CHINESE VERTELLINGEN DE TROUW VAN EEN VROUW In ,,De Ziel van China" door Kim staat deze aardige vertelling: Een leerling vroeg eens aan Lao-tze, de grondlegger van het Tau-isme: „Meester, bezit de vrouw ook trouw?" De Meester antwoordde: „Mijn nederige persoon kan het antwoord op uw vraag niet geven, maar luister naar het volgende ver haal en oordeel zelf. Ik ontmoette ergens in het zuiden een jonge vrouw bij het pas gedolven graf van haar echtgenoot. Zij bad en brandde wierookstokjes en daarna kniel de zij over het graf, terwijl zij dit bewaaier- de met haar zijden waaier. „Zustertje, wat voert gij daar uit?" vroeg ik. „O, heilige man, ik bewaaier het graf van mijn overleden echtgenoot, opdat het spoe diger droog wordt, aangezien ik een gelofte heb gedaan „niet eerder te zullen hertrou wen, vóór de aarde van zijn graf droog is." „Dit", zei de meester, „is de trouw van een vrouw!" In de Encyclopedia of Chinese Symbolism and Art Motives" van C. A. S. Williams staat deze vertelling een beetje anders, een beetje triester. Chung-li Chu'an is een der acht Onsterfelijken van het Tau-isme. Deze Onsterfelijken staan vaak afgebeeld op porcelein of geborduurde kleden, tezamen of afzonderlijk, zittend op een of ander dier, of staand op golven, elk met zijn eigen symbool. Chung-li Chu'an heeft in zijn linkerhand een perzik, het zinnebeeld van de lente en van de onsterfelijkheid, in de rechterhand houdt hij een waaier. Hij leefde ten tijde van de Tsjou- Dynastie (1100-249 v. Chr.J, kende de gehei men van het Levens-Elixer en van de Powder of Transmutation"de poeder, die gedaante veranderingen kon teweeg brengen. Hij was daarbij een machtig tovenaar. En nu het verhaal: Chung-li Chu'an huwde een jonge, zeer schone vrouw en keerde terug naar zijn geboortestreek, om zich daar te wijden aan zijn wijsgerige studies. Toen hij eens door de velden dwaalde, zag hij een jonge vrouw in diepe rouw bij een pas gedolven graf zitten, dat zij met haar zijden waaier bewaaierde. Chung-li Chu'an vroeg haar, waarom zij dat deed en zij vertelde hem, dat haar HET NEGERVRAAGSTUK (Vervolg van pag. 12) hebben kunnen vergaren om er hun eigen steden mee te bouwen met een eigen architectuur, eigen handelscen tra en eigen universiteiten. Deze cen tra zouden een even originele en rijke karakteristiek gevormd hebben van de Amerikaanse samenleving als b.v. de Chinatowns. Een zonder Europese be- schavingsdwang gevormde Neger zou veel beter eigen geest en cultuur ont wikkeld hebben naar natuurlijke patro nen, waarvan ongetwijfeld de gehele maatschappij geprofiteerd zou hebben. Zou - zou - zou; je leutert Tjalie. Het is nu eenmaal niet zo. Ja, en daarom leven we met het gebroken patroon van het Negervraagstuk van vandaag (zoals we b.v. ook leven met half Berlijn met zijn Muur! Ontzettend!). Een Negervraagstuk dat in Afrika zelf nog kan uitgroeien tot een wereld vraagstuk van verschrikkelijke afmetin gen nu wij de Negers leren hun minera len te gebruiken waar zij nooit om ge maald hebben, nu wij hun leren met landbouwmachines katjang te produce ren voor de wereldmarkt in ruil voor Bata-schoenen en TV's. In onze imperiale tijd zijn we eerst baasje geweest over andere volken. En die winnen gelijkheid als ze eerst ook als baasje leven. Of: als je ze eerst ook baasje maakt, worden ze wel gelijk. Wat een kardinale nonsens! Wie is baasje eigenlijk? Heeft baasje helemaal geen gebreken dat hij zo bedillen wil over wat moet of niet moet? Op de man af gevraagd zou ik willen zeggen: het Neger-vraagstuk bestaat niet, want de Neger is onder millioen weerstanden zichzelf gebleven. Wat be staat is het Europeaan-vraagstuk", het vraagstuk van die merkwaardige soort, die ontstaan is uit duizend vermengin gen en zichzelf zoekt in een eindeloze keten van sociale, culturele, religieuze, politieke en radicale ruzies, maar on dertussen meent andere volken en ras sen te moeten voorschrijven wat zij doen moeten. Ik heb Negers gadegeslagen in Hol land en de U. S., in de Antillen, Suri name, Jamaica en Noord-Afrika. Het is een merkwaardig ras, haast diametraal staand tegenover de rassen van Europa en Azië, veel te slecht bestudeerd en begrepen, altijd verkeerd gemeten met verkeerde maatstaven, maar met een geduld en dienbaarheid als een paard, en eren niet alle rassen ter wereld het paard als 't nobelste onder de dieren? Wat staan wij mensen eigenlijk toch erg ver van elkaar en wat hebben wij toch een kinderlijke instelling op de problemen van het leven. Net als mijn neefje, dat toen hij hoorde dat de auto kapot was en hij niet rijden kon, boos uitriep: auto moet goet zijn; auto moet goet zijn! Niet twisten over een gelijk. Onderzoeken! Weten! Pas dan komen wij vooruit. T. R. overleden echtgenoot haar had doen belo ven, niet te hertrouwen, voordat de aarde van zijn graf droog was. Nu had zij een aanbidder gevonden en zij wenste vurig, dat het graf zo spoedig mogelijk droog zou worden. (Tot hier toe zijn de vertellingen enigszins aan elkaar gelijk. Maar nu!) Chung-li Chu-an bood haar zijn hulp aan, die zij gaarne aanvaardde. Hij nam haar waaier en de geesten te hulp roepende, raakte hij er de grafheuvel mee aan. Onmid dellijk werd de aarde droog. De weduwe bedankte hem en liep overgelukkig weg, haar waaier achterlatende. Chung-li Chu'an stak de waaier bij zich en ging naar huis. (Dat was niet goed, want natuurlijk zou zijn jonge vrouw dadelijk zien, dat het een vrou wenwaaier was. Sinds de T'ang-periode waren mannen- en vrouwenwaaiers in gebruik, maar zij verschilden in vorm en in beschildering.) Zijn vrouw zag de waaier en vroeg, hoe hij er aan gekomen was. Chung-li Chu'an ver telde het. haar. De jonge vrouw was diep verontwaardigd. Zij vond die weduwe een monster van harteloosheid en riep uit, dat zij zoiets nooit doen zou. (Had hij haar nu maar in zijn armen genomen en met wijsheid in zijn hart haar woorden geloofd, dan hadden zij nog lange jaren kunnen genieten van de pruimebloesem bij het nade ren van de lente, van de maneschijn op het glanzende meer en van het zingen der cicaden in de wilgenbosjes) Chung-li Chu'an besloot haar op de proef te stellen. Met behulp van zijn machtige toverspreuken nam hij de schijn aan gestor ven te zijn en veranderde zich zelf in een knappe jonge man. De vrouw, zeer ontdaan over de plotselinge dood van haar man en nog bezig alle cere moniën in acht te nemen, die bij zo'n ge beurtenis plaats moesten vinden, had eerst geen belangstelling voor de jonge man, die zo opeens in haar huis verscheen en haar zijn diensten aanbood. Hij begon haar vurig het hof te maken. (Natuurlijk bezweek zij voor zijn verleidings kunsten. Was hij geen groot torenaar? Zij had geen tijd meer om te treuren, zo was zij onder zijn bekoring geraakt.) Het was dan ook geen wonder, dat zij bin nen een paar dagen er in toestemde met hem te trouwen. Maar nu vroeg de jonge man haar, hem de hersenen van haar over leden echtgenoot te geven, om die in een krachtige drank te mengen. (Wat kon deze ongelukkige vrouw doen? Zij stond onder zijn betovering en was in zijn macht.) Na enige aarzeling maakte zij de lijkkist open en tot haar grote ontsteltenis kwam haar dode man tot leven. De jonge aanbid der was verdwenen. Buiten zichzelf van schaamte maakte de vrouw een eind aan haar leven. Chung-li Chu'an nam de waaier en het heilige Boek Tao-teh-King, stak zijn huis in brand en verliet de streek. (Arme oude wijze man. hij achtte kennis hoger dan het geluk. Levenswijsheid met een glim lach" is niet een ieder gegeten.) CORRA CORRA 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 16