De buitengewone geschiedenis van Sulphiet en Huberta de twee nijlpaarden [verv.j Drie weken later werd gerapporteerd dat Huberta zich tijdelijk had gehuisvest aan de mond van de Mbozamarivier in Zoeloeland. Inboorlingen in de nabijheid beschouwden haar als reïncarnatie van de oude Zoeloe koning Chaka, die opnieuw de plaatsen bezocht waar hij zo bloedig had geregeerd. Van een grote rots af keken de inboorlin gen gewoonlijk toe hoe de slachtoffers van Chaka's tirannie in de golven werden ge worpen, ten prooi aan duizenden haaien, óf in krokodillepoelen. Bijna dagelijks werd één van zijn krijgslieden genoemd om te worden geëxecuteerd op een nabijgelegen „Heuvel der Schedels", bestrooid met de beenderen van de slachtoffers van zijn niet te lessen dorst naar bloed. Zo veroordeelde Chaka bijvoorbeeld de vrouwen, waar hij genoeg van had, tot de dood in een groot vreugdevuur. Ook werden een kind en twintig vrouwen gedood, omdat het huilen van het kind hem ergerde, en ongeveer 24 uur nè zijn moeders verschei den veroordeelde hij ongeveer 7000 Zoe loes tot de dood omdat zijn groot verlies zijns inziens niet voldoende door hen werd beweend. Het is misschien goed er de nadruk op te leggen dat in dit land de mensen zijn door drenkt van bijgeloof. Zo geloven zij vast dat Chaka, die vermoord werd in 1828, bij duisternis terugkomt om aan het hoofd van zijn Impis als geest rond te dolen, dood en verderf brengend onder meer dan een mil joen inboorlingen, zoals tijdens zijn leven. Het is dan ook niet te verwonderen dat zijn verschijning een geweldige schrik te weegbracht onder de meest geharde Indu- na's. Op een dag, toen Huberta zich ter ruste had gelegd in een poel, werd zij in haar slaap gehinderd. Om haar heen hoorde zij „ping ping" geluiden en misschien verbeeldde zij zich dat hele koloniën muskieten zich had den verzameld om een slaapliedje voor haar te zingen. In werkelijkheid was zij het doelwit van een fusilade van stenen, waar zij echter door de dikte van haar huid niets van voelde. Tenslotte hield het „ping ping eindelijk op en kon Huberta weer rustig gaan slapen. Echter vermoedde zij niet dat het allemaal zo liep omdat een medicijnman op het toneel was verschenen en te haren gunste had geïntervenieerd. „Dwazen van ons volk!" had de oude man tegen een twintigtal negers uitgeroepen. „Houdt on middellijk op met deze godlastering. Anders wordt jullie door de incarnatie van de machtige Chaka een geweldige gesel ge zonden!" Toen enkele van de negers uit baldadigheid begonnen de tovenaar te ridi culiseren, riep deze: „Dood, dood nog de zelfde dag, ditzelfde uur, aan hen die zijn doorgegaan met het gooien van stenen naar dit heilige dier na mijn verbod!" Een aantal van de negers vertrok pas lang daarna, na voor een laatste maal met stenen te hebben gegooid. Binnen twintig minuten werden drie van hen door een vallende rots ver pletterd. Op een nacht bezocht Huberta een aantal muzikanten, die bezig waren met de opvoe ring van Tschaikovsky's „1812" ter herden king van de Russische overwinning op Napoleon's leger. De mannen bliezen op z'n hardst en de vagebond loeide er even hard tegen in. De muzikanten vluchtten naar alle kanten. Toen Huberta haar geweldige kop om de deur stak, greep één van de toeschouwers het orgeltje en gooide dit de ongewenste bezoeker voor de voeten. Dit had wel tot resultaat dat Huberta er vandoor ging, maar daarbij kwamen haar poten met het harmonium in de knoop, zodat dit geheel werd vernield. Op de avond van 3 juni 1929 vertoefde Huberta bij Sydenham, dicht bij Durban, waar zij zich vermeide in een kooltuin. Een muilezel, die de vreemdelinge rook, maakte haar aanwezigheid bekend, snoof en stamp te met zulk een geweld dat drie inboorlingen besloten eens te gaan kijken. Huberta, of schoon van nature zachtaardig, hield er niet van bij het eten te worden gestoord, en de aangestoken lantaarn die de onderzoekers meevoerden wekte haar woede op. De in boorlingen waren dan ook binnen korte tijd verdwenen. De drager van de lamp wierp deze snel terzijde, hopend dat de duisternis hem zou beschermen. Eén van de belagers stelde zich in veiligheid in een boom met doornen, waarbij het hem in zijn haast en schrik ontging dat de doornen lang waren en stevig. Afgezien van het motief van Huberta's lange reis was het wel zeker dat zij op een gege ven moment voelde voor wat gezelschap. In elk geval sloot zij zich zonder veel om haal aan bij een span ossen, dat een wagen langs de zeeweg voorttrok. De ontvangst was minder goed, want de ossen begonnen te loeien en ook de inboorlingen maakten het nodige lawaai, waarop Huberta dus weer in een veld hoogstaand suikerriet verdween. Indien men zich een nijlpaard voor zou kun nen stellen, dat zo maar een kleine plaats zou binnenwandelen, zou men een idee kun nen krijgen van het resultaat dat Huberta bereikte toen zij op zekere dag in Durban verscheen, nota bene in één van de meest moderne steden van Afrika. Zij koos de prille ochtenduren, juist toen een Zoeloe rikshaw en zijn klant zich in de hoofdstraat bevonden. Plotseling werden zij met Huberta geconfronteerd zoals zij daar stond, vóór de etalage van een drogist, klaarblijkelijk geïntrigeerd door het groen, rood en paars van grote, door geweldige lampen verlichte flessen gekleurd water. Zij stond er alsof zij zich iets uitzocht toen de rikshaw-koelie en zijn vracht verschenen. Slechts een ogenblik was het aanschouwen van het visioen hen geoorloofd. Toen gaf de angst hun voeten dergelijke vleugels dat ze in de tijd van een oogwenk waren verdwenen. Langs de Zuidkust van Natal wandelde Huberta vreedzaam verder naar het stadje Anerly, op ongeveer 70 km van Durban af aan zee gelegen. Het was ongeveer in het begin van oktober, dat Huberta een bezoek bracht aan Port Shepstone en zich vestigde in Umzumkulu, in de buurt van de Umzum- kulurivier, tot grote vreugde van de inboor lingen die haar nog steeds beschouwden als een zeer krachtige medicijnvrouw, ver momd als dier. Mét haar kwam toevallig de zo noodzakelijke regen, hetgeen prompt aan haar goedertierendheid werd toegeschre ven. Zij aanbaden haar ervoor, maar vonden het toch verstandiger om haar van een veilige afstand te begroeten. Op de morgen van 5 maart 1930 trof een ambtenaar van Port St. John het nijlpaard aan op een stuk groen van de marktplaats, waar zij met welgevallen stond te grazen. Hevig geschrokken bij het zien van wat zijn flashlight belichtte, haastte hij zich anderen te wekken om hun zijn belevenis te vertel len. Toen men zich echter en groupe naar de marktplaats had begeven en er niets zag, kreeg de man een zedepreek waarin de voordelen van matigheid hem terdege wer den uiteengezet. Op zondag 8 maart 1931, hield Huberta een trein op. Liggende tussen de rails, was zij er de oorzaak van dat een goederentrein plotseling vaart moest verminderen. Aange zien zij er niet aan dacht haar plekje te verlaten, werd Huberta onder luid gefluit van de locomotief door diens koeienvanger genoodzaakt inch voor inch uit de weg te gaan. Eerst daarna kon de trein haar weg vervolgen. Op een avond bezocht Huberta in King William's Town o.a. ook de bioscoop. Blijk baar waren het de telkens wisselende kleu ren groen, geel, blauw en rood, die haar er toe aanzetten om op haar hurken het moois te aanschouwen. Urenlang bleef zij er zitten zonder een vin te verroeren, totdat de bioscoop uitging. Hevig was het gegil toen de mensen de straat opgingen en met Huberta werden geconfronteerd. Huberta zelf trok er zich niets van aan. Ze bleef kijken naar de kleurige lichten en hel ver lichte plakaten, totdat eindelijk iemand op het idee kwam alles donker te maken. Toen wandelde zij rustig de stad weer uit. Al met al was Huberta toen bijna aan het eind van haar leven, want eind april 1931 kwam het bericht dat zij was doodgescho ten. Parlement, pers en publiek eisten dat de boosdoeners werden gestraft voor het doden van een dier dat het volk een warm hart toedroeg en dat in de loop der jaren van haar omzwervingen bijna een nationale figuur en een symbool was geworden. Enige weken later werden vier mannen, ver antwoordelijk voor haar dood, door de rech ters veroordeeld, terwijl Huberta via de taxi dermist in het museum van King William's Town belandde. Ontleend aan een artikel uit het tijdschrift „Ani mals". 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 15