ïeiTje Een Nederlandse Indo HALFJAARABONNEES? Vakantie Tong-Tong abonnement? Dat dit unieke exemplaar óók bestaat, weten wellicht maar weinigen. Aangezien ikzelf dit ras vertegenwoordig, wil ik U, lezers van Tong-Tong, daar eens wat van vertellen. Het begint aldus: er was eens... een predikants familie met acht kinderen. Gezien de por tretten van mijn beide overgrootouders moe ten dit wel oer-Nederlanders geweest zijn, gezien alle zoons uit dit gezin baard mannen waren. Welnu, de oudste zoon (mijn grootvader) uit dit gezin, ging na de H.B.S. gevolgd te hebben, op z'n 20ste jaar naar de Oost, en is later een van de 3 Nestors geworden van de thee-cultuur op Java, welke tussen 1870-1875 begonnen is, zoals óók o.a. J. E. van Polanen Petel, adm. van Goalpara en B. B. Crone, adm. van Tjendo Ajoe waren. Als jonge planter van 20 jaar begon hij eerst op de onderneming Tjikadjang bij Garoet. In die tijd waren er nog niet vele Europese dames, en dus nam de predikants- zoon een Soendanese voor lief, en werd alras mijn moeder geboren. Deze kwam op jeugdige leeftijd naar Holland, om verder als kleindochter van het dominee-gezin haar opvoeding te voltooien. Mijn vader, een echte Brabander en kunst schilder, huwde mijn moeder, en zó kwam ik dan tijdens de eeuw-wisseling als Neder landse-Indo in Nederland ter wereld in 't Gooi te Blaricum, toendertijd het paradijs van kunstenaars. Ik was de enige „nikker" in dat dorp, omdat ik „getint" was. Mijn ouders zijn vroeg gestorven, en ik werd hier verder grootgebracht door een onge huwde zuster van diezelfde grootvader. Ik wist niets van een bestaan van Indië af, doch het was zeker de stem van het bloed, die ook mij vroeg de wereld in dreef en me op mijn 19e als „landverhuizer" liet in schepen voor Canada, om aldaar in de buurt van Winnipeg als farmshand werk zaam te zijn. Na vele omzwervingen kwam ik op mijn 21ste jaar in Indië terecht en wel ten huize van mijn toen al gepensioneerde groot vader van 72 jaar, ex-hoofdadministrateur der Bagelen-Theelanden (Wonosobo), al waar ik zijn „anak mas" ontmoette, welke „Javaanse Bloem" ik huwde. Hoe kan het anders, ook ik werd planter, en ook ik weet alles van thee, rubber en kina af. Na ruim 30 jaar ben ik wéér in 't land mij ner vaderen teruggekeerd met vrouw en vier kinderen, welke trots zijn dat zij Indo's en géén Europeanen zijn en ikzelf voel mij weer echt Nederlander en Te-huis, hier. Dit is géén onverkwikkelijke geschiedenis, but a true story, omdat Liefde het leitmotief in ons aller leven is, en Liefde alle ras- en standsverschil overwint. Mijn vrouw en ik voelen ons overal thuis, want in „Het huis Mijns Vaders" zijn vele woningen. De historie herhaalt zich, want ikzelf heb een kleindochter nu, die ook wéér in Blaricum geboren is, maar vraag niet van welk ras zij is, dat geef ik de lezers te denken. Je-lah-je-rot, hè. Aldus heb ik 6 generaties meegemaakt, zo tussen het cadeautje van mijn overgrootma dat ik nóg bezit, en de rammelaar van mijn kleindochter in. Een Nederlander, mét Indisch bloed en een „pur sang Javaanse" als echtgenote, aldus beiden echte Tong-Tongers. W. VAN PELT Nog heeft het schip zijn ankers niet laten vallen of luid schreeuwend en hevig gebarend komen ze al in hun drijvende winkeltjes aangeroeid, de vuurrode fez op hun slimme bruine koppen. In alle talen van de wereld prijzen ze hun koopwaar aan: kleurige tapijtjes, geborduurde kleedjes, leren tassen en portefeuilles, versierd met bonte afbeeldingen van pharao's, heilige katten en ibissen; bazarprullen, geconfijte dadels, struisveren waaiers en Egyptische sigaretten. ,,Kijke, kijke... mooi, mooi., look here, madam... very, very cheap. Ollanse goelde... ollandse goelde. Uit Hein Buitenweg: De laatste tempo doeloe. Foto: H. B. Pelikaaj! Iedereen is als herboren nu de zomer openslaat en de kleur van zon en bloemen strelend door de kamers gaat; aan de wanden ivordt de schaduw van de winter weggevaagd en ivij richten onze zinnen op hetgeen ons steeds behaagt: Volgepropt met ITÉ-plannen pikken ivij een graantje mee; d'êén zoekt naar een bos vol schaduw, d'ander naar het blauw der zee. Ome Pé en tante De et je gaan per tandem door het land en verzorgen hijgend-zwoegend viermaal daags een lekke band. Net als haring in een vaatje ingelegd en opgetast suizen auto's vol gezinnen krakend door hun zware last, naar de zuidelijke dreven waar een mild pension hen wacht om ,,per feestneus" te beleven waar men al een jaar naar smacht. En maar eten... eten... eten... biefstuk, worstjes en pommes-frites, ...even rusten... makan lagi... wéér een biefstuk in 't verschiet. Tjokvol als gevulde kippen sleept men zich van uur naar uur en met overladen magen grijpt men moeizaam weer het stuur, ledereen is als herboren, alles warrelt, alles vliegt; uitgeput en bruin van 't zwelgen is er niets, dat daarom liegt. Afgepeigerd maar gelouterd zakt men t'rug in zijn gareel en prijst dankbaar en vertederd tóch dit jaarlijks, zomersdeel. Denkt U bij alle vakantiegenoegens ook aan uw f 7,50 voor een half jaar; 15,voor een jaar; te storten op giro 6685 met de ver melding: „OUD-ABONNEE". DE ADMINISTRATIE 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 8