^Vtino 1664 November en december. Het Dagh-Register 1664 loopt ten einde. Een wereld van avontuur ging voor ons o- pen, een wereld, nu 300 jaren geleden, met mannen, die door hun moed en hun door zettingskracht niet alleen het kostelijke ei landenrijk voor Nederland veroverden, maar ook factorijen bezet hielden in de Oosterse landen van t Roode Meyr" tot Japan toe. Nederlanders, die de "Zeven Zeeën" be heersten in galjoenen, fluytschepen, jach ten en gallotten, de Vlag van de Republiek der Verenigde Nederlanden hoog in top. Dit alles is voorbij: Kismet, Maktoub. In de vreemde havens kwamen zij samen met Por tugezen, Spanjaarden en Engelsen, Moren, Joden, Armeniërs, Turken, Perzen, Arabie ren, Indiërs, Siamezen. Chinezen, Japanners Maleiers, Ternatanen, Bandanezen, Makas- saren en Boeginezen: zeevarende volken in hun schilderachtige zeilschepen, wancans, jonken en vlerkprouwen. Voor hen allen is dit mooie gedicht: Voices, mysterious far and near, Sound of the wind and sound of the sea, Are calling and whispering in their ear, So they think, they'll sail out again, For another cruise with their buccaneers. Op de een of andere manier zijn deze vol keren onze voorouders en laten wij, Indi sche mensen, trots zijn op dat vurige, on stuimige zwerversbloed, dat in onze ade ren stroomt. "Vagebonden en avonturiers", zegt de te genwoordige generatie. Maar is niet het le ven zelf een groot avontuur en de mens is in deze wereld als vagebond geboren, een zwerver, een rusteloze zoeker naar ge luk en schoonheid. In die jaren leerden de Nederlanders de ex otische paleizen kennen in Perzië, in het Mogolrijk, in Siam en China, sprookjespa leizen uit de 1001 Nacht, versierd met goud en kostbare edelstenen. Met vorstelijke kooplieden werd handel gedreven en de Ne derlandse schepen vervoerden naar het va derland porcelein en zijde, goud en juwelen paarlen, reukwerken en specerijen. Voor Nederland was het de Gouden Eeuw met Vondel (1587-1679), de vriend van Gerard Huift en met Rembrandt van Rijn (1606-1669) wiens dochter Cornelia met de schilder Cornelis Suythoff huwde en in 1670 met hem naar Indië vertrok. Het Dagh-Register nog eens doorbladeren de treft vooral het mooie, maar moeilijke oud-nederlands vermengd met gallicismen, de grappige verhaspelingen: "Rahia Jam- merbeeck en Melckbeeck" en uitdrukking en: 'men moest Raya Singa van Seylon maar eens op de muts kloppen." Eenkele society-huwelijken werden vermeld: 24 april: trouwt de coopman Constantyn Ranst met juffrouw Hester, dochter van d'heer Di- 22 recteur Generaal Carel Hartsink. Ende wert de bruylojt gehouden ten huyse van syn Ed. hier in 't casteel. 1 mei: trouwt de coopman Roelant de Car- pentier, met juffrouw Anna Thysz. Payart, jonge dochter, wordende de bruyloft gehou den ten huyse van haer Ed. den Gouverneur Generaal. Lajar Terkembang. In enige missives stonden nog een paar vermeldenswaarde bijzonderheden: 15 mey: uit een missieve van Hendrik van IVyk, directeur in Gamron (Bender Abbas in de Perzische Golf): Galiga is in Perzia onbekent. Aengaende de vruchten, daer de zeep van gemaeckt wort, syn Ed. zeyt, dat dese zeep alleen dienstigh is tot wassinghe van 't lichaam en niet van seyde stoffe of andere. Onze larêk-vruchten waren ook geschikt voor 't wasgoed!) De Kirmanse wol en is geen lammeren, maar bocke-wol. Hier van worden de allerfynste al- catyven voor den Coningh ende de grootste van 't ryck gemaeckt. De ordinaire tapyten worden van schapen wol ge were kt en niet van lammeren wol, want het lammeren hayr valt te cort ende en can soo wel niet gesponnen worden .Ook en worden in gheheel Kirman geen lammeren gheschoren, maer wel duysen- den gedoodt, om haer korthayrig grauw of sivart gekryst vel, daer bonte mutsen en an dere kleedinghe van werden gemaeckt. Het schynt een ey gen schap van 't lant van Kirman en Herrat te wesen, dat 't vee aldaer soo sacht van wol valt als in gheheel Persia. Sprekende van de wyn en rose waters flessen, ook van de wynmakerye, seyt syn Ed. dat de wyn in Gam ron noodig is tegen het pestilentiale climaet. In de eerste helft van de 17e eeuw beston den reeds niet alleen zakelijke, maar ook vriendschappelijke betrekkingen met het Perzische Hof, die tot heden toe besten digd bleven. In de Nederlandse Spectator van 1873 en in het tijdschrift Oud Holland, jaargang 1911 stonden gegevens over Hol landse schilders, die de ruïnen van Perse polis schilderden. Nederlandse schilders, die daarna ook Indië bezochten, waren o.a. H. B. Lonckhorst, die in 1644 in dienst was van de Shah van Perzië, Philips Angel, 1660) en Cornelis de Bruin, (eind 17e eeuw). Beroemd waren ook de ruïnen van Babyion en Susa en de Hangende Tuinen van de Assyrische koningin Semiramis in Babyion. De koopmanschappen van Perzië waren in die tijden: kostbare tapijten, leerwerk uit Is fahan, rozenolie uit Sjiras, confituren, ge droogde korma, amandelen, pruimen, kren ten (kismis, naar het eiland Kischm), wijnen paarden, bezoarstenen en edelstenen. Daer syn drie schepen van Bassora (Basra) ge- comen met vrachtgoederen, synde 't eene een Indisch maecksel van de Comp. en de twee andere onder Engelse vlaggen ende opperbe velhebbers, van welcke twee laetste het eene een gehuert schip is van Mondas Naen en het andere toebehoort den Armeniër, Godia Minos. Godia Minos was de voorvader van de fami lie Minos.) In 1653 kwam hij uit Kreta naar Ceylon, zie Tong Tong no 19 van 15 april 1959: Waar onze wieg eens stond. Pertemuan Djodo!) 30 mey: heden wordt de geheugnisse van de verovering deser stede ende jurisdictie volgens jaerlykse gewoonte door openbare danckseg- gingen tot God kerckplichtig geviert. 11 nov.: comt 't schip, 't Slot van Honingen van Malacca, met een missive door den pre sident Joan van Riebeek ende den Raet aldaer aen haer Ed. geschreven, (waarin o.a.) Pedro porco ende besoar voor 't vaderlant en heeft den president niet connen becomen. De echte bezoar-stenen komen uit Perzië zij zijn concrementen, vergroeiingen in de maag van de in Khorasan in N.O. Perzië levende bezoar-bok. Perzisch: pa zahr gif afwassend. Arabisch: fadhzoerh. Spaans en Portugees: bezoar. In een oud Chinees geschrift uit de 1e helft der 12e eeuw werd de bezoar-steen reeds genoemd. Door de sterke transpiratie-ver- wekkende werking werd de steen als een krachtig tegengif beschouwd. In Perzië en Arabië gebruikte men haar tegen allerlei melancholische ziekten. Karei V maakte er gebruik van, "omdat de bezoar het gemoed verfrist en de wolken der treurigheid ver jaagt." Garcia de Orta, die in 1534 als arts en bo tanicus in Goa werkzaam was schreef er in zijn werk: Colloquios dos simples e dro- gas da India, (Gesprekken over de genees krachtige kruiden en drogerijen van India) allerlei bijzonderheden over. De Pedra Porco, Varkens-bezoar of Goeli- galandak vond men op het schiereiland van Malakka en op Sumatra. De bezoar is don kergroen en net zo glad en bitter als de bronsbruine goeliga. Jacobus Bontius (1592- 1631), lijfarts van Coen, Jan Huyghen van Linschoten (1563-1611), Jean Baptiste Ta- vernier (1605-1689), die herhaaldelijk Indië bereisde, om juwelen en bezoar-stenen in te kopen, Georg Everhard Rumphius (1627- 1702) maakten in hun werken melding van deze merkwaardige, kostbare stenen. 6 dec.: comt een versoeck van den jongen Co ning van Jamby aen den Gouverneur Generael Joan Maetsuyker om eenige cleyne diamantjes, die op de wyse van eene water bloeme in 't ronde ged ispon eert en ingeleyt syn, en sooda- Lees verder pag. 23

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 22