n.fln
BUDDHA'S HAND
Chinese vertellingen
Ritselende rijmpjes van
PIERTJE PELIKAAN
Heel lang geleden lag op de top van een
hoge berg, die de Bloesemberg werd ge
noemd, een wonderlijk gevormd stenen ei.
Niemand wist, hoe het daar gekomen was,
niemand had het gezien, want niemand was
ooit zo hoog op de berg geweest.
Het ei lag daar op een plekje groen gras,
tot het op een dag met luid gekraak open
brak. Een Aap kwam er uit te voorschijn,
een Aap met een lichaam van glanzend ge
polijste steen.
Al heel gauw was de mooie Aap omringd
door een troep nieuwsgierige apen, die al
le opgewonden door elkaar babbelden en
kwetterden. Weldra schenen zij een besluit
genomen te hebben, want een van hen
kwam naar voren en vroeg de stenen Aap,
of hij hun Koning wilde zijn. Deze stemde
onmiddellijk toe, want hij vond zichzelf zeer
geschikt om over hen te regeren.
Na zijn huldiging besloot hij een reis te
maken, om de wereld te zien en om wijs
heid te vergaren. Hij daalde de berg af en
trok verder, tot hij de zee bereikte, waar
hij een vlot vervaardigde en wegvoer. Toen
hij de overkant van de oceaan bereikt had,
ging hij aan wal en reisde naar een oord,
waar een vermaarde tovenaar verblijf hield.
Hij haalde deze over, hem alle mogelijke
toverkunsten te leren. Hij leerde zich on
zichtbaar maken, zich hoog in de lucht ver
heffen en met één enkele sprong kon hij
duizenden mijlen afleggen. Toen vond hij
zich knapper en sterker dan ieder ander en
besloot zich tot Heer van de Lucht uit te
roepen.
"Hebt Gij het gehoord van de nieuwe Ko
ning der Apen?" vroeg op een dag de Dra
ken Prins aan Heer Buddha, toen zij samen
in het Hemelpaleis zaten. "Neen", ant
woordde Heer Buddha, "wat is er met hem
aan de hand?" "Hij is een boosaardige
deugniet" zei de Draken Prins. "Hij heeft
allerlei toverkunsten geleerd en weet meer
dan ieder ander in de hele wereld. Nu wil
hij de Luchtgod uit zijn paleis verdrijven
en zelf Luchtgod worden. Ik heb beloofd,
Uw hulp in te roepen, om een eind te ma
ken aan de wandaden van deze onbehoor
lijke stenen Aap".
Heer Buddha stond op en samen gingen zij
naar het Wolkenpaleis van de Luchtgod.
Daar zagen zij, hoe de stenen Aap zich
misdroeg en iedereen beledigde en hoonde
die probeerde tussenbeide te komen.
Heer Buddha kwam naar hem toe en vroeg
rustig: "Wat wenst gij?" "Ik wil de Lucht
god zijn!" antwoordde de stenen Aap. "Ik
kan alles veel beter leiden en besturen, dan
zoals het nu gebeurt. Kijk eens, hoe ik kan
springen!" De Aap nam een sprong. In een
oogwenk was hij uit het gezicht verdwenen
en het volgende ogenblik was hij weer te
rug. "Kunt Gij mij nadoen?", vroeg hij aan
Heer Buddha
Deze glimlachte slechts en sprak: "Ik wil
een overeenkomst met U aangaan. Ge komt
met mij mee naar buiten en ga.at op mijn
hand staan. Als ge dan uit mijn hand kunt
springen, zult ge de Luchtgod zijn, zoals
gij het gewenst hebt; maar als ge niet uit
mijn hand kunt springen, wordt ge terug
gestuurd naar de Aarde en komt ge nim
mer meer in het Wolkenpaleis".
De stenen Aap lachte luid, toen hij dit hoor
de en riep: "Uit Uw hand springen, Heer
Buddha. Wel, natuurlijk kan ik dat gemak
kelijk doen!"
Toen traden zij samen uit het Wolkenpaleis.
Heer Buddha opende zijn hand en de ste
nen Aap stapte er op. Hij maakte een reu
zensprong en weg was hij. Voort ging het,
tot hij aan het einde van de wereld geko
men was. Daar stopte hij en terwijl hij grin-
nekend bedacht, dat hij nu spoedig de
Luchtgod zou zijn, zag hij plotseling vijf
grote rode zuilen aan de uiterste rand van
de afgrond staan. Hij besloot een merk
teken achter te laten, om te kunnen tonen
hoe ver hij werkelijk gesprongen was.
Op de middelste zuil kraste hij een teken,
met de bedoeling, Heer Buddha daarheen
te brengen, opdat Deze het met eigen ogen
zou kunnen aanschouwen.
Toen hij dit gedaan had, nam hij opnieuw
een grote sprong en in een oogwenk was
hij terug in Heer Buddha's hand.
"Wanneer begint ge nu te springen?" vroeg
Heer Buddha, toen de Aap op de grond
stapte. "Wanneer?", riep de Aap spottend.
"Wel, ik ben naar het uiterste einde van de
Aarde gesprongen. Als Gij weten wilt, hoe
ver weg ik geweest ben, verzoek ik U, op
mijn rug te klimmen en ik zal U er heen
brengen. Dear staan vijf rode zuilen en op
de middelste heb ik een teken achterge
laten".
"Kijk eens hier, Aap" zei Heer Buddha,
zijn hand uitstekende, "bekijk dit eens".
De stenen Aap keek. Op de middelvinger
van Heer Buddha's hand stond precies het
zelfde teken, dat hij op de rode zuil had
gekrast.
"Ziet gij", zei Heer Buddha, "de hele we
reld ligt in mijn hand. Gij zoudt er nooit
uit hebben kunnen springen. Toen ge
sprong en dacht, dat ge uit het gezicht ver-
Jaren gaan en Jaren komen,
alles draait om Panta Rbei
mag ik in de herjst nog dromen
over wat ik 's zomers zei?
Mag ik soms in stilte toeven
bij de dingen ver opzij
die geen grote trom behoeven,
nu hun wezen huist in mij?
Mag ik misschien vele dagen
even denken hoe het was
en in diepe ootmoed vragen
of ik ooit wel écht genas?
Moet mijn hart dit-alles dragen
-dubbel, als ik hier niet pas
en mijn ziel mij hierin schragen
tot mijn laatste bete bras?
'n Paviljoen...tjemara's ruisen...
palmen langs een stille laan...
't eeuwigdurend zachte bruisen
van een kali onder 't raam...
d'ijle klanken van een kuise
gamelan door 't licht der maan
tot ten leste 's morgens huis en
erven in de nevel staan
In de kring van oude vrienden
-hormat aan voorbije tijd
is dat alles t'rug te vinden
bij een handdruk en een pait.
Schichtig als een ranke hinde
is zo'n sfeer, die vroom belijdt,
dat zij ons zal blijven binden,
want dat raak je nooit meer kwijt
dwenen waart, was mijn hand al die tijd on
der U.
Niemand, zelfs niet een stenen Aap, kan
ooit buiten mijn bereik komen. En nu, keer
terug naar de Aarde en leer te onthouden,
waar uw plaats is". CORRA CORRA.
Chinese Fairy Tales. Prof. Herbert A. Giles.
"De hele wereld ligt in mijn hand"