Nieuwe scheldnamen?
N.a.v. de „levensechte?" roman over Djerini
enz. (doorspekt met leugens, opsnijerijen en
verdachtmakingen) even van het hart
toch op te houden met telkens „nieuwe?'
scheldnamen „op de markt" te brengen voor
de toch weinig geluste blanda Indo.
Wanneer dan straks de nieuwe scheldnamen
door de straten klinken, hebben velen, niets
van doen hebbende met anak kolong" of
nonna lip-lap", dit te danken aan de ver
spreiding daarvan door de Tong-Tong van
Tjalie.
En straks dan maar weer klagen dat 't weder
om bedankjesregent van velen, die daardoor
Tong-Tong de rug toekeren.
Enfin, dit is slechts een waarschuwing van de
(goede) „Tong" van het Noorden en verwij
zende naar vorenstaand motto, barijak tabe van
nonna Lip-Lap.
Motto: Denk, aleer gij doende zijl,
En doende denk dan nog.
Afz. Nonna Lip-Lap, dari tangsi Groningen.
We hebben inderdaad zeer lang nagedacht
en denken nog steeds zeer lang bij
alles wat we nu al acht jaren (zolang Tong-
Tong bestaat) in Tong-Tong opnemen of
bespreken. En we hebben inderdaad „risjes
abonnees" verloren en er aan de andere
kant ook risjes abonnees bij gekregen. En
inderdaad speelt dat risjes abonnees ver
liezen bij zo'n klein blad als het onze een
pijnlijke rol. Buitenstaanders voelen dat
vaak zo niet. Ze wensen ,,de waarheid" en
betalen zelf toch lekker nooit de rekening.
En het is inderdaad waar dat enthousiaste
waarheidzoekers vaak een ongezonde trek
hebben om juist die waarheden te explore
ren die liever verborgen moeten blijven of
toch maar een vulgair zoeken naar sensatie
verraden. In feite domineert sinds een halve
eeuw de vulgariteit meer en meer in de
westerse cultuur: ziekelijke sex-verhalen
veroveren de literatuur en smakelijk opge
diste schandalen geven sommige bladen
een heerlijk royale oplaag.
Nu is het verhaal van Djemini ontegenzeg
gelijk „Literatuur" (ik complimenteer de
keuzecommissie van de Kulturele Kring
„Tong-Tong" zonder enige terughouding
met hun oordeel) en ook al zou het verhaal
minder goed geschreven zijn, ik zou het toch
in Tong-Tong hebben willen opnemen, want
het is een pril, een zuiver en eerlijk levens
verhaal van een „echt" mens, zoals Indië
er duizenden gekend heeft. Nochtans is
wat de inzendster zegt ondermeer waar: het
botte, vulgaire en wreed-spotzieke deel van
de massa zal gnuiven om de vondst van
een nieuw scheldwoord en dit „opnieuw op
de markt brengen", waardoor veel mensen
zich gekrenkt en gekwetst zouden kunnen
voelen, en de schuld zoekend bij Tong-
Tong voor dit blad bedanken. Dat is
onze risico.
Toch vergist de inzendster zich. Dit scheld
woord (of op zijn best: onschuldige spot
naam) is in Holland meer bekend dan zij
zich realiseert. Ook bestaan in Nederland
nog veel meer spotnamen voor b.v. Joden
en Chinezen dan men graag geloven wil.
Het is nu eenmaal een ziekte van deze
maatschappij. En vermoedelijk een eeuwige
ziekte. Hij wordt niet minder door het ver
bieden of wegwerken van scheldnamen;
men maakt er toch wel nieuwe bij. Aan de
andere kant moet men zich niet inbeelden
dat dit verhaal „op het geweten zou gaan
werken", zodat spotters bij zichzelf gaan
denken: „Ach, binnen in di „liplap" zit toch
een fijnvoelend en hoger mens; ik zal dat
scheldwoord niet meer gebruiken!" Spotters
en schelders hebben nu eenmaal geen ge
voel voor alles wat fijner en hoger is of
voelen zich er juist door getart om nog
harder te scheiden. Het is een levenshou
ding die zo oud is als de wereld: de jalouzie
van de plebejers op de fijnere mens: haal
hem neer! Als Indo onder een bepaald soort
blanken (of zich blanken wanenden), als
bruine mens in Europa, heb ik heel wat
onaangenaams en kwetsends moeten onder
vinden. Dat is het lot van alle „ongewone
mensen in een gewone maatschappij". Wat
alleen maar te betreuren is, is het feit dat
het andere soort vaak niets doet om onfat-
J
i soenlijke en ordinaire gedragingen van de
eigen groep te corrigeren, waardoor de
hele groep naar buiten toe vaak een kwade
reputatie krijgt. Maar ook dat is helaas al
heel gewoon geworden...
Het spijt me dat ik dit blijkbaar keer op
keer herhalen moet, maar ik vind de wes
terse beschaving steeds meer gedomineerd
worden door de kleine man (klein van posi
tie en klein van geest), waarvan een Engels
rijmpje zegt: „Petty men with silly faces,
write their names in dirty places", de men-
sen dus wier „visitekaartje" je altijd vindt
op de muren van urinoirs, steegjes en ach
terbuurtjes. Het zijn de „Mods" en de
„Rockers" die veldslagen houden in Brigh
ton met een „vechttechniek" die het groot
ste behagen schijnt te hebben in wat elk
beschaafd mens verfoeit als het laagste wat
men zich kan indenken: kicking the under
dog. Hier in Amerika zag ik laatst ook zo'n
juweel van een visitekaartje op een muur
staan: „Surfers rule; beanies obey!" met
mansgrote letters. Surfers zijn potige blonde
jongens, die een cultuur maken van „sur-
friding", vaak machtige Teutoonse typen,
waar overigens maar een heel klein percen
tage welopgevoede jongelui bij is. Voor het
grootste deel zijn het volksjongens met een
sterke, gezonde physiek, maar helaas met
manieren ver beneden elke maat, Beanies
zijn mensen die bonen eten, dat zijn dan
(in California) Mexcanen, afkomstig uit een
arm land en in de U.S. vaak werkend op
zulke lage lonen dat hun voeding wel uit
goedkope bonen moet bestaan. Beanies zijn
dus de „liplappen" van California. En blijk
baar leeft dus in vulgaire kringen de opvat
ting dat „de blanken regeren en de bruinen
zijn slaven".
Toch geloof ik dat in Amerika de contro
versen tussen blanken en gekleurden snel
ler opgelost zullen worden dan in Neder
land, ook zal dit eventueel door een soort
crisis gaan. Want naast de in de sensatie
pers verschijnende artikelen over conflicten
bestaan in beschaafdere kringen letterlijk
ontelbare voorbeelden van wederzijdse ap
preciatie, begrip en bestaan op volledige
pariteit. Wie b.v. alleen maar de society
column leest van een kleine stad als Whit-
tier, valt op hoeveel huwelijken in de betere
kringen worden gesloten tussen Amerika
nen en Mexicanen, waarbij de Mexicaanse
herkomst niet verdoezeld of verzwegen
wordt, maar zelfs als belangwekkend facet
genoemd wordt. Amerikaanse Mexicanen
(dus te vergelijken met Indische Nederlan
ders) verkeren hier in topkringen (inge
nieurs, industriëlen, handelsfiguren die in de
duurste wijken wonen en b.v. hun zaken
reizen maken met een eigen vliegtuig) als
Mexicaan: hun zonen en dochters (en ook
hun vrienden) studeren aan Mexicaanse
universiteiten. Zij bouwen hun huis in oude
Mexicaanse stijl, studeren de Latin-Ameri
can componisten en kennen de Azteekse en
Maya cultuurverschijnselen. Wie daaren
tegen in Tijuana rondkijkt, vlak over de
Mexicaanse grens, een stadje met veel
goedkoop en vulgair touristenvermaak
(bars, striptease joints, etc.) zal zien dat de
kleine man „die het effe doen kan" bunga
lows bouwt van goedkope Amerikaanse
namaak en protserig-Amerikaans leeft. Dit
zijn tussen twee haakjes ook de mensen
die het felst anti-,,gringo" zijn als ze zich
te kort gedaan voelen. Randconflicten ko
men blijkbaar overal op de wereld voor en
in sommige toestanden kan men parallellen
vinden in de toestanden in Nederland. En
dan vind ik Holland hier en daar werkelijk
nog erg achterlijk. Het zal zeker nog een
hele tijd duren, voordat in b.v. de society
kolom in „Het Vaderland" ook geschreven
kan worden dat de bruid een Indisch meisje
is, geboren in Madjalengka en van oude
Indische familie met goede Indonesische
verwantschappen. Nu nog steeds wordt het
Indische „aspect" stilletjes weggepraat.
Wat voor soort Nederlanders zullen even
tueel dat woord „lip-lap" gebruiken? En
welk soort Indo's zal er zich het meest
door gekwetst voelen? Het soort dat al
sinds mensenheugenis deze termen gebruikt
of er bang voor is. Als er geen bestaande
of oude scheldwoorden zijn, maken ze die.
Het is een habitus van de kleine mens.
Nochtans: daarom blijft het DUS gevaarlijk
dat de beschaafdere mens zulke woorden
in het openbaar bezigt, ook al is het in een
eerlijke waardering voor literatuur. De klei-
j ne mens is namelijk altijd een blinde naaper
en zal dus namen overnemen die ontwikkel-
der mensen gebruiken, zonder in staat te
zijn de mooiere inhoud ervan te begrijpen.
Als het boek dus uitgegeven wordt, hoop ik
niet dat het woord „liplap" er op staat in
de titel. Het zou doodeenvoudig de oplage
schaden (is dat een mooi argument?) Men
begrijpt dit misschien beter als ik met een
bekender „maatschappelijk zeer" vergelijk:
hoe zouden Joden en Nederlanders het vin
den als er een boek in omloop kwam, waar
in de held of heldin genoemd werd bij een
van de vele in omloop zijnde spotnamen
voor Joden? Ook al was het nog zo goed
en eerlijk?
Dat het in Tong-Tong is gebeurd (en nog
wel vaker gebeuren zal) is niet erg. Dit is
een blad voor „insiders"; voor verreweg
(Lees verder pag. 20)
3