uus Monumentaal EXC Dezer dagen kreeg ik een oud nummer toe gestuurd van „Cultureel Nieuws" van Sti- cusa (1954), waarin de hele polemiek was opgenomen, kort voor mijn vertrek uit Indo nesië in de „Nieuwsgier", met mensen als Soetan Moh. Sjah, Sitor Situmorang, Savi- tri, A. B. Loebis, Samuel Intama. Deze namen zeggen helaas de meeste lezers niets, maar dat doen praktisch alle Indone sische namen. Maar een lezer van deze polemiek zei tegen me: „Je bent sinds 1954 in je inzichten geen haar veranderd. Alleen durfde je toen in Indonesië meer van Indonesië te zeggen dan nu in Hol- landl" Het eerste is waar. Maar waarom zou ik veranderen? Wie zoals ik het voorrecht heeft genoten eens tussen dit volk te wo nen van het Koningsplein af tot aan de verste oediks toe, die tegen en voor dit volk gevochten heeft op de oude aarde van Dhoho, en wie zich bewust is van het bloed van dit volk dat in zijn aderen stroomt, KAN niet veranderen. Wat het tweede betreft: er was geen durf voor nodig in Indonesië. Ik sprak met hun stem en in hun stijl en in hun gedachten. De hele polemiek werd gevoerd met een grote waardigheid, welvoegelijkheid en eerlijkheid. Dus had ik meer meestanders dan tegenstanders, maar ook mijn felste tegenstanders zagen mij nooit als een out sider. Eens, toen ik mijn afkeuring in de Nieuwsgier uitsprak over de Pemoeda's, die op Pasar Baroe in brooddronkenheid met hun stens krassen getrokken hadden in luxe-auto's, hield iedereen „zijn hart vast", want morgen zouden ze me op de redactie opzoeken, alles kort en klein slaan en Tjalie tjintjangen. Het gebeurde niet; ik was geen seconde bang, want ik had gesproken alsof ik een van hen was, met hun geweten. En zij zagen mij als een van hen. Maar waarom ik In Holland dan zo „manis" ben? Toen ik acht jaar oud was, maakte ik me thuis in de voorgalerij vrolijk over een jongen op straat, echt een Kemajoran-type (dus batjok teroes, 'kan?). Opeens kwam mijn moeder naar buiten. Met bliksemende ogen. „Er uit jij! Op straatl En scheld weer!" Het tekent mijn ervaring van Ma's harde hand, dat ik geen pak slaag van haar ris keerde, maar de straat op ging. De andere jongen (een kop groter en een ervaren vechter) nam me behoorlijk „te grazen" zoals dat heet. Hoewel ik achteraf inzag, dat hij me met één oog op Ma en zijn toch al gestreelde rechtvaardigheidsgevoel maar matig behandeld had. Deze les in humaniteit heb ik nooit verge ten. Ik scheld niet op en zoek geen fouten bij een land dat zestienduizend kilometer van me vandaan ligt en blijf lekker buiten schot. Ik ben ook nooit bang geweest voor de „Hollandse superioriteit", heb in Indo nesië nooit gescholden op het verre Hol land, maar hier in Holland heb ik voor nie mand een duimbreed geweken. Ze hebben me harder geslagen dan Holland beseft en U beseft. But it is all In the game. Maar het grootste verschil is dit: in Indo nesië was ik insider; in Holland ben ik out sider, ook bij mijn eigen groep (Tjalie doet denken dat wij allemaal petjo spreken, dat wij allemaal jagen, dat wij allemaal van In donesië houden, enz. enz. Hij liegt! Er uit met hem!). Onder de Hollanders heeft al leen het soort van mijn vader mij begrepen, maar voor de rest ben ik een nul. Bij mijn vertrek uit Indonesië schreef NN in de Nieuwsgier: „De meesten kennen je niet, maar je bent voor hen opgegroeid tot een monument van een wonderlijk verleden... Anderen... waarderen het meest wellicht de forse knuppel die je in ons hoenderhok gesmeten hebt vlak voor je vertrek... Dat je (Europa) niet afvalt en dat je evenmin Indonesië afvalt, zullen ze mis- Aan de lezers van Tong Tong, die wij soms positief beloofden dat hun inzending of brief t.z.t. in Tong Tong zou komen, maar welke belofte wij uiteindelijk toch niet konden houden omdat de stroom van actu eler copy en/of onderwerpen van veel gro ter actieve belangstelling te groot werd. Zelfs de pogingen om gelijksoortige brie ven of artikelen zoveel mogelijk te bun delen in één artikel zijn de grenzen van het redactioneel tolereerbare reeds lang ruim overschreden (zie bijv. "1001 Brieven over Discriminatie in dit nummer"), want met grote weerzin zie ik dat dit soort (met TR ondertekende) artikelen steeds in aantal toeneemt. Ik kan me indenken dat sommige mensen zeggen: "Hoe schrijft één vent zó veel bij elkaar!" En het is dan ook duide lijk dat dit niet het werk kan zijn van "één vent" - hoe ijverig schrijver (of grote klets kous) ik ook ben. In Tong Tong is de mens aan het woord, die als mengbloed of de met diep inzicht op de grens van twee culturen geleefd hebbende Europeaan een ander denkpa troon heeft, een verloren eenling in de perimeter tussen de standaardconflicten tussen Oost en West, tussen "Eisen und Blut tijdperk" en het atomische tijdperk, tussen Conservatisme en Progressie, tus sen gezagsuitoefening bij selectie en ge zagsuitoefening bij massa, enz. enz. In de machtige strijdkreten van de massa's gaat onze povere stem ten onder. Een stem die niet links of rechts KAN kiezen, omdat het gelijk op een heel ander terrein ligt! Heb ben wij daarvoor vier en een halve eeuw (sinds de Grote Ontdekkingsreizen) geleefd in een universeel nauw contact, om after all toch als in de Middeleeuwen weer strijd baar tegenover elkander te staan? Met het Europese gelijk aan de ene kant en het Aziatische gelijk aan de andere? Het Chris tendom hier en de Islam of het Boeddhis me daar? Het onsterfelijke machtsconflict tussen "Masters" en "Slaves", al hebben wij nu een feodalisme van olie- en indu strie-baronnen en een proletariaat van ar- beids-syndicaten? En waar zijn de morali teiten gebleven, die wij stuk voor stuk en ten koste van zeeën van martelaarsbloed schien toch eens begrijpen. Goeie reis en tot ziens!" Zie je. Dat is een heel andere levensstijl. Een ander „geestelijk klimaat". Veel van mijn „schuld" is klimaatsschuld. En het kli maatsverschil maakte b.v. mogelijk dat een vertaalde short story van mij in Djakarta een literatuurprijs kreeg, maar dat een TV- station in Nederland mij enige maanden terug in een uitzending van wereldliteratuur een Indonesische schrijver noemde. Koe- maha etaaa! Overigens: als ik tien jaar terug al een monument was (van een wonderlijk ver leden), hoe steenhard moet dat monument nu dan wel zijn! En voel ik er toch wel veel voor met U allen te zingen: „Eèèèn we neme d'r nog één, Want een mens is niet van steen!" Daar gaat-ie! T. R. verworven hebben in duizenden oorlogen en oorlogjes? Alsof er geen eerste wereldoorlog ge weest is, waar duizenden mensen als U en ik dagelijks kansloos stierven in mod der, gifgas en granatenregens, geen twee de wereldoorlog waarin duizenden als U en ik kansloos stierven in atoom "fall-out", gorden wij ons opnieuw aan voor nieuwe strijd. Omdat wij de schijnbaar eeuwige fout maken van Verschil te willen interpreteren als Conflict - en zo scherp mogelijk (de man, die zijn geboortegrond terug wil zien, heet Soekarnistl). Nog steeds (als vijf eeuwen geleden) worden avonturiers, zendelingen en missionarissen geslacht door heidenen, aan wie wij plastic kralen, vuurwater en wapens verkopen. Nog steeds is er schaamteloze bezitscumulatie aan een kant en schaamteloos gejammer over gebrek aan de andere, en ontbreekt aan de ene kant het verlangen om vrijwil lig af te staan uit een teveel, en aan de andere kant de bereidheid om met weinig tevreden te zijnals Christus, als Boed dha. Nog steeds is men doodsbenauwd voor het slaafschap en ontbreekt het in zicht dat dienen geen slavernij is, nog steeds vecht men zich kapot voor de Vrijheid en bestaat geen inzicht in de ver werving van geestelijke vrijheid van het meesterschap of slaafschap. Tong Tong zegt eigenlijk alleen maar "neen" naar twee kanten en ligt daarom in de perimeter van dubbel kruisvuur. Het zijn al deze "neens" die ons blad vullen "tot ver over de rand", en waarmee wij nog vele nummers vele jaren lang zouden kunnen vullen, ook al helpt het niet, want wij kunnen niet anders dan "de mond doen overlopen waar het hart vol van is". Als ik beloften voor het plaatsen van copy niet nakom, als Tong Tong "nog lang niet genoeg zegt", mijn waarden, wees niet boos. Wij zijn met U samen op zoek, wij zijn samen kreupelen die fouten maken en gebreken hebben, maar als wij elkander blijven achten, waarderen en helpen blijft de kans om ergens toch te zegevieren, be houden. T.R. 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 10