Opheffer
Indonesië en Nederland
Correctie
BOEKENCLUB
r
Proclamatiedag 17 augustus is dit jaar ook in Nederland opgewekt gevierd. Niet alleen
in Indonesische kring, maar ook met een grote receptie die de diplomatieke vertegenwoor
diging in Den Haag in Kasteel Oud Wassenaar hield. Het was de tweede maal, dat de heer
Sjarif Nederlanders (en anderen!) in de gelegenheid stelde, gelukwensen aan te bieden.
Het vorig jaar ging dat nog wat aarzelend. Nu was de zeer druk bezochte ontvangst een
haast overweldigend succes. Na het bezoek van de heer Luns aan Indonesië en de bijzon
der warme wijze waarop hij daar welkom werd geheten en werd rondgeleid schijnen nu wel
alle zichtbare en onzichtbare obstakels op de weg naar een hartelijke verstandhouding uit
de weg te zijn geruimd.
Het bericht dat de Nederlandse regering
een bedrag van 100 miljoen beschikbaar
had gesteld kwam weliswaar eerst op de
valreep, maar was toch nog juist op tijd
om de kroon te zetten op het werk van de
Nederlandse minister van buitenlandse za
ken. Op één punt is het resultaat van de
reis wellicht niet geheel bevredigend ge
weest in het oog van de Indonesiërs: een
uitnodiging voor een bezoek door de presi
dent bleef achterwege. Men weet, dat Soe-
karno zich bij herhaling heeft uitgelaten, dat
hij zulk een uitnodiging gaarne zou aan
vaarden, als de moeilijkheden tussen Indo
nesië en Nederland uit de weg zouden zijn
geruimd. Met de oplossing van het conflict
over Irian waren die moeilijkheden verdwe
nen. Het gerucht wil, dat de heer Luns voor
zulk een uitnodiging ook wel was gepor
teerd, maar dat het kabinet de tijd nog niet
rijp achtte voor zulk een stap. Laat ons
hopen, dat zij niet te lang meer op zich laat
wachten; wij zijn ervan overtuigd dat een
bezoek van de president aan Nederland een
succes zou worden en beide landen tot nut
zou kunnen strekken.
Wij zijn dus nu weer goede vrienden, al
betekent dit geen gepriviligeerde positie
voor Nederlanders in het land aan de eve
naar, waaraan zovelen zulke dierbare her
inneringen hebben. Wij kunnen ons alleen
maar gelukkig prijzen dat althans in het
emotionele vlak de betrekkingen thans niets
te wensen overlaten. Zakelijk zijn bepaalde
mogelijkheden geopend, mede dank zij de
toevallige omstandigheid, dat de Indonesi
sche politiek van confrontatie tegenover
Malakka bepaalde konsekwenties heeft voor
de verhouding van de Republiek met Groot-
Brittanië en in mindere mate met de Ver
enigde Staten. Belangrijke vraagstukken, als
dat van de schadeloosstelling voor de
„overgenomen" bedrijven zijn aangeroerd
maar niet opgelost en zullen, naar men mag
veronderstellen, ook bij de komende be
sprekingen in Den Haag niet worden opge
lost.
Wanneer men nu het terrein tracht te over
zien komt men, hoezeer ook verheugd over
de verzoening tussen Nederland en de
Republiek, tot de conclusie dat er, behalve
wellicht op het stuk van bepaalde handels
mogelijkheden toch niet veel perspectief in
de situatie valt op te merken. Men versta
ons wel. Voor ieder die onder de palmen
heeft gewandeld, om het even of hij of zij
er was geboren of, er op latere leeftijd
heentoog is het een diepe voldoening, dat
aan de vijandigheid over en weer een eind
is gekomen. Maar intussen heeft de toestand
in Indonesië zich zodanig ontwikkeld, dat er
ook voor hen, wier wieg aan de verre
stranden stond en die zich met trots Indo-
Europeanen noemen, daar toch geen plaats
meer is, althans in het algemeen gesproken.
Een enkele deskundige zal wellicht bij de
rehabilitatie van de cultures een rol kunnen
spelen. Voor de overigen die de beste jaren
van hun leven in Indonesië sleten en er al
hun krachten aan gaven, blijft het land het
object van het grote heimwee... maar er
heen terugkeren is niet mogelijk. En zelfs
voor zakelijke belangen lijken de vooruit
zichten, alweer als gevolg van de econo
mische toestand in de Republiek zelve niet
zo aantrekkelijk als wij wel zouden wensen.
Wanneer wij ons in alle nuchterheid reken
schap geven van de situatie is het herstel
van de goede verstandhouding, dat ons
allen grote blijdschap geeft, het enige feit,
waarover wij ons van harte kunnen ver
heugen. CIVIS
In ons vorig nummer (15 augustus) is op
pag. 10 in de boekenbestelbon abusievelijk
een te lage prijs vermeld voor het boek:
„DE SIRENEN", door Maria Dermoüt
Het kost f 8,90 (en NIET f 5,90) vermeer
derd met 0,60 portikosten, totaal dus
f 9,50, evenals „DONKER VAN UITERLIJK"
van dezelfde schrijfster.
Beide boeken zijn te bestellen bij:
TONG-TONG, afdeling Boekhandel,
Prins Mauritslaan 36, Den Haag,
Giro 6685.
Tot mijn schrik heb ik gemerkt dat ik in het
herdenkingsartikel over het IEV een slor
digheid begaan heb, die tot misverstanden
aanleiding heeft gegeven. Het gaat om de
zin:
Heel duidelijk leeft echter helaas nog het idee
van „Opheffer" en het verlangen om „lagere"
ethnische groepen „op te heffen" naar het
eigen superieur geachte niveau.
Dit geeft de indruk dat ik het heb over „De"
Opheffer, G. L. Gonggrijp (wiens „Brieven
van Opheffer" vijftig jaar geleden in het
Bataviaasch Nieuwsblad verschenen en die
later in boekvorm verschenen). Ik heb dit
boek nog steeds in mijn kast en blader er
nog steeds in. Wie het ook heeft, weet dat
ik deze Opheffer onmogelijk bedoeld kan
hebben.
Neen, ik bedoel de „kleine Opheffers", die
Tjalie benaderen met raadgevingen als:
„Geen woord petjo in Tong-Tong, Tjalie,
we moeten de mensen Opheffen!" Niet Jan
en alleman in Tong-Tong laten schrijven,
Tjalie; we moeten de mensen Opheffen!"
Nooit meer praten over Indo's, maar over
de Nederlanders, we moeten de mensen
Opheffen!" enz. enz. Hun staat vaak de
„pose-Nederlander", de nette heer, voor
ogen, de man die altijd stijf loopt van de
keurige pakken, die alleen maar standaard
werken in zijn boekenkast heeft, die als
maar hoger, hoger, hoger wil zijn dan zijn
armzalige werkelijke ikje.
Van Gonggrijp heb ik één uitlating nooit
vergeten: „Je leert de Inlander nooit hele
maal begrijpen evenals je eigen vrouw" of
woorden in die geest. Vervang het woord
„inlander" door Indonesiër of Oosterling in
het algemeen en je weet wat Opheffer voor
een mens was en wat de ons bekende
„kleine Opheffers" voor mensen zijn!
Tussen twee haakjes: Gonggrijp blijft nog
steeds het lezen voor de volle honderd pro
cent waard. Hij heeft een werkelijk briljante
geest, een fijne humor, een grote moed,
een grote menselijkheid en „last not least
een verbazingwekkend goede pen. En eigen
lijk zijn al zijn verhalen in tegenspraak met
het bovengenoemde citaat, want als wij
(althans onze Regering en alle Partij „kand-
jengs") zijn brieven gekend en begrepen
hadden, zouden wij een heel andere en
veel betere politiek t.a.v. Indonesië gevoerd
hebben. En nu nog steeds zal het lezen van
de „Brieven van Opheffer" voor iedereen
die in de toekomst met Indonesië te maken
heeft, van enorm groot nut zijn.
Ik sla „Opheffer" open op een willekeurige
plaats en citeer voor U:
„Ik heb een hekel aan mensen die altijd ver
standig zijn. Ik heb altijd zo'n gevoel alsof
dergelijke mensen alleen van zichzelf houden.
Onverstand kan zo heerlijk mooi zijn en meer
goed doen dan de verstandigste zetten. Er zit
te veel farizeïsme in de overheersing van het
verstand. Wij zijn over het geheel geen goede
Christenen, omdat wij te verstandig zijn!'
Nou, doet zo'n uitspraak het nog steeds
niet? Midden in de roos! Ik denk er hard
over om de brieven voortaan regelmatig in
Tong-Tong op te nemen. Want Gonggrijp
is nog steeds levend en vele mensen van
vandaag zijn morsdoder dan ze zelf besef
fen... T R-
7