Wat Njoek het apenjong beleefde VOOR ONZE BIBIT Tante Mieke Probeer dit eens Reünie C.O.O.V.I. <W I Na zijn verblijf bij de mensen viel het onze Njoek niet mee, om weer aan het leven in het woud te wennen. Ja, hij begon tamelijk vlug wel weer alle woud geluiden te herkennen, maar het viel hem moeilijk om voldoende voedsel te vinden. Zo trof hij eens een zwerm ke vertjes aan, maar hij zat juist op het uiterste puntje van een hoge boom en kon net niet bij de kevers komen. Hij reikte echter een beetje te ver met zijn armpjes, zodat hij zijn evenwicht verloor en achterover van de tak duikelde. Tóen besefte hij weer eens wat een geluk het was dat hij als staart-aapje geboren was, want behalve zijn vier grijphandjes was zijn staartpunt in sommige gevallen een handige vijfde ,,hand". Ook nu weer wist hij zich op het goeie ogenblik met zijn staart om een tak gekruld voor een val te behoeden. Naderhand ving hij een paar spanrupsen, maar die konden zijn honger niet stillen. Toen vond hij een vogelnest, maar de vogelouders be waakten het en begonnen hem te pik ken toen hij te dicht bij het nest met eieren kwam. Eindelijk kwam hij bij een boom terecht, die vol rode bessen zat. Dolblij begon Njoek de bessen te pluk ken en er zijn wangzakken mee vol te stoppen. Toen bleken het zulke vrese lijk zure bessen te zijn, dat ze oneetbaar waren. Njoek werd er wanhopig onder. Gelukkig vloog er even daarna een ka- long voorbij, die de vrucht welke hij naar zijn jongen wilde vervoeren, vlak bij Njoek verloor. Het volgende moment had Njoek de mangga opgeraapt, maar toen hij hem aan zijn mond wilde zet ten, dacht hij ineens aan de aardige familie kalong, bij wie hij zo gastvrij ontvangen was, die eerste avond, dat hij alleen op stap gegaan was. En hij begon naar de kalong te roepen. Daar bij hield hij de mangga omhoog, zodat de kalong meteen kon zien waar het om ging. Ze vloog inderdaad direct terug, en kwam naast Njoek in het gras zitten. En toen inéénsherkenden ze el kaar! Het was de moederkalong, bij wie hij lang geleden gelogeerd had. En zij riep verheugd uit: „O, apenkind, dat ik je tóch gevonden heb! Ik heb je overal gezocht, nadat ik de kloof gevonden had, waar je van verteld had. Je moest immers naar de overkant. Och, och, och. Nergens kon ik je vinden. Ik was al bang, dat die gemene tijgers je ver slonden hadden, of zo'n ander wild dier, dat wel een apenboutje lustte. En hier zit je nou, je bent wat groter geworden, maar ik kan niet zeggen, dat je er dik ker op geworden bent. Waarom eet je niet gauw mijn mangga op, als je ver gaat van de honger?" „Omdat u zo lief en goed voor me ge weest bent, dat zal ik nooit vergeten", zei Njoek. Maar de moederkalong stond er op, dat het apenjong de mangga op at. Ze zou later nog wel een andere voor haar jongen zoeken. Dat liet Njoek zich geen tweede keer zeggen. Zijn maag rammelde werkelijk van de hon ger. Toen vertelde hij de moederkalong zijn belevenissen, nadat hij van haar was weggegaan. „Och, arm ding, en nu ben je hulpelozer dan toen, omdat je verleerd hebt waak zaam te zijn in het woud, waar van alle kanten gevaren je omringen. Nee, zo kan het niet langer. Ik breng je eigen handig bij je moeder terug. Anders zal ik het mezelf nooit vergeven. Kom, eet dat laatste hapje ook nog op, veeg je snuit schoon en sla je armen om mijn schouders. Alsjeblieft stilzitten, want je zult zwaarder zijn, dan je toen was. Allé, daar gaan we". „Waar brengt u me heen?" vroeg Njoek wat benauwd, want ze gingen ineens heel hoog de lucht in. „Rustig maar", suste de moederkalong. „Ik hou je wel even. Het is van hier niet eens zo ver van de kloof af". En ze vloog met een kalme wiekslag verder met Njoek tegen haar aan. Njoek durfde niet omlaag te kijken, want hij voelde wel, dat ze veel hoger gingen dan de hoogste bomen. O, eigenlijk was hij blij en bang tegelijk. Blij omdat hij de ka long weer ontmoette en haar mangga mocht hebben, en bang om de ver schrikkelijke hoogte. Maar nu voelde hij, dat ze ging dalen. Dat was ook een angstig gevoel. Net of ze vielen, vond Njoek. Maar nee hoor moeder kalong landde heel keurig zon der te pletter te slaan, op een stukje met mos bedekte aarde. Dat stukje mosgrond was het eerste wat Njoek zag, toen hij zijn ogen weer durfde open te doen, die hij tijdens de vlucht maar stijf gesloten had gehou den. „Wat komt me dat mos bekend voor", dacht Njoek. En hij dacht terug aan precies zulke stukjes mosgrond aan de overkant van het ravijn, juist voordat het grote woud daar begon. Toen keek hij eindelijk om zich heen. En wat ontdekte hij? De kalong had hem over het ravijn heen gevlogen! Hij stond op zijn eigen terrein van het grote woud! Hier wist hij de weg, hij kon binnen een kwar tier langs boomwortels en takken zijn pad vinden naar de apenboom, waar zijn vader en moeder en de hele familie en vriendenschaar verblijf hield! O, hij „njoekte" van geluk, en vergat bijna de kalong te bedanken voor haar hulp. Gelukkig dacht hij er bijtijds aan. „Lie ve kalongmoeder, hartelijk dank", jubel de hij. „Al goed, al goed. Weet je de weg nu weer naar je moeder, apen kind? Kijk uit voor gevaren, die zijn er overal. En laat dit je laatste avontuur geweest zijn. Blijf in je moeder's nabij heid, dat is het veiligste. Saluutjes!" En weg vloog de kalong. Njoek keek haar even na, dan haastte hij zich naar huis. Wie van jullie weet het verschil tussen een kraai en een haan? Denk maar eens na. Weet je het niet?... Wel, een kraai kan niet hanen, maar een haan wel kraaien! Hier zijn nog zo'n paar voorbeelden. Het verschil dus tussen: een olifant en een ijsbeer; een vlieg en een mug. Flauw? Misschien wel, maar wie kan er nog meer bedenken? De reünie van de C.O.O.V.I. op 27 juni j.l. gehouden in de Rotonde Houtrust mocht zich wederom in een grote belangstelling verheugen. Ook nu weer merkten wij enke le nieuwe gezichten op zoals oud-bonds- keeper v. d. Poel, de oud-bondsspelers Tjoh Cortenbach, Djodie Cuno, Boengkie Weise, Paatje Crompvoets, Richard Budell, Belle, enz. Hoogtepunt van deze reünie was uiteraard de huldiging van de spelers die in 1914 aan de eerste stedenwedstrijden hadden deelgenomen, t.w.: de oud-Semarangers E. van Blommestein, K. Gleenewinkel Kamper- dijk (oud-internationaal) H. Valk, de oud- Batavianen H. Heuer, H. Overakker en H. Kooymans alias Kaay (deze kon wegens ziekte niet komen) en de oud-Soerabaianen W. van Damme, Th. Kloesmeyer, H. Wey- schade en J. Renaud. In zijn toespraak bracht voorzitter Piet van Hooydonk o.m. hulde aan de vrouwen van de voetballers, zonder wier steun het voor de mannen niet mogelijk was geweest zich in de voetbal sport te onderscheiden. Nadat ook de vijf in het afgelopen jaar overleden oud-voetballers Paatje Ernst Versteegh, Wim Ros, Frans Brard, Leo Sippel en Vent Reints Bok op de gebruikelijke wijze werden herdacht, kregen de hierboven genoemde pioniers van 1914 elk een herinneringsvaantje op voetstuk. Ook mevrouw de weduwe Olive, wier echt genoot (Eddie) in 1914 voor Batavia uit kwam, werd op het podium geroepen om zo'n vaantje in ontvangst te nemen. De Zuid-Amerikaanse muziek- en dansgroep o.l.v. de heer Tremio „Los Dinamicos" voerde hierna enkele nummers uit, welke veel bijval oogstten. Later op de middag voerde George de Fretes met „Terang boe- lan" en andere specifieke Indische melo- diën de „oudjes" voor een wijle terug naar het land, waar zij vroeger als voetballer veel plezier hebben beleefd. Het bestuur van de C.O.O.V.I. kan met grote voldoening op deze reünie terugzien. VEHA 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 14