PROF. J. VAN GELDEREN
Geb. te A'dam 10 mrt 1891 Hij verkoos de dood met zijn vrouw en twee kinderen bij de
inval der Duitsers in mei 1940.
Van Gelderen was in 1891 te Amsterdam in een Joods middenstandsgezin geboren. Hij had
daar de openbare handelsschool doorlopen en reeds op 19-jarige leeftijd de akte m.o.
staatswetenschappen behaald. Hij was enige jaren in de handel werkzaam en kreeg in 1911
een aanstelling bij het statistisch kantoor der gemeente Amsterdam. Hij maakte deel uit
van een groep jongere socialisten en werd gegrepen door de economische en sociologi
sche geschriften van Marx. Later kwam hij daarvan terug en werd aanhanger van de z.g.
Oostenrijkse school van Menger e.a., die de grenswaardeleer propageerde.
De Marxistische sociologie gaf hem in
zicht in hetgeen cijfers kunnen zeggen, en
in 1913 publiceerde hij in de „Nieuwe
Tijd", het wetenschappelijk maandblad van
de S.D.A.P., een uitvoerige studie over
„Industriële ontwikkeling en prijsbeweging"
waarin hij wees op de dubbele conjunctuur
beweging: de korte golven van 8 a 10 ja
ren, als onderdeel van lange golven van
25 a 30 jaren.
Van Gelderen ontwikkelde zich tot een ge
leerde met kennis op velerlei gebied. Door
het Marxisme was hij tot Hegel gekomen
wat hem aanleiding gaf tot grondige be
studering van de filosofie. Het woordge-
goochel van Prof. Bolland, de grote Hegel
aar te Leiden, trok hem niet aan. Maar de
wijsbegeerte had zijn duurzame belang
stelling en op dit gebied telde hij mee.
Van Gelderen was een constructief opbou
wende geest die steunde op hetgeen re
ëel aanwezig was. Zijn eerste zorg gold
het verkrijgen van deugdelijk grondmate-
riaal. Hij gaf richtlijnen voor de samen
stelling daarvan, reisde veel, hield bespre
kingen en voerde een zeer uitgebreide
correspondentie. Het anarchistisch dilet
tantisch karakter van hetgeen vóór zijn
komst op dat gebied gepresteerd werd
maakte deze arbeid buitengewoon omvang
rijk. Maar v. Gelderen die zich nooit op
het standpunt stelde van de man die het
wist, en voor afwijkende inzichten open
stond, had bovendien een bijzondere gave
om met mensen om te gaan, hen te „han
teren" zonder hen voor 't hoofd te stoten.
Het van de diensten ontvangen grondma-
teriaal werd op zijn kantoor, dat zich hand
over hand uitbreidde, tot hanteerbare sta
tistieken verwerkt. En reeds na een paar
jaren kon de regering beschikken over re
cente en betrouwbare gegevens.. Toen in
1924-1925 tengevolge van de abnormale
lange duur van de droge moesson in ver
scheidene streken van Java de bijplant van
tweede gewassen, vooral mais, anderhalf
a twee maanden later was dan gewoonlijk
en deze voedingsmiddelen daardoor ook la
ter in de maanden van de „patjeklik" - de
periode tussen de oogst en de rijping van
de nieuwe aanplant van rijst - ter beschik
king zouden komen, bleek de statische ar
beid zo voortreffelijk georganiseerd te zijn,
dat de regering maand voor maand over
cijfers betreffende de oogstachterstand kon
beschikken, d.w.z. tijdig genoeg om te kun
nen berekenen hoe groot de te verwach
ten oogst voor elk gebied zou zijn en hoe
ver deze bij de normale zou achterblijven.
De arbeid breidde zich zo snel uit, dat het
kantoor naar Batavia moest verhuizen, waar
er een groot gebouw voor gezet werd. Daar
-
PROF. J. VAN GELDEREN
was bovendien contact mogelijk met de be
drijfswereld en de andere diensten. Het
kantoor werd de bron van een stroom van
waardevolle publicaties betreffende letter
lijk alle sectoren van het sociaal-econo
misch leven in Indië
Bovendien werd een kostelijke en kostbare
bibliotheek samengesteld, die uitgroeide tot
een van de belangrijkste boekereien van
Batavia.
Te Semarang was in 1918 een nieuw week
blad verschenen, „De Taak", spreekbuis
van een groep vooruitstrevende ingenieurs
met belangstelling voor sociale vraagstuk
ken. Het verhuisde twee jaren later naar
Batavia en kwam in handen van een groep
vrijzinnigen, van wie ir. Th. Vreede, lid van
de Volksraad, ir. A. C. de Jongh, hoofd van
de Opsporingsdienst van de mijnbouw, van
Gelderen en S. Koperberg de meest op de
voorgrond tredende figuren waren. Er werd
voortreffelijk werk in gepubliceerd en het
blad kreeg gezag ook in regeringskringen.
De hoofdartikelen van Van Gelderen waren
het neusje van de zalm. Zijn beschouwin
gen over Java's agrarisch probleem, het
vraagstuk der overbevolking van Java, die
over het industrialisatie-vraagstuk, over de
politiek van de Javasche Bank, over het
rapport der Suiker-Enquêtecommissie, zijn
kritiek op beschouwingen van der. Emil
Helfferich, directeur van het Straitst und
Sunda Syndikat, zijn polemiek met ir. Th.
Karsten over de Javaanse cultuur en die
met de heer Meyer Ranneft over de toe
komst van het Binnenlands Bestuur, en
zoveel andere stukken, hebben dan zij
de scherpe analyse en omschrijving hun
waarde behouden. Ook in andere tijdschrif
ten, Koloniale Studiën, Mensch en Maat
schappij, de Socialistische Gids versche
nen opstellen van zijn hand, alle buiten
gewoon belangrijk.
Van Gelderen, met zijn constructief gerichte
geest, kreeg nog andere arbeid. De pogin
gen om in de crisis- en malaisejaren de
deerlijk gehavende suikercultuur van Java
te behouden door fabrikanten en handelaren
tot samenwerking te brengen in de NIVAS,
werden door hem voorbereid. Toen het
voorstel in de Volksraad verdedigd moest
worden viel die taak V. G. toe. Hij was
ziek en werd op een ziekenstoel de ver
gadering binnengedragen, maar hij hield
uit het hoofd een rede van drie uren, een
algemeen bewonderd meesterstuk van ken
nis en logische gedachtengang. Van de
G.G. de Jonge kon niet worden verwacht
dat V. G. gedurende zijn bewind een per
manente functie in het ambtelijke zou krij
gen. Dr. W. M. F. Mansvelt verving hem bij
het Centraal Kantoor voor de Statistiek en
v. G. ging terug naar Nederland en werd
benoemd tot chef van de Afd. Crisiszaken
van het ministerie van Koloniën, onder dr.
Colijn.
In 1937 werd hij benoemd tot lid van de
Tweede Kamer, waar hij met zijn vriend
J. E. Stokvis voor de belangen van Ned.
Indië vocht. Hij had, als hij sprak het oor
van de Kamer, die hem tot tweede onder
voorzitter koos. Tezelfdertijd werd hij be
noemd tot buitengewoon hoogleraar in de
sociologie te Utrecht.
De inval van de Duitse legers in Nederland,
10 mei 1940, maakte aan dit vruchtbare en
nog zo veelbelovende leven een einde.
Een aanbod om mee naar Engeland te
vluchten sloeg hij af omdat hij zijn gezin
niet wilde achterlaten. Toen elke gelegen
heid om te ontkomen afgesneden bleek te
zijn ging hij met zijn echtgenote en zijn
twee kinderen vrijwillig de dood in. Hij wist
wat hem te wachten stond!
Dat was het einde van een der grootste en
nobelste geesten die in en voor Indië heb
ben gewerkt. Een geleerde, een man van
karakter en overtuiging, van grote eruditie
en innerlijke beschaving, een idealist die
terwille van de verwezenlijking van deze
idealen zich de realiteit tot bewustzijn
bracht als weinigen en daardoor prachtig
opbouwend werk kon doen.
Ons past een moment van droeve herden
king van iemand die zeer veel heeft gedaan
voor dat oude Indië, dat wij hebben ge
kend en liefgehad, ondanks de fouten en
veilen die aan ons bestuur kleefden.
Ik moge eindigen met wat Prof. Ernst Wage-
mann in zijn „Narrenspiegel der Statistik"
hierover heeft geschreven en dat zo won
derwel past op de mens en geleerde van
Gelderen: „Die Statistik ist wie ein Spiegel;
hüte sich hinein zu schauen wer nicht reinen
Herzens ist!" J. C. H.
Bronnen: Batig Slot van D. M. G. Koch;
Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Ne
derlanden. Nederlanders en hun werk. Hol-
kema Warendorf, Amsterdam 1938.
4