Paul J. Seelig
Geboren te Breda 23 februari 1876 - Overleden te Mr. Cornells 12 juni 1945
Apa guna kumpul lagu Djawa,
Djikalau tiada dengan sumbunja!
Apa guna pasang pelita,
Djikalau tiada jang kassi suaral
Bunga melati harumkan sutra!
Bunga mawar dan bunga tjempaka,
Lagu Malakka dan lagu Djawa,
Lagu manis, senangkan Djiwal
Paul Seelig, in Breda geboren en als baby
naar het vroegere Nederlands-lndië gegaan,
heeft tot diep in zijn gevoelig, muzikaal
wezen de betovering ondergaan van het Indi
sche land, van de Indonesische lied- en
muziekkunst en heeft heel zijn scheppend
vermogen ingezet om deze kunstvorm
wereldbekendheid te geven.
Ivre de la lumière
Vive et parjumée
De cette "tie oü s'est amarrée
Son a me chaude!
(Marcel Chabot in zijn Préface
voor ,,Java en Poèmes" van
Alia Baud.)
Zo was het ook met Paul Seelig. Was Indië
voor vele kunstenaars een episode, een
„brief encounter", welke hartstochtelijke be
levenis zij moesten uiten in hun werk, in
prachtige zonovergoten schilderijen, stem
mingsvolle gedichten en gevoelige muziek,
Paul Seelig heeft zich nooit meer kunnen
onttrekken aan de bekoring van de stralende
kleurenweelde van Indië en van de exotische
klanken van de gamelanmuziek.
Reeds in 1810 had zich een tak van de fami
lie Seelig uit Wiesbaden in Breda gevestigd.
De Lt.-Kolonel H. G. Seelig was van 1836-
1852 Gouverneur van de K.M.A. aldaar. De
Regeringsalmanakken van 1877 van het oude
Ned.-Indië meldden Seeligs in Buitenzorg,
Bandoeng, Tjilatjap en Semarang.
De musicus Johann Heinrich Seelig was ver
moedelijk kapelmeester van het legermuziek-
corps in Breda en zijn zoon Paul Johann
werd daar op 18 februari 1876 geboren.
Begin 1877 vertrok het jonge gezin naar
Batavia, waar Johann Heinrich tot kapel
meester van de Stafmuziek was benoemd.
Dit Stafmuziekcorps, in 1836 oorspronkelijk
voor het leger opgericht, gaf ook concerten
in het openbaar, werd later het beste sym-
phonie-orkest van Indië en was een geduch
te concurrent van de in 1848 gestichte
„Muziekvereniging Aurora".
In 1877 werd Johann Heinrich benoemd tot
kapelmeester van de Stafmuziek te Sema
rang. Hier richtte hij de „Muziekinstrumen-
tenhandel Seelig Zoon" op.
De zeer begaafde jonge Paul kreeg zijn
eerste muziekonderricht van zijn vader, in
wiens orkest hij allerlei instrumenten leerde
bespelen: cello (later zijn hoofdinstrument),
viool en blaasinstrumenten; ook kreeg hij
pianolessen.
Semarang was van oudsher het centrum van
de gong- en bonang-smederijen, de koperen
slaginstrumenten der gamelan-orkesten.
Deze werden ook wel in Soerakarta vervaar
digd, maar de pandji's van Semarang, de
smidsbazen, waren uitzonderlijk bedreven in
de afwerking van de pentjoe's (slagknobbel),
die de klankhoogte vormden. Zij werden ge
stemd naar het oude gamelan-orkest, de
„Kandjeng Kjahi Goentoer Madoe" van
Demak. De prachtige, met naga's en ga-
roeda's versierde „gajors" van de gongs en
de bakken voor de bonangs werden in
Japara gesneden en bewerkt. En het zou
niet onmogelijk zijn, dat Paul Seelig reeds
als kind kennis maakte met gamelan-uitvoe
ringen in de „Dalems" van de Regenten van
Semarang, Japara (Raden Adjeng Kartini
1879-1904) en Demak en dat dit de oor
sprong was van zijn grote affiniteit voor de
gamelan-muziek.
Paul Seelig
In 1890, hij was toen 14 jaar, ging hij naar
Duitsland en studeerde aan het beroemde
conservatorium in Leipzig, door Felix Men
delssohn Bartholdy (1809-1847) in 1943 ge
sticht en door wiens invloed Leipzig het cen
trum werd van het Duitse muziekleven. Men
delssohn wist vele beroemde musici als blij
vende of tijdelijke krachten daarheen te
trekken, zoals Ignaz Moscheles (1794-1870,
studiewerken voor klavier, klavierconcerten,
sonaten), Ferdinand David (1810-1873, viool
virtuoos, concertmeester van het Gewand-
haus-orkest in Leipzig; in 1843 benoemd tot
professor in het vioolspel aan het conser
vatorium), Moritz Hauptmann (1792-1868, een
der grootste muziekgeleerden van de 19e
eeuw, cantor aan de Thomasschule te Leip
zig en eerste leraar in theorie aan het con
servatorium, schrijver van: Die Lehre der
Harmonik, Die Natur der Harmonik und der
Metrik), Frédéric Chopin (1809-1849, compo
nist van zeer schone klaviermuziek, vriend
van Liszt, Berlioz, Heine, e.a.), Hector Ber
lioz (1803-1869, grootste romantische toon
dichter van Frankrijk), Ferdinand Hiller (1811 -
1885, beroemde componist en schrijver over
muziek: Erinnerungen an Mendelssohn,
Künstlerleben, übungen zum Studium der
Harmonie und des Contrapunctes), Niels
Gade (1817-1890, de grootste Deense com
ponist uit die tijd: Nachklange aus Ossian,
Aquarellen; bij afwezigheid van Mendels
sohn dirigeerde hij de Gewandhaus-con-
certen, na diens dood werd hij zijn op
volger).
Aan dit conservatorium kreeg Paul Seelig
violoncel-lessen van Julius Klengel (1859-
1903, concertmeester van het Gewandhaus-
orkest).
Theorie-les van Salomon Jadassohn (1831-
1902, leerling van Liszt, uitnemend paeda-
goog, leraar voor theorie, compositie en in
strumentatie, componist van symphonieën,
orkest- en koorwerken, kamermuziek, liede
ren, schrijver van waardevolle werken over
harmonie en contrapunt).
Piano- en directielessen kreeg hij van Karl
Heinrich Reinecke (1824-1910, leerling van
Mendelssohn, klaviervirtuoos, componist van
symphonieën, pianoconcerten, sonatinen,
cello-sonaten en liederen). Reinecke's leer
lingen waren o.a.: Max Bruch (1838-1920;
Kol Nidrei), Edvard Grieg (1843-1907) en
Hugo Riemann (1849-1919, componist en
beroemd schrijver over pianotechniek, frase
ring en voordracht, samensteller van het
„Musiklexicon" en het „Handbuch der Mu-
sikgeschichte").
In 1894 keerde Paul Seelig naar Indië terug,
speelde in het orkest van zijn vader, gaf
piano- en violoncel-lessen en toen hij vol
doende geld gespaard had, reisde hij in
1897 weer naar Europa, nu naar München,
waar de hoogstbegaafde Felix Weingartner
(1863-1943) kapelmeester was van het orkest
van de Hof-opera.
Hier kreeg hij dirigeerlessen van Max Zen-
ger (1837-1905, dirigent van de Oratorium-
Vereniging, componist van opera's, klavier
werken en liederen).
Theorie- en compositielessen van Ludwig
Thuille (1861-1907, vriend van Richard
Strauss en Weingartner, componist van de
opera's Lobetanz en Gugeline en liederen).
Tevens was Paul Seelig cellist in het orkest
van Felix Weingartner (componist van „Sym-
phonische Dichtungen", kamermuziek, strijk
kwartetten, vier dramatische werken: Sakun
tala, Malawika, Genesius, Orestes en liede
ren: die Wallfahrt nach Kevelaar, Blüten aus
dem fernen Osten, Japanische Miniaturen en
belangrijk schrijver over muziek: Ueber das
Dirigieren).
Felix Weingartner had een zeer grote in
vloed op de jonge Seelig en onder zijn be
kwame leiding vervolmaakte hij zijn dirigeer-
schap en ontwikkelde zich zijn composito
risch talent. Uit „Sakuntala" van de beroem
de Indische dichter Kalidasa (5e eeuw na
Chr.) door Weingartner tot een muziek
drama verwerkt, componeerde Paul Seelig
5 liederen: „Fünf Gesange aus Kalidasa's
Sakuntala" voor zang met pianobegeleiding
Op. 2, die hij opdroeg aan de zangeres Elsa
Grebin. De bundel werd uitgegeven door
von Riesz und Erler te Berlijn. In deze perio
de ontstonden ook „Liebesopfer" Op. 4 op
een gedicht van Sacha Elfa, opgedragen aan
de opera-zanger Willi Kraus en „Fünf Lieder,
Malayische Lieder" Op. 7, gewijd aan Hare
Koninklijke Hoogheid Sultanah Khatyah van
Johore.
Met Weingartner maakte Paul Seelig enkele
buitenlandse tournées mee, o.a. naar Oos-
tenrijk-Hongarije. De vriendschap tussen hen
bleef hun hele verdere leven betaan. Voor
een korte tijd was hij kapelmeester van
opera-uitvoeringen in Essen en in Darm
stadt. Ook maakte hij reizen naar Roemenië
en Turkije.
Er bestond in die tijd een grote belangstel-
Lees verder pag. 20
6