Oud-fuselier vertelt De rofposi (slof) De Permai Ik was adjunct-brandmeester Een vraag en wie helpt? Echt brandweerbloed verloochent zich nooit door JACQ. VREKE De interessantste patrouille kwam toen op een nacht de commandant bericht kreeg dat een pradjoeritgroepje ergens een Nias meisje had verkracht en zodanig mishan deld dat zij overleed. Binnen een half uur waren we met twee brigades op stap. De commandant, die behoorlijk lange stelten had, liet ons lopen tot we er bijkans bij neer vielen. Het was ongeveer een dag lo pen van Siroemboe en hij was witgloeiend van kwaadheid In de buurt van de ondaad splitste hij de zaak in vier groepjes en gaf de opdracht: dood of levend naar Hili- en nog-zoiets te brengen. Een gemompel van Pius dat dood hem beter leek, lokte de snauw uit: „Ik zeg dood óf levend, en niet liever dood dan levend". Wel, met Willem de Zwijger als bloedhond op de hielen en de bevolking tegen zich, hadden ze geen schijn van kans. Willem had ze binnen twee dagen; van de vijf had er zeker één lont geroken en was 'm voortijds gesmeerd. In Hilimafano had de commandant inmid dels enkele hoofden verzameld. De adat rechtbank hield direct zitting en daar de jongelui bekenden, alleen probeerden het hoofddaderschap op de kameraden af te Nu wilde het geval, dat Anton Pieter een machtige kale schedel bezat en het soms op de voorgalerij van de Witte Sociëteit een beetje kil kreeg. De kastelein wist daar een remedie tegen en verschafte onze brandweercommandant dan een feesthoed- je, dat deze met een paar elastiekjes achter z'n oren op zijn schedel bevestigde. Op een avond, toen Anton Pieter weer behoorlijk „gemutst" was, klonk alarm. Er was brand in de Chinese wijk. Zonder zich een ogenblik te bedenken zette hij z'n helmhoed op, stapte in z'n auto, waarop de chauffeur plichtsgetrouw de brandweervlag had geplaatst, en spoedde zich naar de plaats des onheils. De overige vrijwilligers, toevallig in de Soos aanwezig, gingen spoorslags te fiets hun handspuiten opha len. Ja, er was brand in een Chinese hout zagerij, waar op de begane grond zaagsel brandde. Brandladders behoefden niet te worden gebruikt. Zoals gewoonlijk waren ook de assistent resident, de commissaris van politie en de burgemeester bij dit brandje aanwezig. En de commandant, nog over z n toeren van wege de moeite, die hij had gehad, om een behoorlijke ladderwagen te krijgen, reageer de zich af tegen baron Mackay zeggend: „Nu ziet U toch maar. En dén nog willen beweren, dat een moderne ladderwagen niet nodig was! Wie heeft verstand van brand? U of ik?... 16 schuiven, was alles zo klaar als een klontje. Zij werden ter dood veroordeeld. Of ze nog een gratieverzoek hebben ingediend weet ik niet; veel tijd kregen ze er in elk geval niet voor, want dezelfde middag werden ze op de plaats van het misdrijf aan een geschikte boom opgehangen. Het verzoek van den Selawa (kamponghoofd) of de be ledigde familie de koppen mocht hebben, werd van de hand gewezen. De veronder stelling van Pius dat zij de lijken wel zou den opgraven en die buit alsnog in de wacht slepen, werd door de luitenant ge negeerd; Zij hebben thans gezien dat de Comfenie recht doet zonder aanziens des persoons. Wel, op een gegeven moment werd onze luitenant overgeplaatst, hij moest kapitein worden; met dezelfde boot werd Willem de Zwijger geëvacueerd en we kregen een nieuwe, veel jongere commandant. Die liet al direct zijn baard staan; net of we nog niet genoeg zendelingen hebben, zei Pius. Toen ik rijp geacht werd voor evacuatie met de volgende K.P.Mer, ging ik graag. Als ik nu nog eens aan Siroemboe denk, zie ik nog het stuk strand dat we vanuit Zich meer en meer opwindend nam de commandant z'n helmhoed af, om zich het zenuwenzweet van het kale hoofd te wissen. Waarop de aanwezige autoriteiten uitbarst ten in een Homerisch gelach, steeds op het omvangrijke hoofd van Anton Pieter wijzend. Diens woede steeg ten top. „En me nu nog uitlachen op de koop toe? 't Is wat fraais. En dét zijn onze autoritei ten...! Ik vertik het langer...!" Toen de hoge heren eindelijk adem genoeg hadden geschept om een verklaring te ge ven, zeiden ze: „Meneer Varekamp, neem ons niet kwalijk. Maar weet U, dat U een feesthoedje op uw schedel hebt staan...?" Varekamp greep naar z'n bol en ontdekte warempel, dat hij dat feestartikel had ver geten af te zetten. „O", zei hij, „dank U. Dat is inderhaast gebeurd bij het aankleden..." Toen ging hij maar kijken, met grootse gebaren links en rechts aanwijzingen ge vend, hoe z'n mannen het zaagsel moesten blussen, waarmee ze intussen al lang bezig waren. Dit verhaal hebben wij verleden keer door plaats gebrek op een ongelukkige plek moeten afbreken, waar voor banjak veel excuusl onze pijp konden waarnemen. Dan zie ik weer Pius sjouwen met een band om het voorhoofd en een haai van anderhalve me ter op zijn rug, die hem tiga foeloeh ke- feng armer had gemaakt. Dan hoor ik weer Rietwijk zeggen: „Dank je wel Pius,wij zul len van het vriendelijk aangeboden stukje geen gebruik maken. Maar zou je hem niet eerst opensnijden, misschien zit er een kinderlijkje in, of vindt je dat een aan genaam aroma?" „Nou lui, dat was het dan weer voor van daag; ik neem nog een afzakkertje en dan ga ik maffen. Wat zeg je, Pikker, een dik kop voor jou. Man, die sla ik niet af, ik ga geen misdaad plegen tegenover mijzelf. Trouwens ik heb hem wel verdiend, ik heb me gewoon hees gewauweld met mijn ver halen over die Rotpost. ACEE Op verzoek plaatsen wij het volgende bericht: Op 4 juli j.l. is te Utrecht opgericht de ver eniging „Perhimpunan Masjakarat Indonesia Gotong Rojong" (afgekort PERMAI). Het secretariaat van deze vereniging is geves tigd te Rotterdam, Voorschoterlaan 84c. Als voorzitter treedt op de heer Drs. F. Sonneville en als vice-voorzitter de heer M. Pattipeiluhu. De doelstelling van PERMAI is volgens de statuten: 1. Alle Indonesiërs, die in Nederland ver blijven, in één groot verband te vereni gen. 2. De krachten der in Nederland verblijven de Indonesiërs te bundelen en in dienst te stellen van de opbouw van Indonesië, geheel in overeenstemming met de filo sofische ondergrond van de Staat Indo nesië, de Pantjasila, volgens de richt lijnen van de Manifesto Politik en de USDEK. 3. Een hechte band te leggen tussen de Indonesische gemeenschap in Nederland in het bijzonder en in de wereld in wijdere zin. Gerrit Lebret, geboren te Dordrecht in 1822, vertrok van daar in 1842 naar Java, waar hij eigenaar werd van de plantage Keda- wong te Pasoeroean en een bijzonder be langrijke rol speelde in het economische leven. Hij overleed in 1896. Zijn weduwe, Antoinette Wilhelmina Hesselaar overleed op Kedawong in 1912. Daar het familie-archief Lebret door brand verloren is gegaan, zoek ik naar brieven van en mededelingen over Gerrit Lebret, van welke aard deze ook mogen zijn. De artikelen over een reis, die zijn broeder, de Dortse kunstschilder Frans Lebret, in 1863 naar hem maakte, jaren geleden in „Oost en West" verschenen, zijn mij bekend. Elk gegeven aanwijzing zullen mij uiterst wel kom zijn in verband met het verzamelen van materiaal voor het schrijven van een studie over Gerrit Lebret. A. v. d. POEST CLEMENT, Julianalaan 90c, Schiedam.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 16