i
De rode neus van de godin der
Nederlandse letteren
t
t
Bekendmaking
De examentijd is weer op komst, hoor, in Nederland!
Waar ik ook zal zijn op de wereld, zolang door Tong-Tong het contact met Nederland zal
bestaan, zal ik omstreeks deze tijd aan de naderende examentijd in Nederland herinnerd
worden door de stroom van brieven van studenten, die voor het examen-Nederlands tot
onderwerp hebben gekozen: „Indische literatuur
Want natuurlijk bestaat er geen aparte literatuurstudie voor schrijvers uit Indie, zoals er
één bestaat van b.v. de Vlaamse, de Antillaanse of Surinaamse of de Zuid-Afrikaanse
letterkunde. Alle Indische schrijvers zijn doodnuchter door de Nederlandse literatuur
geannexeerd (of gekoloniseerd als dat juister klinkt) en het is eigenlijk bij de knorhanen af,
dat nog steeds zoveel jonge gasten op Nederlandse onderwijsinstellingen rondlopen met
een complex of zo, dat er een Indische literatuur bestaat. Hebben ze dat dan nog niet
afgeleerd van de meester?
Tussen twee haakjes: men denke niet dat
alleen jonge lezers van Tong-Tong dit idee
hebben: ook veel Hollandse jongens en
meisjes, die nog nooit van Tong-Tong ge
hoord hebben. Hier is dus geen sprake van
„brain-washing" door Tjalie
Wie Indische schrijvers wil leren kennen,
neme het handboek van Nederlandse litera
tuur en kijke niet naar stromingen, richtin
gen, kringen in de Nederlandse literatuur,
want daar horen Indische schrijvers niet bij,
maar gewoon naar de jaartallen. Daar vind
je dan de Indische belletristen netjes bij
hun Hollandse confraters ingeschoven, ook
al hebben ze met hun literaire stroming of
zelfs met hun tijd niets te maken. Men
vindt dus Multatuli in de buurt van Da
Costa en Potgieter (wiens belangstelling
voor Indië alleen bestond in de hoop dat
de baten uit Indië nooit zouden ophouden
te vloeienl); die vindt Frederik van Eeden
bij de Tachtigers (waar hij net zo scheef
zat als Gauguin bij „Les Fauves"), Coupe
rus bij de na-Tachtigers, du Perron bij
Marsman, Ter Braak en Engelman en Ma
ria Dermoüt bij Simon Vinkenoog en Anna
Blaman.
Kortom het facet Indische literatuur in de
Nederlandse letterkunde is het best te teke
nen met de constatering: „Bien étonné de
se trouver ensemble!" Hier is een voor
beeld van perfecte assimilatie chirurgen
zouden spreken van „transplantatie": de
schone godin van de Nederlandse literatuur
loopt rond met een roodverbrande neus van
Multatuli, een oor van Couperus, een vuist
van Du Perron, een voorhoofd van Maria
Dermoüt en een oog van van Eeden (om
over andere niet zichtbare transplantaties
maar te zwijgen).
In de literatuur doet zich dus hetzelfde ver
schijnsel voor van de maatschappij, waar
ook een groot aantal prominente Indisch-
gasten zo flink paars Hollands overgetjapt
is, dat je de bruine kleur nauwelijks meer
ziet: de bouwer van der Eb, de generaal
van der Veen, om maar twee van de be
kendste te noemen. En het is te begrijpen
dat iemand die zich voortdurend hiertegen
verzet, als stoute jongen in een hoek staat
en b.v. „Indonesische schrijver" genoemd
wordt (zoals ondergetekende).
Nu is de basis voor alle cultuur en alle
literatuur EERLIJKHEID (en NIET schoon
heid) en aangezien nog steeds zo'n waar
spreekwoord bestaat als „Al is de leugen
nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar
wel", geloven wij ook wel dat vroeger of
later toch wel het fatsoenlijk deel van de
Nederlandse letterkundige maatschappij aan
deze poppenkasterij een eind maakt en er
toe overgaat om in de Nederlandse litera
tuur een aparte „kamer" in te ruimen voor
de Indische literatuur.
Waarvoor?
1. Om een evenwichtiger en eerlijker studie
van de Nederlandse literatuur mogelijk te
maken.
2. Om de Indische literatoren en Indische
De Directie maakt bekend, dat de Algemene Vergadering van Aandeelhouders
zal worden gehouden op zaterdag 19 september 1964 te 11.00 uur ten kantore
der Vennootschap.
De Agenda, het Verslag en de Balans, Verlies- en Winstrekening over 1963
benevens het advies van de commissarissen, liggen overeenkomstig art. 28 van
de statuten der N.V. vanaf 4 september a.s. tot na afloop der vergadering ter
inzage voor aandeelhouders ten kantore der Vennootschap.
Houders van aandelen aan toonder, die de vergadering wensen bij te wonen, zijn
verplicht hun aandelen, dan wel een „Bewijs van deponering bij een bankinstel
ling", uiterlijk 16 september 1964 tegen ontvangstbewijs te deponeren ten
kantore der Vennootschap. Het re?u strekt tot bewijs van toegang.
literatuur beter toegankelijk te maken (wie
Multatuli, Couperus, Dermoüt op één rij zet,
zietdadelijk een apart en logisch cultuur
aspect ontstaan, waar „lijn" in zit en logica).
3. Om de door deze aparte literatuurbe
schouwing een beter cultuur-historisch be
nul te krijgen van Nederland en „Tropisch-
Nederland", waardoor sneller allerlei stu
pide vooroordelen en wanconcepties in de
maatschappij zullen verdwijnen.
4. Om allerlei „mindere Indische goden" te
ontdekken, die nu zijn weggeschoven of
„onbelangrijk" worden geacht, die vaak on
misbare schakels vormen tot een beter be
grip van „de grote Goden". En zeker dus
ook om recht te doen wedervaren aan
schrijvers, die beter zijn dan men in Neder
land oppervlakkig realiseert. En zeker ook
om af te rekenen met zulke draken als
God's Geuzen", die eigenlijk alleen nog
mogen bestaan als „proto-roman" van de
verkeerde wijze waarop Nederlanders over
De Oost denken...!
5. Om doodgewoon tegemoet te komen aan
een constante vraag van studenten in de
letterkunde naar een handboek over laat
ons dan maar zeggen „tropisch-Nederland-
se" literatuur.
Het Nederlandse volk is voor een belang
rijk percentage kennelijk bruin. Zo is ook
zijn literatuur. Alleen domme mensen zeg
gen: „we doene maar net offe we niks
zien." Is de Nederlandse literatuur dom?
Is de Nederlandse literatuur koloniaal? Is
de Nederlandse literatuur oneerlijk?
Een apart hoofdstuk Indische Literatuur zou
niet alleen in geen enkel leerboek van
Nederlandse letterkunde misstaan, het zou
de kennis dezer literatuur in het algemeen
zeer bevorderen!
Nu reeds acht jaren wordt in dit blad
„Tong-Tong" even hardnekkig gewezen op
deze misstand als het conservatieve deel
van de Nederlandse literatuur er doof voor
blijft. Ikzelf heb er in tientallen literaire en
semi-literaire gezelschappen op gewezen.
Ik heb er met tientallen schrijvers en lera
ren over gecorrespondeerd. En ik heb een
zeer beleefde en zeer ernstige brief gezon
den aan de Minister van Onderwijs, om na
een hele tijd via een onderafdeling te horen
te krijgen, dat deze aangelegenheid er niet
een is van het ministerie, maar van uitge
vers (die op hun eigen risico zo'n boek
maar zouden moeten proberen). Wie zei
daar dat „boekan saja" een typische Indi
sche „afmaker" is?
We weten niet of het nog twee jaren of
twintig jaren duurt voor eindelijk het hand
boek van de Indische literatuur verschijnt,
en we willen helemaal geen eer claimen
van de eerste kampioen geweest te zijn
voor deze zaak. Misschien moet eerst de
levende generatie van Nederlandse letter
kundigen van vandaag met zijn verouderde
vooroordelen goed dood zijn. Maar we we
ten zeker dat deze zaak gewonnen zal
worden. Niet omdat wij gelijk hebben of zij
ongelijk, maar omdat eerlijkheid altijd moet
winnen. T. R.