Paul Seelig (deel II)
WULJ.S£ELIG
De afbeelding van enkele klavierwerken, te vinden In de biografie over Ravel, door Vladimir Jankélé-
vitch.
Met Maurice Ravel en Richard Strauss onderhield Paul Seelig later een levendige corres
pondentie over de Indonesische muziek en de studie, die hij er van maakte.
(in zijn biographie over Ravel schrijft Vladimir Jankélévitch op blz. 43: "Pantoum: chez
les Malais, déclamation chantée, accompagnée d'instruments", Op blz. 121 staat een af
beelding van enkele klavierwerken, w.o. "Dances from the Malayan Opera, composed by
Paul Seelig.")
Niet alleen de gamelan-muziek op de We
reldtentoonstelling te Parijs in 1889, die
Claude Debussy naar haar salèndro-reek-
sen zijn hele-toons-toonladder deed opbou
wen, ook de studie, die taalgeleerden en
musicologen zoals van Hoëvell, Matthes,
Poensen, Winter, Land, Groneman, Pleyte,
Snouck Hourgronje, Brandes, Joustra, Juyn-
boll, Heerkens, Adriani, van der Tuuk, Kruyt
Klinkert, van Ophuysen, Pijnappel, de bui
tenlanders Crawfurd, Friedmann, Modiglia-
ni, Joest, von Hornbostel, Wilkinson, Win-
stedt, Overbeck, Closson en vele anderen
maakten van de Indische talen en haar ver
wantschappen, van de muziek en de dicht
kunst der Oosterse volkeren, deden de be
langstelling toenemen voor het klankbeeld
van het exotische musiceren.
Vele Europese musici verwerkten de ge
hoorde namen en muziekfragmenten in hun
eigen composities: o.a. Mendelssohn (Auf
Flügeln des Gesanges), Sullivan (The Mi
kado), Puccini (Madame Butterfly, Turandot)
Debussy (Pagodes, Chansons Madecasses)
Gustav Mahler (Das Lied von der Erde op
Chinese gedichten van Hans Bethge), Wein-
gartner (Sakuntala, Japanische Miniaturen),
Dirk Schëfer Javaanse Rhapsodie), Fritz
Kreisler (Tambourin Chinois), Walter Nie
mann (Bali, Alt China, Japan Cyclus).
Paul Seelig bleef niet in Europa. Zijn hart
trok naar Indië, het land van zijn kinder
jaren, niettegenstaande de kritiek, die som
mige schrijvers juist in die tijd over Indië
publiceerden: Bas Veth: "Het leven in Ne-
derlandsch-lndië", Chailly-Bert: "Java et
ses habitants: une société sans art, sans
culture, sans réligion, sans idéal".
In 1900 keerde hij terug en aanvaardde
het kapelmeesterschap van het Symphonie-
orkest van de Soesoehoenan van Soera-
karta. Hij gaf muzieklessen en begon aan
de studie van de gamelan-muziek, die vorm
kreeg in zijn standaardwerk "Gending Dja-
wi", dat van onschatbare waarde voor het
nageslacht zou worden.
De Gêndings of gamelan-wijzen voor pélog
en salèndro hebben alle een bepaalde be
stemming. Zij worden gespeeld bij het be
groeten van de gasten; bij hun heengaan;
bij de aanvang van een feest; bij het op
komen van dansers en danseressen; bij hun
aftreden, als de dans is afgelopen; bij de
begeleiding van de sêrimpi- en bêdojo-dan-
sen. Enkele behoren bij het verschijnen van
bepaalde toneelfiguren in het wajangspel;
bij een toneelgevecht; enz.
De adat schrijft voor, wanneer de Gêndings
gespeeld mogen worden: de Laras-nèm van
's avonds 7 tot 12 uur, de Laras-songa en
-limo van 's nachts 12 tot 3 uur en van
's middags tot 7 uur, de Laras-mênjoera en
-barang van 's morgens 3 uur tot de mid
dag. 200 Gêndings voor pêlog en salèndro
verzamelde Paul Seelig en noteerde ze in
ons notenstelsel, "opdat", zoals hij in de In
leiding schreef, de melodieën, voorname
lijk de oudere wijzen, in haar toonvorm en
tonaliteits-opvolging voor de toekomst be
houden zouden blijven. Elke "njiaga" onder
richt zijn leerling in het spelen der Gên
dings door wedergave uit het hoofd, zoals
hij zelf door overlevering de melodieën in
zich heeft opgenomen. Door dit overnemen
en overbrengen konden vele variaties wor
den aangebracht of fragmenten weggela
ten. Daarbij was de invloed van de Wester
se beschaving een gevaar voor het behoud
van de oude Javaanse muzikale kunst".
Deze laatste opvatting werd volkomen door
Jaap Kunst gedeeld!
Bij vele Gêndings noteerde hij de gong-,
de kênong en de ketoekslagen. Bij no 198
"Gambir Sawit" voor pêlog is daarenboven
ook de rêbab-, bonang-, dêmoeng-, en slen-
tèm-melodie aangegeven. De "Gênding Dja-
wi-" werden in 1922 bij "Edition Matatani"
in Bandoeng uitgegeven.
Deze Gêndings werden door Paul Seelig
beschreven en toegelicht in zijn boek over
de Indonesische Muziekgeschiedenis, dat
in 1937 in manuscript geheel gereed was.
In brieven, die hij in dat jaar naar zijn ge
zin in Holland schreef, stond o.a.: "Ik ben
nu weer zo bezig aan de Indische Muziek
geschiedenis, om alles klaar en duidelijk
t.z.t. na te laten. Over de Dajak-muziek zal
Seubring een Engelse vertaling maken voor
een Amerikaans tijdschrift. De Timor-muziek
heb ik in het Duits afgemaakt."...En later:
"Ik kan geen hulp vinden, om het verzamel
de materiaal uit te geven. Kon bijna Dr. K.
Haluse engageren, om voor gezamenlijke
kosten mijn Indische Muziekgeschiedenis te
drukken, maar hij moest te gauw weer ver
trekken".
Als dit studiewerk bewaard was gebleven,
zou het een unicum geweest zijn op het
gebied van de muziekgeschiedenis. Vele
musicologen, zoals Joh. Snelleman, Jaap
Kunst e.a. schreven bijdragen voor de 'Ver
handelingen' van het "Koninklijk Batavaas
Genootschap van Kunsten en Wetenschap
pen". Maar het werk van Paul Seelig zou
een standaardwerk geworden zijn, zoals de
"Muziekgeschiedenis" van Dr. H. Ph. Ber-
net Kempers of de "Ontwikkelingsgang der
Muziek" van S. van Milligen en Sem Dres
den.
Tot 1907 bleef Paul Seelig in Soerakarta;
toen kreeg hij een uitnodiging om muziek-
adviseur en kapelmeester te worden yan
het Koninklijk orkest te Bangkok in Thai
land. Daar regeerde in die jaren Koning
Chulalongkorn, de grootvader van de te
genwoordige Koning Bohimpol. Paul See
lig bestudeerde er de muziek van het zo
muzikale, kunstlievende Thailandse volk. Hij
componeerde een Siamese Hymne voor or
kest: Maha Thjay Victory, die volgens
een recente mededeling van de Thailandse
Ambassade in den Haag, nog steeds bij el
ke feestelijke gelegenheid gespeeld wordtl
Ook gaf hij een bundel "Siamesische Mu-
sik" uit.
In 1910 vestigde Paul Seelig zich te Ban
dung en zette daar de "Muziek-instrumen-
tenhandel" van zijn vader voort onder de
naam: Piano- en Muziekhandel J. H. See
lig en Zoon". Ook richtte hij een muziek
uitgeverij op, die in 1918 "Edition Matata
ni" genoemd werd. Voor Europa was de
vertegenwoordiger Hug Co. te Leipzig.
Dit verblijf in Bandoeng zou hij alleen
maar onderbreken voor studiereizen naar
Europa in 1914, 1922, 1928, 1930, 1932 en
1936 naar verschillende steden, waar zijn
composities werden uitgevoerd.
In Nederland leerde hij in 1914 Louise Mat-
hilde Alberti kennen. Het werd een liefde
op het eerste gezicht en samen keerden
zij terug naar Bandoeng. Aan haar wijdde
hij zijn "Liebeslied" Op. 25.
Vele volkswijzen en -liederen verzamelde
Paul Seelig: pantoens, krontjongliederen,
lagoe's, die bij gamelan-uitvoeringen wer
den gezongen, Javaanse, Soendanese en
Molukse liederen en muziek.
Lees verder pag. 11
10