hij naar mij maar
durfde blijkbaar uit zichzelf niet 'n gesprek
te beginnen. Ik wenkte hem. Vlug kwam hij
naast mij hurken met 'n buiging en liet al
zijn knokkels van zijn hand kraken.
Ik zei hem dat de wond in het been van zijn
moeder niet ernstig was en dat ik pillen had
achter gelaten, voor vijf dagen en dat zij
iedere dag vijf pillen moest slikken, dat hij
mij moest waarschuwen als de wond pijn
ging veroorzaken, dan zou ik eerder komen.
Was dit niet het geval dan zou ik over vijf
dagen het verband komen verwisselen.
Zwijgend had hij geluisterd, zei toen: „noe
hoen, mangga" en verdween. De derde dag
zag ik hem in de timmerwinkel en vroeg
hoe het met zijn moeder ging. Hij hield op
met zijn werk, kwam naar mij toe, maakte
hurkend 'n sembah en zei: „Dank U heel
goed." „Nou", was mijn antwoord, „dan
kom ik over twee dagen het verband ver
wisselen."
Tot mijn verbazing was zij twee dagen later
's morgens vroeg al in de fabriek om ver
bonden te worden. Ja, ik had wel aan haar
en aan haar oudste zoon beloofd om te
komen verbinden, maar dat vond ze niet
nodig,ze kon best zelf komen, want ze was
nu goed in orde, beter dan zij zich in lange
tijd gevoeld had.
Tot mijn verbazing was de wond prachtig
geheeld en zo goed als genezen. De beide
zonen van de gewonde vrouw zaten te kij
ken naar deze verbandwisseling. De
hoofd-mandoer van de fabriek was ook een
en al belangstelling en hield andere nieuws
gierigen op 'n afstand.
Dit was het resultaat van mijn eerste zie
kenbezoek, het werkte de goede verstand
houding zeer in de hand. Zelf denk ik nu
nog met genoegen terug aan de omgang
met die eenvoudige mensen, wier taal ik
nog maar gebrekkig sprak.
ERASMUS DIT D'US
(Wordt vervolgd)
(voorheen begrafenisondern te Djakarta)
thans bedrijfsleider: Begrafenis ondernem.
Ahornstraat 51 's-G ravenhage
Tel.: 3 32288
Opgericht te Djakarta, tot steun van onze landgenoten aldaar, op 10 april 1964, Nr. 53, de
ODrichter/Voorzitter Hr R. Siregar te Djakarta. Vertegenwoordiger voor Nederland: Hr. F. Ch. Maagdenberg. Beursstraat 4. Den Haag, giro 50.73.12;
Prof Mr Dr T. K. B. Sabaroedin, Piet Heinstraat t. Velp (Gld) tel. 03802-3832; Mr. Batara P. Alamsjah, Singe 270, Amsterdam tel. 62921
Postbox 623 Giften kunnen gestort worden op gironummer v. d. vertegenwoordiger te Den Haag. De Stichting belast zich met opdrachten to
steunverlening, huisvesten, verzorgen van zieken, ouden van dagen, het uitdelen van kleding, voedsel, het bezoeken of opsporen van familie of
kennissen.
INLICHTINGEN Bil TONG-TONG VIN NASSI.
20