Het leven in Indonesië
De waringin en de dood van de Radja van Moena
VersctiijntjEbii
•t:
Je-lah-je-kripoel f 2.95
f
oooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooo
In 1911 was Laode Achmad radja van het eiland Moena. Hij was van hoge Boetonse adel,
een edel en zeer vooruitstrevend persoon, die toen in tegenstelling tot het volk, het Neder
landse bestuur zeer genegen was Maar ook bij het volk was hij zeer gezien en werd zijn
gezag gerespecteerd. Dit bleek o.m. duidelijk toen in 1909 de gezaghebber van Moena, de
1e luit. Bol (op hoger bevel) de zeer verspreide kampongs doorzocht op wapens.
Met zijn infanteristen had deze energieke
gezaghebber maar heel weinig succes.
Maar niet zodra echter had luit. Bol de
radja verzocht zijn invloed aan te wenden
om de vele voorlaad-geweren, die er onge
twijfeld moesten zijn, ingeleverd te krijgen,
of de bevolking bracht die, zonder enige
vergoeding er voor te vragen bij de „Hol
landse kruidenier!"
De Moenaërs waren gewend hun paarden
altijd merries te berijden nadat zij de
ruggen tot bloedens toe hadden verwond.
Op deze ruggen werden dan kussens van
kapok geplaatst en daarop reden dan de
heren prinsheerlijk door het land. De mer
ries toch waren genoodzaakt zo rustig
mogelijk te stappen daar elke ruwe bewe
ging hun pijn veroorzaakte. De radja die
ons op „gave" gezadelde hengsten zag rij
den, volgde niet alleen dit voorbeeld, maar
verbood de Moenaërs voortaan de ruggen
van de merries te kerven.
Iedere week kwamen geregeld vele Moe
naërs in de hoofdkampong Raha om daar
herendiensten te verrichten. Zij sliepen al
len onder de blote hemel zonder dekking
dan alleen een palmblad om hun hoofd te
gen regen te beschermen. De radja wist dat
het Boswezen voor zijn werklieden loodsen
met een atappen dak had gebouwd, zodat
de mensen beschermd waren tegen regen
en wind. Dat vond hij prachtig. Hij wilde
daarom vlak voor zijn huis ook loodsen
laten bouwen ten behoeve van de heren
dienstplichtigen. Maar voor zijn huis stond
een grote, zeer oude, omvangrijke waringin.
„Die boom moet dan maar verdwijnen", zo
redeneerde de radja. Zijn mensen gingen
voor, die moesten tegen weer en wind be
schermd worden. Eerst veel later vernam
ik dat men van verscheidene kanten de
radja afgeraden had om die waringin te
laten vellen, en op te ruimen. De radja had
echter alle waarschuwingen in de wind ge
slagen. Hij wilde niets weten van de „geest"
die in de boom woonde en die zich op de
een of andere manier wreken zou. Van
heinde en verre werden kappers aange
zocht om de waringin te kappen. Men
durfde de boom niet alleen aan. En al ging
men met velen de boom te lijf, het werk
vorderde slechts langzaam. Allen werden
door vrees in hun werk belemmerd. Na
vier dagen was men tot de helft gevorderd,
maar de boom stond nog altijd stevig op
zijn wortels. Toen kwam de catastrofe in
zijn volle hevigheid; in de nacht van de
vijfde dag stierf de radja. Niemand van
zijn huisgenoten, ook zijn echtgenote niet,
had iets gemerkt van de strijd die deze
goede man gevoerd moet hebben tegen de
dood die hem als het ware had gewurgd.
Hij zag er blauw uit, als iemand die gestor
ven is aan zuurstofgebrek. Misdaad was
hier ten enenmale uitgesloten. Hij werd door
allen gerespecteerd en was zeer geliefd.
Als westerling kan ik alleen aannemen, dat
hij als Islamiet toch nog heel wat animisme
in zijn geestelijk leven had overgehouden
en dat hij ontstellend bang en benauwd was
geworden door de gedachte dat de geest
van de waringin nu rechtmatig wraak op
hem zou nemen.
De ochtend van zijn overlijden kwam mijn
tolk Malaradja mij ontdaan de dood van de
goede radja Achmad melden. Daar er grote
onenigheid bestond tussen de familie van
de radja en de Moenase groten over de
vraag waar de radja zou worden begraven,
verzocht hij mij namens allen, als vriend
van de radja te willen beslissen waar het
stoffelijk overschot te ruste gelegd zou
worden. De kwestie was dat de radja vele
malen van te voren reeds te kennen had
gegeven dat hij uit liefde voor zijn eiland
alleen in Moena's grond begraven wenste
te worden.Zijn echtgenote en familie, allen
Boetonnezen, stonden er echter op, dat hij
begraven zou worden te Boeton, waar zijn
voorvaderen begraven lagen. Goede raad
was duur en er moest snel gehandeld wor
den daar het warme klimaat niet toeliet dat
het lijk lang boven de grond verbleef.
Ik moet bekennen dat ik de eerste ogen
blikken na het bericht van de dood zo ont
daan was, dat ik niet wist hoe te handelen.
Maar ik riep mezelf spoedig tot de orde. Ik
liet de werkbaas Pella roepen en vroeg hem
of hij kans zag om nog vandaag een grote
ruwe kist van 2 meter lengte, 1 meter
breedte en hoogte te laten timmeren en die
met Moena's aarde te laten vullen. Pella,
een goochem persoon, die nooit zei dat
hij iets niet kon, toog direct aan het
werk. Aan Malaradja werd toen gevraagd
of de familieleden en de anderen er in toe
stemden dat radja Achmad in de kist ge
vuld met Moena's grond begraven zou
worden en dat de zware kist in een laad-
prauw van het Boswezen geladen en door
een motorboot naar Boetoen gesleept, om
aldaar ter aarde te worden besteld. Dit
voorstel werd met beide handen aangeno
men en zo kwam hij in zijn eigen geliefde
aarde en toch bij zijn voorvaderen te rusten.
En wat die oude gehavende waringin be
treft, nog steeds staat die trots en fier op 't
ambtserf van de radja van Moena als een
symbool van macht en onverzettelijkheid.
J. B. H. B.
Het spreekt vanzelf, dat bijna al onze lezers
belangstelling hebben voor de ontwikkeling
van de toestand in Indonesië. Wat de politieke
besprekingen aangaat moeten wij U uiteraard
verwijzen naar de dagbladen. Wij komen
slechts twee maal per maand uit en kunnen
dus nooit actuele artikelen leveren zoals U die
in de dagbladen aantreft. Hoogstens kunnen
wij van tijd tot tijd bepaalde commentaren
geven. In het bijzonder onder de ouderen
zijn er echter vele, die graag op de hoogte
willen blijven van wat wij zouden willen
noemen de „huis, tuin en keuken" omstandig
heden in Indonesië. Daarom noemen wij van
tijd tot tijd wel eens prijzen, zoals die tegen
woordig daar te lande van kracht zijn.
Thans ontvingen wij wederom een brief, ge
dateerd eind juli, van een gouvernements-
employe, die U misschien kan interesseren.
Hij schrijft onder anderen:
Mijn salaris bedraagt Rp. 5000 per maand
en bovendien ontvang ik dan maandelijks
12 KG beras en 12 KG djagung.
Die levensmiddelen zijn echter voor ons
gezin slechts voor ongeveer 10 dagen toe
reikend en wat ik verder nodig heb, moet
ik op de vrije markt kopen. Dat kan ik na
tuurlijk niet uit mijn salaris betalen en ik
moet dus tjatuten.
Op de vrije markt kost beras nu Rp. 150
per KG. Dat is lager dan in de periode
januari tot april, toen de prijs lag op Rp.
220 per KG.
Rundvlees kost op het ogenblik Rp. 400 per
KG en telor bebek Rp. 40 per stuk.
Import goederen zijn buitengewoon duur.
Zo kost bijvoorbeeld een elektrisch strijk
ijzer Rp. 5000, een vijftiendelig theeservies
Rp. 10.000 en een thermosfles van >/2 üter
Rp. 4500. Een „pekean trisor" kost Rp.
10.000 en „sepatu pasang paling murah"
Rp. 1500.
1 potong tempé goreng, jang dulu 1/2 cent,
sekarang harga Rp. 12,50.
Onze correspondent was voeger een groot
liefhebber van jagen. Maar, zo schrijft hij,
een dubbelloops jachtgeweer kost nu „hon
derdenduizend" rupiah en zelfs voor een
windbuks vraagt men Rp. 75.000. Dus, be
sluit hij, „saja punja hobby „jagen" sudah
berenti". Onder deze omstandigheden heeft
hij zich nu toegelegd op het vissen in zee.
Wij wensen hem succes. Een goede kakap
is voorwaar ook niet te versmaden.
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO;
een vervolg op het grote succes „Je-lah-
je-rot"; een tweede bundel met nieuwe
Indische humor:
Reserveer uw exemplaar met bijg. bon.
Het boekje wordt U direct na verschij
ning (en na ontvangst van uw betaling)
toegezonden.
Bon
Stuur mij, direct na verschijning:
ex. „Je-lah-je-kripoet" a 2,95
Het bedrag ad f is op jullie giro
6685 overgemaakt.
Naam:
Adres: q
Woonplaats: O
O
18