Het lijk in de poort
Maandenlang hebben we er pal tegenover gewoond. Zittend in het open voorgalerijtje van
de voorste kamer in de linkervleugel van het oude Hotel Jansen te Semarang keken we
over de straat heen bijna recht onder de poort door in het beschaduwde erf van het Oude
mannenhuis. Maar als kind - het was in 1908 - had je noch voor de oude poort, noch
voor wat daarachter lag veel belangstelling. Die ging veel meer uit naar het komen en
gaan van telkens weer andere hotelgasten, naar knikkeren op het rode plavuizen gemet
selde terras aan de weg, waar af en toe een fanfarecorps de hotelbewoners op schet
terende marsmuziek kwam onthalen, en vooral naar de achter het hoordgebouw gelegen
paardestal van de bij het hotel behorende rijtuigverhuurderij. En dan had je het verwilderde
achtererf van een aangrenzend onbewoond huis, waar je over de daken heen in kon klim
men.
Op onze laatste autotocht door Java, kort
voor de gele invasie - we hadden een vaag
voorgevoel dat dit wel een afscheid zou
betekenen van de kotta's en de huizen van
onze kinderjaren - logeerden we vanzelf
sprekend in het oude hotel en het toeval
wilde in dezelfde kamer waar we ruim der
tig jaar tevoren hadden gewoond. De poort
stond er nog altijd, stoer en onverzettelijk
en ditmaal bekeek ik ze met meer belang
stelling dan vroeger. Ik nam er een kiekje
van, dat in de loop van de volgende veel
bewogen jaren verdween tussen honderden
andere foto'tjes die nooit in een album wer
den geplakt, en volkomen werd vergeten.
Tot een oud-Semaranger, de heer L. F. M.
Busselaar, ons niet lang geleden in een
door hem als amateur-historicus naar au
thentieke gegevens en persoonlijke herin
neringen samengesteld manuscript over zijn
geliefde stad een romantische bijzonderheid
over de oude poort onthulde, die, wanneer
ik er dertig jaar eerder van geweten had,
mij er beslist op zou hebben doen klimmen.
Het verhaal lijkt me interessant genoeg om
het met mijn kiekje, dat ik na lang zoeken
terugvond, hier te laten volgen.
"Omstreeks het jaar 1820 - zo schrijft de beer
Busselaar - werd door de weduwe van een
Engelse officier wier naam onbekend moest
blijven aan het Gouvernement van Nederlands-
Indiê vermaakt: de -door haar in 177b gestich
te inrichting tot verblijf van oude gewezen
militairen van land- en zeemacht, het bekende
Oudemannenhuis te Semarang, een en ander
onder beding, dat aan deze gebouwen geen
andere bestemming mocht worden gegeven en
de inrichting nimmer mocht worden verplaatst.
De toenmalige regering heeft bij G.B. van 18
juli 1820 het legaat aanvaard terwijl bij
Staatsblad ddo 29 Juli 1820 No 32 werd vast
gesteld de "Resolutie van den G.G. in Rade
van dezelfde datum No 4, waarbij gearres
teerd wordt een reglement- op het bestuur en
de inrichting van het proveniers- of oudeman
nenhuis te Semarang"
Voor wie met de Secretariestijl ook maar
enigszins vertrouwd is kan aan de authen
ticiteit van deze historie niet de geringste
twijfel bestaan... Wat ons echter puzzelt is,
of de anonimiteit van de brave weduwe in
de in 1820 nog maar kleine Semarangse
samenleving is bewaard gebleven.
Nu echter volgt de romantische noot van
deze geschiedenis als we verder lezen.
"Als bijzonderheid zij hier vermeld, dat de
schenkster IN DE POORT toegang gevende
tot deze inrichting BEGRAVEN IV AS. waar
door het stellen van bovengenoemde voor
waarde enigszins begrijpelijk uordt. Het be
wustein het handelscentrum gelegen pand.
was zeer gewild, getuige het voor die tijd
zeer hoge bod van f. 200.000dat door
een der handelshuizen voor het gebouwencom
plex werd gedaan. De regering heeft echter,
hoewel de gezondheidstoestand van de buurt
wel wat te wensen overliet en de gebouwen
na een gebruik van anderhalve eeuw dringend
vernieuwing behoefden, nooit aan vervreem
ding of verplaatsing van de inrichting ga-
dacht" (waarvoor onze hulde. H.B.)
"Toen Nederlands-Indië in Februari 1942 ge
dwongen werd mede aan de tweede wereld
oorlog deel te nemen, aldus de heer Busse
laar - was het oudemannenhuis nog geheel
intact". (Zie de in 1940 genomen foto) "Wat
er nadien met de bewoners van deze inrich
ting is gebeurd, is mij niet bekend. Bij mijn
terugkeer in Semarang in Mei 1946 viel mij
op, dat het gebouwencomplex in gebruik was
genomen door de plaatselijke politie, terwijl
het bovengedeelte van de oude toegangspoort
waarin zich het stoffelijk overschot van de
schenkster bevond, was verwijderd. Als amb
tenaar bij het Rechtsherstel informerende bij
de Lands gebouwendienst naar de reden van
dit schenden van de als oudheid .steeds geres
pecteerde poort en naar het stoffelijk over
schot dat daarin was gemetseld, kreeg ik tot
bescheid, dat men niet wist met een oudheid
te maken te hebben en nog minder dat er
iemand in die poort begraven zon zijn, en
dat het bovenstuk van de poort was verwij
derd omdat de politie-vrachtauto er anders
niet door kon en dat het puin gewoon was
weggegooid. Het wijzen door mij op het jaar
tal 1773 op de linkerpilaar van de beschadig
de poort (op mijn foto anno 1940 prijkt het
nog duidelijk zichtbaar in bet midden. H.B.)
had enkel tot gevolg dat de volgende dag dat
De Semarangse poort
in nog ongeschonden
staat met vlak boven
de doorgang het jaartal
1775. Dit kiekje nam
Hein Buitenweg In 1940
en het bleef, o wonder,
al die bewogen jaren
bewaard en kon n.a.v.
het relaas van de Heer
Busselaar gelukkig weer
worden opgediept.
jaartal was verwijderdEen oudheid ging hier
verl'oren en djt gebeurde door een instantie
van de in 1946 nog goed functionerende rege
ring van Nederlands-Indik''
Tot zover het interessante en zeker niet van
romantiek ontblote relaas van de heer Bus-
seiaar. We kunnen ons als anak-Semarang
de sakit-hati van de aan zijn stad gehechte
piëteitsvolle kroniekschrijver best indenken.
Maar ter verontschuldiging van de toenma
lige overheid mag wel worden aangevoerd
dat ze in die veelbewogen naoorlogse da
gen, vermoedelijk wel gewichtiger zaken aan
het ambtelijk hoofd had dan een oude poort
anno 1775. Toch, met hoeveel meer bef
langstelling bezien we de foto van dit bouw
sel nu we zijn geschiedenis kennen, waar
van wij nooit eerder gehoord hadden. En
we vragen ons af hoeveel oud-Semarangers
haar kennen.
Op Java hebben we vaak peinzend stilge
staan voor geweldige en bizarre steensta
pelingen boven de resten van langgestor-
ven lieden: bij de oude graven bij de ruïnes
van fort Speelman in het Bantamse, bij de
enorme afgeknotte piramiden en de witge-
kapoerde zuilen op de verwilderde begraaf
plaats in het stille Rembang. We hebben
ietwat beklemd. rondgedoold tussen de
dicht aaneengesloten 'grafmonumenten op
de Parijse kerkhoven en over het pompeu
ze Campo Santo van Genua. Maar vermoe
delijk wel uniek in de geschiedenis van het
begrafeniswezen is de inmetseling van de
stoffelijke resten van de Engelse officiers
weduwe boven in de poort van het Oude
mannenhuis te Semarang
En wat mag deze weldoenster, wier naam
we zelfs niet kennen, bewogen hebben een
zo ongewone laatste rustplaats te kiezen?
Vrouwelijke ijdelheid, gezien haar wens on
bekend te blijven, kan het niet zijn geweest
Misschien het verlangen te rusten in de on-
middelijke nabijheid van de oude krijgslie
den, wier lot zij zich had aangetrokken, zo
als het de wens van Napoleon was dat zijn
as zou rusten bij het volk dat hij zo had
liefgehad. Maar de oude mannetjes moeten
toch wel geweten hebben van de dode
poortwachtster en eerbiedig het hoofd heb
ben ontbloot, telkens als zij op hun stram
me krijgsmansbenen onder de oude poort
doorgingen HEIN BUITENWEG
11