Uit mijn foto album
STRINDBERG
Herdenking eerste
Indië-vlucht
In 1919 of '20 maakte ik kennis met Strindberg. Neen, natuurlijk niet met August zelf. Hij
stierf reeds in 1912 en toen was ik nog op de H.B.S. te Soerabaja. Maar met iemand, die
aan hem verknocht was; zijn werken verslond en zich zo had ingeleefd in zijn adembene
mende, verwarrende gedachtensfeer en zijn gecompliceerde zieleleven, dat hij naar mijn
gevoel wel kon doorgaan voor de personificatie daarvan. Hij was een rebel sui generis,
cynicus en romanticus tegelijk, idealist met een onderdrukte neiging tot beeldenstorm en
in hoge mate excentriek.
Toen hij twee jaar op de K.M.A. te Breda was, deserteerde hij, omdat het militarie leven
hem tegenstond. Hij kwam terecht in Liverpool en werkte zich als bordenwasser aan boord
van een Cunard-liner, naar de Ver. Staten. Nam een job aan als flessenspoeler in een
apotheek in New York. Bereikte vervolgens al zwervende Californië. Slaagde erin enkele
artikelen te leveren aan de San Francisco Examiner. Ging scheep naar Kobe, als werkend
passagier. Reisde naar Amoy. En bereikte van daaruit tenslotte Nederlands-lndië.
G. G. van der Kop zo heette hij begon
zijn Indische loopbaan als planter in Deli.
Van zijn ervaringen ginds heeft hij me nooit
veel verteld. Maar toen ik hem leerde ken
nen in Batavia, vond ik hem een verbeten
criticus van de toestanden en methoden in
de Delische planterswereld. Van het „Deli-
kapitaal" was hij een volslagen vijand. Een
enkel ding had hij behouden uit zijn tijd in
Deli: het Deli-matjem betreffende het tro-
penkostuum. Hij bleef, ook nadat hij vele
jaren op Java had doorgebracht, de toetoep-
jas met witte tropenhelm hardnekkig trouw,
ook 's avonds, als wij moderne Java-
bewoners ons graag vertoonden in open
jasjes, met overhemd en das, in shantung
of palmbeach.
Mr. Th. Thomas, hoofdredacteur van het
Bataviaasch Handelsblad had hem in de re
dactie opgenomen. Van der Kop verzorgde
de buitenlandse overzichten en commenta
ren met grote bekwaamheid en vakkennis.
Daarnaast schreef hij kunstkritieken, scherp,
onmeedogend. Hij kreeg er veel vijanden
door, maar dat deerde hem allerminst.
Buiten de krant leidde hij een eenzaam
leven, alleen omringd door zijn boeken. Een
met zorg samengesteld bibliotheekje, waarin
Strindberg en Oscar Wilde excelleerden.
Als een van zijn weinige kennissen bezocht
ik hem wel eens in zijn paviljoen aan de
Gang Alaydroes. Wij discussieerden meest
al over letterkunde. En natuurlijk over jour
nalistiek. Ik was in die tijd verbonden aan
het Bataviaasch Nieuwsblad, onder hoofd
redactie van Mr. Ir. H. J. Kiewiet de Jonge.
Het vroegere „lorretje" was geheel gemo
derniseerd, ook wat betreft het formaat van
Op donderdag 1 oktober, op welke dag het
40 jaar geleden zal zijn dat A. N. J. Tho
massen a Thuessink van der Hoop, H. van
Weerden Poelman en P. A. van den Broeke
met een Fokker F-7 van Schiphol vertrokken
voor de eerste vlucht naar het toenmalige
Nederlandsch-lndië, wordt een herdenkings
bijeenkomst gehouden in het restaurant
,,De wijde wereld" op Schiphol.
De voorzitter van de K.N.V.v.L. luitenant-
generaal-vlieger H. Schaper, zal daar de
twee nog in leven zijnde leden der be
manning huldigen: dr. Thomassen Thues
sink van der Hoop en de heer Van den
Broeke.
(Zie T.T. nr. 21 van 15 mei 1963).
de krant. Formaat en druk op de nieuw
ste persen van G. Kolff Co gaven het
B.N. het uiterlijk van een volwassen dag
blad. En eens in de week verscheen het
„Weeknummer" van het B.N. Met literaire
bijdragen, artikelen over cultuur en kunst,
sport en ontspanningslectuur.
Kiewiet de Jonge, tevoren hoofdambtenaar
ter Algemene Secretarie te Buitenzorg, van
liberalen huize, was actief voorstander van
een progressief beleid op het stuk van de
politieke, materiële en geestelijke ontwikke
ling van de koloniale gebieden. Hij was de
eerste dagbladleider in Indië, die aan zijn
redactiestaf een speciale redacteur voor
Inlandse Zaken verbond. Hij koos niemand
minder dan Hadji Agoes Salim voor het
bezetten van die functie. Een bijzondere
figuur, wiens portret (uiteraard) ook prijkt
in mijn foto-album.
Kiewiet de Jonge, man van eruditie en van
verfijnde smaak, zorgde er angstvallig voor,
dat het B.N. niet alleen uiterlijk, maar ook
innerlijk een modernisatie onderging. Wij
leefden nog in de nadagen van de beruchte
„tropenstijl". In het B.N. zocht men tever
geefs zelfs, naar het minste zweempje daar
van.
Van der Kop zou zich waarschijnlijk in het
B.N.-milieu niet thuis gevoeld hebben. Met
Thomas, die wel van een gijntje hield en in
zijn polemiek, vooral contra Wybrands, niets
en niemand ontzag, kon hij goed overweg.
En Thomas, van zijn kant, vond Van der
Kop een uitstekende werkkracht; zo ver
telde hij me meer dan eens.
Toch bleek het Bataviaasch Handelsblad
Van der Kop niet blijvend te kunnen binden.
Via het bekende weekblad d'Oriënt, waarin
hij letterkundige kritieken schreef, kwam hij
in contact met Kolff Co, boekhandelaren,
drukkers en uitgevers, onder directie van
de energieke Terwey. En op een dag ver
scheen van de persen van Kolff Co een
bijzondere uitgave, in de Engelse taal.
„Inter-Ocean" heette dit maandblad, dat
gewijd was aan de bevordering van de
relaties van Ned. Indië met het buitenland,
in het bijzonder Australië, Azië en Amerika.
Hoofdredacteur was: G. G. van der Kop.
Terwey en Van der Kop hebben van „Inter-
Ocean" een voortreffelijk orgaan gemaakt
voor de materiële en culturele propaganda
van Ned. Indië in het buitenland.
Hier scheen Van der Kop wel zijn lijn ge
vonden te hebben. Aan de inhoud van het
blad kon men zien, dat hij er met plezier
voor werkte. Een bijzonder prettig aspect
van de zaak was voor hem nog, dat hij zo
nu en dan een reis kon maken buiten de
grenzen van de Archipel. Ik maakte de ont
wikkeling van „Inter-Ocean" slechts uit de
verte mee. De banden met Van der Kop
waren wat slapper geworden. Koeler ook,
wegens meningsverschillen over wat soms
futiliteiten schenen te zijn, maar in wezen
dieper wortelden, in principiële tegenstellin
gen. De zeldzame keren, dat ik hem ont
moette, waren meestal tijdens een receptie
bij de diverse consuls-generaals van de
landen, die met Ned. Indië commerciële
relaties onderhielden. Bij die gelegenheden
bleek, dat hij nog altijd dezelfde onbuigbare,
stugge en gereserveerde figuur was als
tevoren. Slechts in één opzicht was hij ver
anderd. Zijn eeuwige witte helmhoed had
hij afgeschaft en in plaats van de witte
toetoep droeg ook hij nu een tropenkostuum
met open jas, maar altijd van khaki drill.
Nooit anders. Uit de korte gesprekken, die
ik met hem voerde, proefde ik nog altijd
Strindberg met zijn benauwende levens
beschouwing, realistisch, cynisch, anti-fe
ministisch en medogenloos kritisch.
Op zekere dag verdween de naam Van der
Kop uit de kop van „Inter-Ocean", maar
korte tijd later dook hij weer op in het
(Amsterdamse) Algemeen Handelsblad,
waarvoor hij reportages schreef uit Singa
pore, Rangoon, Saigon, Bangkok en andere
steden in Zuid- en Zuidoost-Azië. Daarna
volgde een lange periode, waarin niets van
hem zag noch hoorde. Ook bij de oprich
ting van de Bataviasche (later Ned. Indi
sche) Journalisten-Vereniging gaf hij geen
teken van leven. Tot mijn teleurstelling,
omdat ik zeer benieuwd was naar zijn
reactie.
Even plotseling als steeds verscheen hij
op een morgen voor me op het terras van
Versteeg, op Noordwijk. Ik bood hem een
glas bier aan. Tot mijn verbazing accep
teerde hij; eerder had hij nooit een druppel
bier gedronken, noch een borrel of welke
andere spiritualiën ook. Op een toon, die
veel opgewekter klonk dan ik van hem
gewend was, vertelde hij, dat hij de leiding
gekregen had van de speciale Indische
editie, die de Haagse Post op touw had
gezet en die gedrukt werd bij de Koninklij
ke Drukkerij De Unie, te Batavia.
Niet lang daarna toen de tweede wereld
oorlog zijn schaduwen reeds vooruit wierp
belde een collega mij, als voorzitter van
de Journalisten-Vereniging, het bericht door,
dat Van der Kop plotseling overleden was.
Men had zijn stoffelijk overschot gevonden
in een eenzaam kamponghuisje, ergens in
Meester-Cornelis. Alles wat men aantrof in
de armelijke woning, die hij met niemand
had gedeeld, wees erop zo werd mij
gerapporteerd dat de overledene ver
slaafd was geweest aan morfine en andere
narcotica.
Die avond, in de stilte van mijn studeer
kamer, diépte ik een deeltje op van Strind-
bergs omvangrijke oeuvre: „De Rode Ka
mer". Jaren tevoren gekocht op aanraden
van Van der Kop, die mij daarmee in ken
nis had gebracht met de sombere Zweedse
auteur. E. W. OSTREIG
4