SI KOLOT dl) j „INGETMATI" „AD PATRES" I j Fa. Johs. Ouwejan Zn. IEV Herdenkingsnummer Na enige maanden werd ik overgeplaatst naar Tjirangsad als tweede in bevel van die eenzame, hoger gelegen theetuin afdeling zonder eigen fabriek. Mijn afdelingschef daar werd ..djoeragan sepoe" (oude heer) genoemd, ik als jongste „djoeragan anam" (jonge heer). Ik had van mijn directe chef, buiten de gemeenschappelijke rapporten weinig last, want onze woningen lagen 'n klein half uur gaans van elkaar af, hetgeen mij aanvan kelijk erg eenzaam leek, maar later bleek dit 'n zegen: ver genoeg om niet iedere avond gestoord te worden bij het vele schrijfwerk: invullen van staten, van tuin- boeken en zo, en... mijn taalstudie eiste ook tijd. Het was er wel eenzaam daar op die boven- afdeling waar alleen thee groeide, niets dan thee zo ver het oog reikte: theel Eén groene woestijn! Geen vreemdeling maakte daar ooit een wandeling, 800 voet hoger dan het hoofd-etablissement. Daar was het rameh! Daar was niet ver van het hoofdkantoor 'n Chinese warong, waar van alles te krijgen was: van zuurkool in blik tot deng-deng manis, van spijker schoenen voor 't tuinwerk tot champagne voor 'n feest. Van hoog tot laag, ieder betrok alles uit die warong. De eigenaar was bovendien kassier in de fabriek en had, na de baas, alles bij alles, waarschijn lijk wel het hoogste inkomen uit de omtrek. Bovendien was er 'n desa met 'n pasar waar alle bewoners uit de omtrek 's mor gens inkopen deden en waar, zo nu en dan, 'n inheems toneelgezelschap kwam: „Miss Riboet". De opvoering van „Si Otello" en van „Si Paust" door dit gezelschap maakte diepe indruk op mijn westers kunstgevoel of wat daarvoor moest doorgaan. Als dit gezelschap niet kwam waren er wekelijks wajang wong of wajang koelit voorstellin gen. Vooral die wajang koelit met de da- lang, die helden verhalen deed, doorspekt met grappen, miste ik daar boven well Die dalang was prachtigl Wat 'n woordenvloed en wat 'n grappen! Hebt U wel eens gestaan tussen mensen wier taal U niet verstond? Dat gebeurt mij dagelijks, zal 'n enkele lezer zeggen, maar zó filosofisch bedoel ik het nietl Nee, die grappen van die dalang waren kennelijk zeer pikant. (Zo noemden wij dat vroeger deftig, uit 't Frans afgeleid. Nu zou men op zijn Amerikaans „sexy" noemen. Het zal U opgevallen zijn, dat ook het gedrukte Amerikaans 'n andere taal dan Engels is). iiiiNiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiig Begrafenis- en Crematie-Onderneming j Opgericht 1924 ROUWKAMERS en ONTVANGKAMERS AIRCONDITIONED 1 Kantoren: Fred. Hendriklaan 7 Den Haag, Tel. 070-556427 (3 lijnen) IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIEIIIIIIIItllllllllllllllllllllllllllllllIllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllll! Maar van die grappen begreep ik in het begin niets, maar dan ook helemaal niks. Toch lachte ik mee, het was namelijk ver makelijk om de kleine jongens, die 's mor gens helopeltis insecten in de tuin hadden gejaagd, daar te zien giechelen, of de meis jes van de thee-sortatie in de achterste rijen verholen te zien lachen, dankbaar voor 'n stout grapje. Soms kreeg er een 'n slappe-lachbui, hetgeen zeer aanstekelijk werkte. Ik lachte mee en schreef snel, zo goed en kwaad 't ging, die grap op om dan de vol gende dag de betekenis ervan aan mijn mandoer te vragen. Soms bleef ik dan even wijs! Want dan lachte hij ook, maar de ver talende toelichting bleef uit, onder het ex cuus: katjida teun! (Te bar). Toch maakte ik daar vorderingen. Ik kreeg er plezier in te bestuderen wat die jongeren en ouderen grappig vonden. Het bleef wel zeer in het gelijkvloerse, hogere lagen wer den er zelden bereikt, maar 't was wel interessant om dat alles te volgen en ik heb er hartelijk kunnen lachen. Dat miste ik daar boven op Tjirangsad! Mijn gewoonte om de tuininspectie om streeks 12 uur voltooid te hebben hield ik vol. Zo zat ik op 'n goede dag tegen 12.30 op 'n poespa stam mijn aantekeningen te bestuderen. Ik had daar 'n goed overzicht over poetjoek-loods (de plukloods, waar de pluksters haar oogst nasorteren voordat het geplukte blad gewogen wordt). Daar zie ik, geheel onverwacht 'n bekende figuur voor bij komen. Hij zag mij niet, of deed alsof! „Heh, Si Kolotl Badeh ka manah?" riep ik (heh, Si Kolot, waar ga je naar toe?). Hij schrok even, maar zei doodleuk: „Kur ngalag soeloe" (ik ga brandhout halen). Nou, dat was echt 'n smoesl Daar boven was alleen maar thee! Daar was nergens brandhout! Er flitste 'n gedachte door mijn hoofd en zei, zonder aarzelen: „Bohong sia!" Dat „sia", de 2e persoon enkelvoud, is in Soendanees zo laag, zo kasar, dat men het eigenlijk alleen maar kan zeggen tegen 'n klein kereltje, 'n dreumes, en dan alleen maar schertsender wijze. Si Kolot schrok dan ook zichtbaar, onmiddellijk liet ik er op volgen: „Kadijeu, sia!" (kom jij eens hier). Maar geheel in tegenstelling met die toon, reikte ik hem 'n paar oedoet (strootjes om om te roken) en zei: „Mangga, doedoek" (welkom, ga zitten). Hij maakte 'n sembah, stak de strootjes boven zijn linker oor tussen hoofd en hoofd doek, ging hurkend zitten en kraakte alle knokkels van zijn vingers met 'n knappend geluid. Blijkbaar was hij vol spanning wat er nou zou komen. Dit gaf mij even tijd tot nadenken. Zou ik nu 'n praatje beginnen met 'n omweg over Si Dadap en Si Waroe (wij zouden zeggen: over die Van der Lin den, je weet wel, en over die Van leperen), of zou ik regelrecht op mijn doel afgaan? Ik besloot tot het laatste, tegen oosterse gewoonte in. „Si Kolot, vertel eens, wat betaalt de baas jou per maand om hier te komen spion neren?" Het antwoord was vlot: „Tiloe rin- git sa sasih (drie rijksdaalders per maand soemoehoen!" (Om U te dienen). „Dat is goed betaald antwoordde ik, „Ik ben lang niet zo rijk als de baas. Maar luister nu goed, Si Kolot! Van nu af aan betaal ik jou hetzelfde salaris, op voor waarde, luister goed, op voorwaarde, dat je mij eerst alles zegt, wat je zag dat niet in orde is. Als het dan de volgende week het is vandaag maandag en je komt iedere week hier, op maandag, op dit uur nog niet in orde, dan zeg je het aan de baas maar niet eerder, je zegt het dus eerst aan mij. Dan krijg je nu 'n rijksdaalder voor schot. Sangoep? (Neem je dat op je?)" „Sangem, soemoehoen", wat 't antwoord in hoog Soendanees. 'n Dergelijke overeenkomst behoefde geen schriftelijke bevestiging. Als men zo'n af spraak maakte met de eenvoudige tani dan was dat gepoetoest 'n vaste afspraak, waaraan zij zich stipt hielden, dat kwam zonder mankeren voor elkaar. „Ga nu maar naar mijn huis, daar zal Oemar, mijn huisjongen, die ken je wel want hij komt uit dezelfde lemoer (dorps- wijk), je wel 'n kopje thee geven. Wacht daar op mij, ik moet hier eerst de pluk aannemen. Dan kom ik ook naar huis en krijg jij je rijksdaalder voorschot, niet meer, want ik heb zelf niet meer in huis." Met een „noehoen, mangga" (dank U, dat is goed) ging hij en verdween. Er werd op de Tong-Tong geslagen (dat schrijf ik tegenwoordig met een hoofdletter T, met mijn complimenten aan Tj. R.) en ik ging de oogst „aannemen". De schrijver had reeds de namen der plukvrouwen in 'n lang smal boek geschreven, de plukman- doer woog de bundels geplukt blad en las de stand van de weegschaal af, luidkeels, zodat de schrijver (djoeroetoelis) en alle plukvrouwen het konden horen, hetgeen, naar mij was medegedeeld, knoeierijen voorkwam. Het „aannemen" bestond voor namelijk in het toezicht dat de genoemde getallen juist werden genoteerd en in geld omgerekend. Aan het toezicht op de pluk zat meer vast! Daarna ging ik naar huis, waar Si Kolot geduldig op mij wachtte. Hij kreeg zijn voorschot. Zo werd Si Kolot mijn eerste en ook mijn laatste spion, want ik had het later gelukkig nooit meer nodig om mij te dek ken door tegen-spionage, want later kwam ik toch wel datgene te weten wat mij nodig leek om te weten. Over hetgeen Si Kolot mij kwam vertellen later enkele merkwaardige verhalen. ERASMUS DIT D'US Zij die nog verzuimden dit nummer aan te schaffen kunnen dit alsnog doen door een bedrag van 0,50 (eventueel in postzegels) aan ons op te sturen. REDACTIE

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 18