OUD EN NIEUW CHINA- EN MAO TSE TUNG Vervolg van pag. 5 de CPC (Comm. Partij China), waarvan de jonge Mao mede-oprichter was. De toe stand werd daarna in China zo mogelijk nog chaotischer (terwijl intussen aan de Bund in Shanghai door het buitenland mil- liarden verdiend werden!). Wie in deze periode de carriere gevolgd zou hebben van Mao Tse Tung (hij was toen nog practisch onbekend) zou hem vermoedlijk aangeslagen hebben als een volslagen onbetrouwbaar politicus, zó vaak wisselde hij van allianties en inzichten. Nu eens pro CPC anti Kuo Min Tang, dan weer omgekeerd, nu eens pro Tsjiang Kai Shek, dan tegen, voor Rusland en dan weer tegen zijn absoluut onbegrijpelijke positie-keuzes tussen de "war-lords" en zijn beroemde Grote Mars van 6000 mijl. Wie echter Mao zelf vasthoudt en minder kijkt naar zijn po litieke en strategische "avonturen", ontdekt dat deze man van het eerste begin af ge weten heeft wat hij wou, en doorgezet heeft wat hij goed achtte voor China. Alle wes terse ideologieën, alle tijdelijke allianties en fusies zijn ondergeschikt. Wie China begrijpen wil, moet Mao begrijpen. En een sleutel tot deze kennis, is de kennis van de oude Chinese cultuur. In het westen heeft men zich echter alleen vrolijk gemaakt over de spotpren ten van Mao, men heeft gemeesmuild over de wa tersnoden, oogstmislukkin- gen en mislukte industriële campagnes. Men heeft nooit beseft dat China met zijn ontzaglijke volk, al deze tegenslagen hebben kon. Dat menig offer alleen een knappe zet was op het schaakbord van positieve vooruitgang. Wie de laatste reisbeschrijvingen leest over de succesvolle industriële inspanningen, de geweldige waterwerken en mijnindustrieën, het fantastische verbindingen-net over heel China (ik schreef enkele maanden terug een klein artikel hierover dat aan de aan dacht ontsnapte), beseft dat wij knappe westerlingen ons in onze beschouwingen van China en Mao deerlijk vergist hebben. En dat wij moeten beginnen onze houding t.o.v. China grondig te herzien. Het is mogelijk uitgebreider op deze materie in te gaan, omdat zij te omvangrijk en ingewik keld is om dit beperkte kader begrijpelijk voor te stellen. Men moet zelf maar in bi- bliotheca en moderne tijdschriften zijn ken nis verruimen. Het is interessante en actu ele studie. Bij de beschouwing van China hebben we niet alleen te gemakkelijk de fout ge maakt van China te meten met westerse maatstaven, maar wij hebben ons te veel laten leiden door ons typisch Europese Ondergangs-syndroom" en voortdurend de definitieve ondergang van China verwacht, terwijl de Resurrectie, de hergeboorte al de cennia lang aan de gang is. Het is inder daad waar dat de "ondergangs-symptomen" van China vaak zó gigantisch waren, dat het onmogelijk scheen wat anders te ver wachten dan een volkomen débacle. Als we bijvoorb. vinden dat in 1937 de Chinese munt de yuan nog zó sterk was, dat men er drie kon kopen voor 1 dollar, en dat in 1948 de koers 1 op 12 millioen was (I), maar dat de Chinese stan daard zich (na het onontkoombare bank roet) zo hersteld heeft dat NU alle westerse mogendheden over elkanders benen strui kelen om handelscontacten met China te sluiten, dan krijgen we een idee van het enorme recuperatievermogen van het Chi nese volk. Als U als Indischman wat minder luistert naar al het "politieke momoh-geschreeuw", maar een serieuze studie maakt van de jongste reisbeschrijvingen en rapporten uit China, dan krijgt U een andere kijk op Azië. Goed en langdurig foto's bekijken, dwars door schijn en "evidentie" heen. Niet zeggen: de nieuwe Bund in Sjanghai haalt niet bij de oude. Kijk naar de zelfgebouwde tractie, kijk naar de gezonde sterke mensen. Staar U niet blind op het gebrek aan zichtbare rijkdom, kijk naar de nuchtere cijfers van stijging van het nationale inkomen en de grafieken van de GNO (Gross National Output). En meet dienovereenkomstig de situatie in meer landen in Z.O. Azië. De "belache lijke koers van de roepiah" is ook mis schien alleen maar fase in de ontwikkeling naar een andere economie. Welke? Wie de geschiedenis van Z.O. Azië regel matiger bestudeert, leert dat het welvaarts patroon hier altijd gebaseerd is geweest op de agricultuur. En dat zal wel zo blijven ook. Om het grof te zeggen: niet op wat ieder mens hebben moet, maar op wat ieder mens te eten heeft. Ik voorzie dus voor Z.O. Azië geen industrieel-economi- sche welvaart van westers materialistische aard, maar een welvaart die gebaseerd is op de basisbehoeften van het volk. Geen dollar-pond-block, maar een "rijst-blok" van China over Achter-lndië naar Indonesië, want zo is het altijd geweest en goed geweest. Zou een eventuele omschakeling zich in de komende jaren voltrekken? Na een halve eeuw? Of toch nooit? Maar naar mijn ge voel is de tendens in die richting voortdu rend aanwezig. Gebaseerd immers op wet ten van klimaat en natuur. Zullen wij arme mensen het pas weer leren na veel tranen, veel bloed en veel geld? China, Achter-lndië en de Indonesische archipel zijn sinds vele eeuwen de rijst- voorraadschuren van Oost Azië geweest. Op de agricultuur zijn alle Oost-Aziatische beschavingen altijd gebaseerd geweest en van een omvang en perfectie als Europa nooit gekend heeft. Wij hebben zelf in krijgsgevangenschap geleerd dat de werke lijke bestaansbasis in Oost Azie het bordje rijst is. Beschaafdheidsvormen, religie, poli tiek, enz. enz. zij zullen alle wankel blijven als het bordje rijst wankelt. En we mogen nog zo'n ophef maken van het "de mens zal bij brood alleen niet leven", brood (of het bordje rijst) wordt het eerst genoemd. China's hoogste krachtsinspanning van de laatste veertig jaar is geconcentreerd ge weest op de reparatie van de agrarie als basis van het nieuwe China (niet industrie, niet de handel!). Wie de cijfers volgt van de toename van de rijst- en tarweproductie, van de kedelee-productie, van de intensie ve waterbouwkundige verbeteringen, ziet direct dat China zijn eigen beproefde economische balans aan het herstellen is. Wie dan daarnaast de politieke verwik kelingen leest van de laatste vijftig jaar, de ontzettende binnenlandse oorlogen, de ver woestingen van de Japanse legers, de on dermijning door de Europese handel, die staat alleen verbaasd dat zulk een Resur rectie heeft kunnen plaatsvinden in zulk een korte tijd, zonder één cent steun (van de door Amerika aan practisch alle andere landen ter wereld verstrekte steun ten be drage van in totaal 19.000.000.000 heeft Rood-China geen cent gehad) en met zes honderd millioen magen te vullen. We onderschatten verder de Chinese in telligentie op letterlijk elk ander gebied. Als we nagaan dat de zeer weinige Chinezen in het buitenland ettelijke Nobelprijswinners hebben geleverd, kunnen wij begrijpen dat de 600 millioen in China topprestaties moe ten leveren op elk gebied. China startte twintig jaar geleden voor het eerst in zijn his torie met staalpro- ductie met "bela chelijke oventjes in ,/olkscommunes" (wat is daarmee ge spot in het buiten land!) en is nu reeds No. 6 op de wereld- lijst van staalproducenten. En Mao heeft ge zegd dat het Engeland zal voorbij streven. Wie twijfelt? Volgen we China's metamorphose met aandacht en bekijken we aandachtig de ver anderingen in de omliggende landen, zelfs inclusief Indonesië, dan vinden we veel "patroon-trekken" buiten China terug. In In donesië lijken prof. Panglaykim's ideeën over een economische heroriëntatie (vooral zijn opvattingen over de z.g. sandang-pan- dang artikelen - artikelen ter bevrediging van de eerste levensbehoeften) veel op Mao's ideeën over China's nieuwe econo mie. Dit zegt echter vooral niet dat dat een Chinese cultuur-overheersing vanuit China voor "de rest van O. Azië" dreigt. De Sino-Maleise culturen hebben altijd veel punten van overeenkomst gehad die niet alleen uit rasmenging verklaard kunnen worden. Een apart denk-patroon is hier aan wezig, dat vermoedelijk voor vele westerse ideeën niet ontvankelijk zal kunnen zijn. Wie nog even de wereldkaart voor zich neemt en de sporadische brokken wereld historie in zijn hoofd op die kaart uitstalt, ziet al spoedig dat er altijd basisverschil len zijn geweest tussen de beschavingen van het Westen en het Midden-Oosten, die Lees verder pag. 21 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 6